Beeldbank

De beeldbank is een verzamelplek met al ons gedigitaliseerd beeldmateriaal dat wij online mogen publiceren. Denk hierbij aan onder andere foto’s, video’s, prenten, kaarten, affiches, ansichtkaarten en zegels. Sommige afbeeldingen zijn door de auteursrechten alleen ter inzage op onze studiezaal.

Zoeken door de beeldbank: Met de zoekbalk hieronder kunt u op trefwoord zoeken door ons beeldmateriaal. Onder deze zoekbalk kunt u filters instellen, bijvoorbeeld op het soort beeldmateriaal. Voor meer zoek- en filtermogelijkheden per materiaalsoort gaat u naar: Affiches, Films en filmfragmenten, Foto's, Kaarten, Prenten, Prentbriefkaarten, Zegels.

Uw zoekacties: St. Nicolai Broederschap te Arnhem 1

Mijn Studiezaal (inloggen)

2072 St. Nicolai Broederschap te Arnhem 1

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden.

Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer.

Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden.

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.

Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen.

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien.

2072 St. Nicolai Broederschap te Arnhem 1

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inleiding

1. Aanwijzingen voor het gebruik

2. Geschiedenis van de archiefvormer

3. Het archief

4. Literatuur

5. Bijlagen

laatste wijziging 23-01-2021

1.697 beschreven archiefstukken

112 gedigitaliseerd

totaal 5.303 bestanden

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inventaris

1. Inrichting en bestuur

Toon details van deze beschrijving

2. Beheer der financiën en goederen

Toon details van deze beschrijving

3. Beheer der maaltijden of preuves, spindingen, giften
N.B. Vergelijk ook inv.no. 1.

Toon details van deze beschrijving

4. Stukken waarvan het verband met het archief niet duidelijk is

Toon details van deze beschrijving

Bijlagen

Toon details van deze beschrijving

6. Regesten
N.B. Bij de datering van de regesten is, in de gevallen dat het probleem zich had kunnen voordoen, geen rekening gehouden met een mogelijk gebruik van de in Arnhem wel toegepaste Kerststijl (reg.nos. 29, 41, 88, 108, 109, 129, 273, 305). Aanwijzingen dat deze stijl door de Broederschap zou zijn gebezigd, zijn overigens ook niet voorhanden.

Toon details van deze beschrijving

1 Genekinus Bierwisch Jacobi, richter der stad Arnhem, Godefridus Wellekini en Johannes de Aerde, schepenen aldaar, oorkonden dat Johannes de Dreden, zijn vrouw Gertha en hun zoon Johannes verkopen aan Arnoldus Scriver een rente van 3 pond 's jaars, gaande uit hun goederen in Dreden en in de Marka Lupenensi

2 Jacobus Ridder en Gherardus Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Heyno Molendinarius en zijn vrouw Evesa hebben overgedragen aan Aleidis, de zuster van Heyno, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit hun huis en erf

3 Godefridus Jacobi Brunonis en Henricus van der Hellen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Heyno Moelner en zijn vrouw Eefsa verkopen aan Reynirus Croech een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit een huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Gode de Ghemen en dat van Hubekinus Byleken

4 Henricus van der Hellen en Hermannus die Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Theodericus Tylleken heeft overgedragen aan Johannes Lewen, Reynirus Rense en Egbertus Ottonis, ten behoeve van de armen in de kerk van de Heilige Geest en Sint-Nicolaas, een rente van 10 pond 's jaars, gaande uit een stuk land, gelegen in Ryquerzwoerde, dat Gherardus Filius Gerlaci in pacht heeft

5 Henricus van der Hellen en Hermannus dye Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Reynirus Reynse afstaat aan Johannes Lewe en Egbertus Ottonis ten behoeve van de Almachtige, de Heilige Geest en Sint-Nicolaas de belijder een halve hoeve, in het woud Loepen gelegen

6 Jacop Ridder en Garcelys van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerryt Borghart Sysennerssoen heeft overgedragen aan Egbert Ottensoen en Derc Trudensoen, ten behoeve van de Broederschap, een huis en erf gelegen bij de Rijnpoerte, met een hof buiten de poort, waaruit een jaarlijkse rente van 4 pond 90 schellingen gaat, en daarvan het ongestoord bezit voor jaar en dag gegarandeerd, waartoe als borgen zijn aangewezen Geryt Schoelre en Johan van Beynem, die, wanneer Geryt Borghart Sysennersssoen zijn verplichtingen niet nakomt, te Arnhem in leisting zullen gaan

