1 Lambertus Belder en Mevrouwe Clasina Oester, weduwe van Johan van Harn verklaren zo tezamen als ieder afzonderlijk zich te stellen ten behoeve van de stad Arnhem en de Commissie van Financien uit de Magistraat dezer stad tot borgen voor zodanige somma van 6609 gl. 5 stuiver en 6 penningen als bij de laatste en conclusieve rekening van wijlen de stadsrentmeester Otto van Olden en de gedane liquidatie gebleken is dat deze stad van dezelve en zijn erven te vorderen heeft en en voor de prompte voldoening van gemeld slot van 6609 gl. 5 stuiver en 6 penningen, door de erfgenamen en weduwe van wijlen O. van Olden te voldoen, te verbinden hun personen, erfgenamen, gerede en ongerede goederen; [enz.];

2 Mr Evert Jan van Ommeren en vrouwe Allegonda Jacoba Verweijde e.l. verklaren bij koopcontract d.d. 17-03-1807 verkocht te hebben en alnu te cederen en te transporteren aan en ten erfelijke behoeve van Johannes Hermannus Aalbers en deszelfs ehevrouwe Magdalena de Ligne een huis en erve, staande en gelegen binnen deze stad in de Bakkerstraat [enz.] [enz.] en zulks voor een somme van 5000 gl. Hollands geld, waarop werkelijk in mindering is betaald een somme van 1000 gl.; Wijders compareren Johannes Hermannus Aalbers en Magdalena de Ligne e.l. die bekennen de resterende kooppenningen ter somme van 4000 gl. aan e.l. verkopers schuldig te zijn gebleven, aannemende en belovende om jaarlijks te zullen afleggen een somme van 1000 gl. en het niet afgeloste te zullen verrenten met 3 percent jaarlijks [enz.], voor welke resterende kooppenningen, hoofdsom en interessen, e.l. debiteuren verklaren te verbinden hun personen en goederen en daarvoor bovendien tot een speciaal hypotheek en onderpand te stellen het hiervoor aan hun opgedragen huis; [enz.];

3 De heer Mr Willem Jan Tulleken, oud-lid van het Departementaal Bestuur van Gelderland, voor zich zelf als eigenaar van viertiende gedeeltens van nagemelde obligatie en voorts in kwaliteit van gemachtigde van de heer Alidanus Johannes Greven en vrouwe Johanna Francoisa Henrietta Tulleken e.l. als eigenaren van drietiende gedeeltens in dezelve obligatie bij acte, op 09-01-1808 voor burgemeesters en schepenen en raad der stad Zwolle gepasseerd, mitsgaders als gemachtigde van de heer Mr L.J. van der Sluis, scholtis des ambts Rhede, en vrouwe Anna Jacoba Tulleken e.l. voor drietiende gedeeltens eigenaren van dezelve obligatie bij acte, op 21-02-1808 voor Isaac Nijhoff, scholtus des ambts Rosendal, en geerfde gerichtslieden gepasseerd, verklaart pro se et q.q. te cederen, te transporteren en in volle vrije eigendom op te dragen en over te geven aan en ten erfelijke behoeve van Isaac Nijhoff en Anna de Gast e.l. een kapitale somma van 10000 gl. Hollands, zo bij obligatie en actens van vestenis op 24-02-1774 door de heer geheim Raad Mr Johan Peter ter Oerde in kwaliteit van gemachtigde van Ludwig Carel Otto vorst van Salm Salm, wildgrave van Dhaun en Kijrburg, Reingrave van Stein, souverain heer van Anholt, hertog van Hoogstraten, aftergrave van Alost, heer van Loon op Zand, voor de heer C.A. H. de Lalane du Thaij, drossaard der heerlijkheid Genderingen en Etten, en gerichtspersonen H.rm Kuiper en S.D. Boeveldt wegens geleende penningen is schuldig beleden aan wijlen de heer Mr Willem Jan Tulleken, in leven leengriffier des vorstendoms Gelre en graafschaps Zutphen, na wiens overlijden dezelve bij magescheid d.d. 24-10-1782 is toegedeeld aan de nu ook overleden heer Mr Derk Tulleken en alnu, deze mede overleden zijnde, aan comparant en deszelfs constituanten bij mageschied d.d. 16-03-1807 ieder voor het hier voorgemelde aandeel; [enz.] [enz.]

4 Fredrik Hendrik Ammon, wonende binnen deze stad [enz.], verklaart verkocht te hebben en alnu te cederen, te transporteren en in volle en vrije eigendom op te dragen en over te geven aan en ten erfelijke behoeve van Hendrik Willem Grob en Maria ter Haar e.l. een huis en erve, staande binnen deze stad in de Broerestraat [enz.] en bekent van de volle kooppenningen ter somme van 811 gl. tot genoegen te zijn voldaan en betaald; [enz.];