7 Ten overstaan van notaris Walwynus de Wijc en onder getuigen verklaren Egbertus Ottonis en Theodericus Croech, gildemeesters van de Broederschap, alsmede Johannes Lewe en Hermannus Boet, leken, en Reynirus Reynse, geestelijke, ontvangen te hebben ad pios usus:
a. een som gelds, zijnde de opbrengst van de verkoop van huis en erf van Reynirus Reynse;
b. 64 pond van heer Nicolaus Ridder, priester, en Jutta Dytgheri, begijn;
c. 10 pond 's jaars van Theodericus Tylleken, burger van Arnhem;
d. een halve hoeve in de Lopener Mark van Gryta Netelbosch,
voor een deel van welk geld zij gekocht hebben van Gherardus Borghardi Zyzenaer, op nader omschreven voorwaarden, een huis en erf, gelegen bij de Spikersporte, waarin ten eeuwige dage, tot eer van God en van Sint-Nicolaas werken van barmhartigheid zullen worden verricht, en dat als naam krijgt "domus Sancti Spiritus"

8 Johannes, bisschop van Utrecht, bekrachtigt de stichting van het gasthuis van Sint-Nicolaas te Arnhem, waarbij hij de broeders het gebruik van een klok en een draagbaar altaar vergunt en voorts aan alleen die het hospitaal weldoen of er trouw de missen bezoeken, een aflaat van 40 dagen schenkt

9 OP verzoek van Johannes Lewe, broeder van de Broederschap van Sint-Nicolaas, vidimeert notaris Walwynus de Wijc de akte d.d. 11 maart 1353 (reg.no. 8), waarbij Johannes, bisschop van Utrecht, de stichting van het gasthuis van Sint-Nicolaas te Arnhem bekrachtigt

10 Henric van Jamerloe en Geryt van Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Sander van der Dorenweert heeft bekend aan Johan Lewen en Willem van Rees, ten behoeve van de Broederschap, een bedrag van 13 pond schuldig te zijn, van welk bedrag hij belooft jaarlijks een rente van 1 pond te betalen tot de schuld is afbetaald

11 Hermannus die Scriver en Otto Doeus de Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Rodolphus de Dydeym heeft beloofd te betalen aan Johannes Lewe 26 pond, waarvoor als borgen optreden heer Henricus Scaellrinc, kanunnik te Arnhem, en Wilhelmus Raey, die, wanneer Rodolphus na aanmaning zijn betalingsverplichtingen niet nakomt, te Arnhem in leisting zullen gaan

12 Adam, heer Van den Berghe, knape, oorkondt dat Berys en Reynder Reynse, namens gildemeesters en huismeesters "des Heylighengeystes end des goeden Sunter Nycolaus des nyen gasthuys tot Arnhem" hebben overgedragen aan heer Peter van Gogh, priester, ten behoeve van Ysentrud van Berentrade, het volledige vruchtgebruik van het gehele goed Benebergh, gelegen in het kerspel van Genderynghe, zo lang als Ysentrud leeft, met de bepaling dat na haar dood dit vruchtgebruik weer vervalt aan het gasthuis van Sint-Nicolaas

13 Ghisebert Lambertssoen en Otto Doeus van Lolo, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerrit Duercoep en zijn vrouw Gerborch al hun goed hebben overgedragen aan Reyner Rensen, Johan Lewe en Symon Puelken, ten behoeve van de Broederschap

14 Johan, heer van Homoet, ridder, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Dyderic van der Woert heeft overgedragen aan broeder Berrys, de zoon van Gerryt Papensoen, en aan Johan Lewe, ten behoeve van de armen in het Sint-Nicolaasgasthuis een rente van 10 pond 's jaars, gaande uit 17 morgen land in Elsterbroec

15 Gherardus dye Gruuther en Hermannus dye Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gherardus Mulert heeft beloofd aan Henricus Hellensoen en Berys Pape voor de richter van Betuwe te zullen overdragen een huis en erf in Meynerswijc ten behoeve van de Broederschap

16 Willam van Doernic en zijn vrouw Alijt verklaren te hebben geschonken aan het "nyen gasthuse t' Arnhem dat gesticht is in die ere Gades des Heiligen Gheystes ind des goeden Senter Claes" de tijns van 6½ groten 's jaars, gaande uit het huis van Gheraert Ubel, gelegen bij de Rijnpoerte

17 Hinric van der Hellen en Henric van Jamerloe, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Geryt Mulert heeft verklaard dat hij door Johan Lewen en Symon Puelken betaald is voor de goederen gelegen in Meynerswijc die zij van hem gekocht hebben, en dat hij deze goederen voor een jaar van hen heeft gepacht

18 Henricus van der Hellen en Hermannus dye Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gherardus Mulert belooft aan Johannes Lewe en Symon Puelken voor de richter van Betuwe te zullen overdragen een huis en erf c.a. in Meynerswijc, ten behoeve van de Broederschap

19 Cerrys Jacopssoen en Herman van Cleve, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerrit de Coninc aan Derc Trudensoen, Derc ten Have, Henric van Elden en Henric Gansehol, provisors van de Broederschap, een rente van 2 pons 's jaars heeft overgedragen, gaande uit zijn huis en erf, gelegen tussen huis en erf, voorheen van Bele Kerstien, en huis en erf, voorheen van Coppaert Keteler

20 Herman Scriver en Derc die Velic, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Bernier van Elden heeft beloofd te zullen betalen aan Johan Lewe, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 4 pond en 10 schellingen 's jaars, gedurende 6 jaar, gaande uit een gedeelte van de waard bij Meynerswijk

21 Notaris Walwynus de Wijc instrumenteert dat Kerstianus Kyvit en Jacobus de Westenengh, meesters van de Broederschap, en Theodericus ten Have en Hermanus Boet, provisors van de Broederschap, namens de Broederschap enerzijds en heer Alphardus Reygher, priester, anderzijds, een overeenkomst aangaan betreffende het verrichten van de dienst in de kapel van het Sint-Nicolaasgasthuis door laatstgenoemde

22 Herman Scriver en Ghisebert Lambertssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Jacop van Westenenge heeft verklaard 20 pond schuldig te zijn aan Johan Lewe en Derc Trudensoen, ten behoeve van de Broederschap, en dat hij hiervoor een losrente van 2 pond 's jaars heeft overgedragen aan genoemde Johan Lewe en Derc Trudensoen, gaande uit zijn huis en erf, zolang heer Alphaert, priester, en diens moeder Berte, of een van hen beiden, leven

23 Herman Scriver en Ghisebert Lambertssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Kerstyen Kyvit heeft verklaard aan Johan Lewe en Derc Trudensoen, ten behoeve van de Broederschap, wegens een door hem geleend bedrag van 20 pond, een jaarlijkse rente van 2 pond te zullen betalen, zolang heer Alphaert, en diens moeder Berte, of een van hen beiden, leven, met de verplichting dat hij na daartoe aangemaand te zijn de hoofdsom binnen een maand moet betalen, bij niet nakomen waarvan deze rente wordt omgezet in een erfrente

24 Herman Scriver en Ghisebert Lambertssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Symon Puelken heeft verklaard schuldig te zijn aan Johan Lewe en Derc Trudensoen, ten behoeve van de Broederschap, een bedrag van 20 pond 's jaars, gaande uit zijn huis en erf, zolang heer Alphaert, priester, en diens moeder Berte, of een van hen beiden, leven, welke rente zal worden omgezet in een erfrente, wanneer Symon Puelken, na daartoe te zijn aangemaand, niet binnen een maand de hoofdsom van de schuld heeft betaald

25 Herman die Scriver en Ghisebert Lambertssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henric Hillensoen en Henric Gansehol hebben verklaard schuldig te zijn aan Johan Lewe en Derc Trudensoen, ten behoeve van de Broederschap, een bedrag van 20 pond, waarvoor zij beloofd hebben een jaarlijkse rente van 2 pond te betalen, gaande uit hun huizen en erven, zolang heer Alphaert, priester, en zijn moeder Beerte, of een van hen beiden, leven, welke rente zal worden omgezet in een erfrente, wanneer genoemde schuldenaars, na daartoe te zijn aangemaand, niet binnen een maand de hoofdsom van de schuld hebben betaald

26 Herman Boet en Henric die Goutsmyt, gildemeesters, en Jacob van Westenengh en Werner die Hovesnyder, huismeesters van de Broederschap, erkennen verkocht te hebben aan Johan Lewe een rente van 10 schellingen 'jaars, uit te keren aan de Carmelieten, die te Arnhem terminarii zijn, aan de kapelaan en aan de schoolmeester, of, bij hun ontstentenis, aan de armen in het Sint-Nicolaasgasthuis

27 Gherit van Arnhem, richter te Arnhem, Gerit die Gruter en Gosen van den Gruuthuus, schepenen aldaar, oorkonden dat Wouter van der Lynden en zijn vrouw Wysse overgedragen hebben aan haar vader Johan Lewe een rente van 16 pond 's jaars uit hun huis bij het oude kerkhof en uit hun overige goederen binnen Arnhem

28 Berwout die Joede en Jacop Lambertssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan Cortoys heeft overgedragen aan Werner Scouder, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 4 schellingen 's jaars, gaande uit zijn huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Johan van Trier en "die ghemeyne putte"

29 Henricus van der Hellen en Theoderics die Velic, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wyerus de Dyederen en zijn vrouw Eefsa hebben overgedragen aan Theodericus Trudonis een rente van 10 groten 's jaars, gaande uit huis en erf van Hermannus de Weilhusen en de "vicus publicus"

30 Berwoudus die Joede en Otto Doeus de Lole, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Theodericus die Scriver en zijn vrouw Ava overdragen aan Theodericus Trudonis en Johannes de Elden, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Symon Puelken, gelegen tussen huis en erf van Wolterus Ghiese en dat van Rode Arnt, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Noybe de Huesen, gelegen tussen huis en erf van Wolterus de Duven en de "vicus communis", twee renten van 1 pond 's jaars, gaande uit het stenen huis en erf van magister Riquinus Pistor, gelegen tussen huis en erf van magister Alardus Pawes en dat van Henricus de Amerongen, en een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit het kwart van huis en erf van wijlen magister Wolterus Medicus, gelegen naast huis en erf van Godefridus Catten

31 Rolof van Velu en Willem Borre van Doernic, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan Rademaker van Culenborch heeft overgedragen aan Werner Scouder en Herman Boet, ten behoeve van de Broederschap een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Kerstien Peterssoen, gelegen tussen huis en erf van Brantke Pijts en dat van de jonge Henric Bothuus

32 Wynandus Ridder en Hermannus de Cleve, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gheertrudis, weduwe van Henricus Vigeli, heeft overgedragen aan Sander Caetwic een rente van 28 schellingen 's jaars, gaande uit haar huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Symon Puelken en huis en erf, genaamd "de Wederhaen", en uit een halve schaar, gelegen in Arnhemmerbroek, voor het ongestoord bezit van welke rente zij zich voor jaar en dag garant heeft gesteld

33 Otto Doeus de Loele en Jacobus Lamberti, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Johannes de Wesalia, priester, afstaat aan Margareta Henrici zijn deel in de met haar aangekochte renten uit de huizen van Gerardus Steel, Theodericus de Rees en Bata Westfelinx, alsmede een rente van 15 schellingen uit huis en erf van wijlen Gerardus Wackers, gelegen tussen huis en erf van Geertruud Hutten en dat van Jutte Walbec

34 Notaris Rodolfus Petri van Doseborch instrumenteert dat Theodericus Peperman en Theodericus Lemmay, mede namens Rodolfus de Echtelt, als meesters van de Broederschap, Wernerus Scouder, mede namens Goswinus Dreynt, gildemeesters, Symon Puelken en Kristianus Kivit, "consules" van Reygher, priester, over het lezen van missen in hun kapel

35 Cerrys Jacopssoen en Jacop Bruneman, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Derc van Nyemegen heeft overgedragen aan Rolof van den Zande een rente van 2 pond 12 schellingen 's jaars, gaande uit zijn huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Steven Koc en dat van Andries die Veer

36 Cerrys Jacopssoen en Wijnant van Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Reymbout die Tymmerman en zijn vrouw Lysebeth hebben overgedragen aan Johan van Elden, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit hun huis en erf, geheten "die Scaue", gelegen tussen huis en erf van Reyner Sijs en dat van Jacop van Mehertse

37 Jacop Bierwisch en Ghisebert van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Derc Peperman heeft verklaard schuldig te zijn aan Johan van Elden, ten behoeve van de Broederschap, een bedrag van 20 pond, waarover hij beloofd heeft een rente van 2 pond 's jaars te zullen betalen, gaande uit zijn huis en erf, zo lang heer Alphaert, priester, leeft, met als voorwaarde dat deze rente erfelijk wordt wanneer Derc Peperman niet binnen een maand, na daartoe te zijn aangemaand, de hoofdsom heeft betaald

38 Jacop Bierwisch en Ghisebert van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Laurens die Schomaker en zijn vrouw Ulent hebben overgedragen aan Johan van Elden, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 2 pond 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Geryt Budelmaker en dat van Styne Everwijn, waarbij Laurens die Schomaker beloofd heeft voor het ongestoord bezit van die jaarrente jaar en dag in te staan, waarvoor als borg is aangesteld Johan Fenisay, die, wanneer Laurens zijn verplichtingen niet nakomt, te Arnhem in leisting zal gaan

39 Jacop Bierwisch en Wijnant van Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Griete Gansehollen heeft overgedragen aan Johan van Elden, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit haar huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Henric van Oesterbeec en dat van Arnt Couter

40 Jacop Bierwisch en Wijnant van Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Rolof van den Zande en Hille, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Johan van Elden, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 2 pond en 12 schellingen 's jaars, gaande uit huis en erf van Derc van Nyemegen, gelegen tussen huis en erf van Henric van den Praest en huis en erf van Stheven Coc

41 Henric van Jamerloe en Wijnand van Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Herman Loeric en zijn vrouw Belie hebben overgedragen aan Derc Lemmay en Werner Scouder, ten behoeve van de Broederschap een rente van 10 schellingen 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen in de Cleynre Nyer Straten bij Mechtelt Munters' erf

42 Otto Doeus van Lole en Willem Borre van Doernic, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Dirc Litze en zijn vrouw Alijt hebben overgedragen aan Henric Hillenzoen en Derc Peperman, ten behoeve van de Broederschap een rente van 28 schellingen, gaande uit hun huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Dercs moeder, Alide, en dat van Peter Scipmaker, uit welk betrokken huis en erf reeds een rente van 6 schellingen 's jaars gaat, en dat zij hebben verklaard ervoor in te staan dat gedurende jaar en dag alle verplichtingen worden nagekomen op onderpand van de jaarrente die zij zelf genieten uit huis en erf van Cochman, waarvoor als borgen zijn aangewezen Willem Mandemaker en Willem Bierman, die, wanneer Dirc Litze en Alijt hun verplichtingen niet nakomen, te Arnhem in leisting zullen gaan

43 Heynric van Hoemoet, richter in Overbetuwe, oorkondt dat Didderic van Loepen heeft overgedragen aan Godert Tulleken 1 morgen land, genaamd "die Breyde", gelegen in het kerspel Elden tussen de landerijen van de kinderen van Bernier van Elden en van Reyner Pin, een erfpacht van 3 pond en 1 vette gans tijns 's jaars, gaande uit een erf bij de Paelgraft onder Elden, waaraan in het oosten Heynric van Jamerloe en in het westen Wolf die Zadelmaker geland zijn

44 Goswinus van den Gruthuus en Godefridus van den Gruthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Theodericus de Loepen beloofd heeft aan Godefridus Tolleken het bezit van het goed, gelegen te Elden, te zullen garanderen

45 Otto Doeus de Loele en Rodolphus van Velu, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Theodericus Scriver en zijn vrouw Ava overgedragen hebben aan Henricus Hillensoen en Theodericus Peperman, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Hermannus Boet, en een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Gerardus Gortmaker, gelegen tussen huis en erf van Kirstianus Carpentator en dat van Nyese Wernersdochter

46 Henricus de Jamerloe en Ghisebertus van den Gruthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Luta, weduwe van Goswinus van der Grebben, erkend heeft schuldig te zijn aan Arnoldus Bursifex en meester Henricus Aurifaber, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 8 pond 15 schellingen 's jaars, gaande uit huis en erf van Nycolaus Heynensoen, tussen huis en erf van Sint-Peter en dat van Elisabeth Mathie

47 Henric van Janerlo [sic] en WIjnant van Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Geryt die Velic heeft overgedragen aan Henric van Elden en Arnt Budelmaker, ten behoeve van de Broederschap, drie stukken land, gelegen bij Senter Claes huus, uit welke landerijen een jaarlijkse rente van 1 pond aan de stad betaald wordt. Voorts heeft Geryt die Velic namens zijn vrouw verklaard dat zij binnen een jaar na dagtekening van deze akte afstand zal doen van deze drie stukken land ten behoeve van de Broederschap, waarvoor als borgen zijn aangesteld Henric Hillen en Wouter Kyvit, die wanneer Geryt die Velic en zijn vrouw hun verplichtingen niet nakomen, te Arnhem in leisting zullen gaan

48 Herman van Weilhusen, richter te Arnhem, oorkondt dat Henric Becker en zijn vrouw Styn overgedragen hebben aan Wouter Duvel en Sander Caetwijc ten behoeve van de Broederschap een derde deel van een halve hoeve in Lopenremarck

49 Bartholt van den Gruythus en Henric van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Riquen Ploech heeft verpand aan Evert van Apeltern een hoeve hout in Lopenremarck, waarvan een helft toebehoort aan Henric van Kellen

50 Ghisebert van den Gruuthuus en Herman van Duren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Jutte, vrouw van wijlen Gosen van den Gruuthuus, en haar zoon Garselys, hebben overgedragen aan Evert van Apeltern een rente van 2 pond 's jaars, gaande uit hun huis en erf, welke rente losbaar is met 11 pond voor elk pond

51 Schepenen en raad van Arnhem oorkonden dat Wouter Kyvit en Everwijn Daemssoen, namens de Broederschap, de rente van 2 pond 15 schellingen die zij jaarlijks aan de stad hadden te betalen, hebben afgekocht

52 Cristina, weduwe van Arnd Scriver, erkent gegeven te hebben voor het zieleheil van haar familie aan de Broederschap, ten behoeve van de armen, 1/6 deel van een hoeve hout in de mark van Lopen, haar aanbestorven van haar zuster Hille

53 Steven Ploech en Jacop Lambertssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Styne van Wijc heeft overgedragen aan Arnt Scriver ten behoeve van heer Henric Scriver, proost te Arnhem, haar helft van een hoeve hout in Loepenremarcke

54 Herman van Duren en Henric Beteric, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Maurijs van Aerde, kanunnik te Arnhem, als procurator van heer Johan van Nyemeghen, en Arnt van Presinchave die Oude hebben overgedragen aan Johan den Heeckt, ten behoeve van de Broederschap de navolgende jaarrenten:
1. 32 schellingen, gaande uit huis en erf van Evert Kaelken, gelegen op de Nye Marckt tussen de schuur van heer Arnt van der Lawyc, ridder, en "die ghemeyne stege";
2. 8 schellinge en 6 penningen, gaande uit een stuk land, gelegen buiten de Rijnpoerte tussen het tolhuis en de hof van Derc Scriver,
van welke renten zij het ongestoord bezit voor een jaar en dag hebben gegarandeerd

55 Jacop Lambertssoen en Herman van Duren, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Mauritius van Aerde, kanunnik te Arnhem, als procurator van heer Johan van Nyemeghen, en Arnt van Presinchave de Oude hebben overgedragen aan Johan den Heeckt, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 5 schellingen 's jaars uit een erf, gelegen tussen het land van de abdis van Elten en dat van Arnt Wrael

56 Jacop Lambertssoen en Arnt van den Gruuthuus Goedertssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat de gebroeders Reyner Pyn en Otto Borre hebben overgedragen aan Johan Heeckt, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 2 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Lubbe Crudeners, gelegen tussen huis en erf van Evert Wittop en "die ghemeyne stege", en hebben verklaard garant te zullen zijn voor het ongestoord bezit van deze rente gedurende jaar en dag, waarvoor alle borgen zijn aangewezen Henric van den Nevel en Reymbout die Tymmerman

57 Gheneman Bierwisch en Arnt van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Agnese Bierwisch heeft overgedragen aan Evert Heyster en diens vrouw Beerte een stuk zaailand, genaamd "die Zantsteghe", gelegen bij de Eselwech

58 Henric Beteric en Arnt van den Gruuthuus Goedertssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Geryt Vryeken heeft overgedragen aan Johan Heeckt, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 9 schellingen 4 penningen uit een huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Fye Wulfart en het Senter Claes huus

59 Johan Doys, richter in Overbetuwe, oorkondt dat Goude, weduwe van Johan van Brienen, en haar zonen Johan, Steven en Willem van Brienen alsmede haar dochters Mechtelt en Gheriete, hebben overgedragen in erfkoop aan meester Henric Brant, Hughen van der Praest en Arnt Buydelmaker, ten behoeve van de Broederschap, 5 morgen land, gelegen in de Eldermate en geheten "Ploniscampe", belend door de landerijen van respectievelijk Johan van Angheren en joncfrouwe Elborch

60 Henric van Herwen, richter van Veluwe en rentmeester van Gelre, oorkondt dat Henric van Allaer Servaessoen voor het gericht heeft overgedragen aan meester Henric Brant, ten behoeve van de Broederschap, een stuk land, gelegen in het kerspel van Voirthusen, achter Overhorst

61 Gildemeesters, huismeesters en raadslieden van de Broederschap stellen tot eer van God, de Heilige Maria en van Sint-Nicolaas, statuten vast ten behoeve van de Broederschap

62 Notaris Randolphus de Halle instrumenteert dat Elburgis de Bryenen, weduwe, aan de Broederschap te Arnhem vermaakt een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit al haar goederen in het kerspel Elden

63 Herman Cortenoever, richter te Arnhem, Arnt van den Gruuthuus Goedertssoen en Johan die Gruter Gherytssoen, schepenen aldaar, oorkonden dat Rutgher Pitsaert en zijn vrouw Mechtelt overgedragen hebben aan meester Henric den Apotheker en Johan Heecket, ten behoeve van de Broederschap, een halve hoeve in Loepenermarck

64 Herman Cortenoever, richter te Arnhem, Wynant van Arnhem heer Wynantsoen en Herman van Duren, schepenen aldaar, oorkonden dat Johan die Gruter Dericssoen en zijn vrouw Beerte overgedragen hebben aan Johan den Heeckt, ten behoeve van de Broederschap, een halve hoeve in Loepenremarcke

65 Herman van Dueren en Wijnant Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Johan van Elden, priester, heeft overgedragen aan Dirck Peperman en Johan Heecket, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 18 schellingen 's jaars, gaande uit huis en erf van Evert Kremer en de stadsmuur

66 Wynant Scriver en Henric van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Aelbert Eenmontssoen en Baete, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Wouter Duvel en Dirck Peperman, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 20 schellingen 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen in de Overstraeten tussen huis en erf van Beernt Smeets en dat van Beernt Lensensoen

67 Herman van Duren en Arnt van den Gruuthuse Gadertssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat meester Henric die Apteker voor hen heeft beloofd te zullen betalen aan Johan Heect en Deric Peperman, ten behoeve van de Broederschap, een bedrag van 44 oude schilden

68 Wijnant Scriver en Henric van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Derc Trudensoen en Alijt, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Gheryt Schoelre, ten behoeve van de Broederschap, de navolgende jaarrenten:
1. 2 pond, gaande uit huis en erf van Johan Lappe, gelegen tussen huis en erf van Evert Stegeman en huis en erf van Johan Hermanssoen;
2. 13 schellingen 4 penningen, gaande uit het "holten huse ende hofstede", dat heeft toebehoord aan Herman van Weylhusen, gelegen tussen de weg naar het huis van Johan van Hyrne en de weg van Herman van Weilhusen, voor het ongestoord bezit van welke renten Derc Trudensoen zich voor een jaar en dag garant gesteld heeft

69 Gheryt Scoelre en Henric Apotheker, huismeesters van de Broederschap, erkennen schuldig te zijn aan heer Beernt van Gijse Stevenssoen, priester, een lijfrente van 4 pond, 2 groten en 2 hoenders 's jaars en de pacht die Gheryt Krolbeen geeft van een huis c.a. te Dolre onder Wagheninghen, te vererven op zijn zuster en haar beide kinderen, en na hun dood te besteden ten behoeve van de armen

70 Wynant Scriver en Henric Beteric, schepenen te Arnhem, oorkonden dat meester Henric Brant en Gheryt Schoelre, verwaarders van de Broederschap te Arnhem, de akte van 1392 juli 26 (reg.no. 69) bevestigen

71 Aernt van den Gruuthuus Goedertszoen en Jacob Bierwisch Johanssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Sander Peperman en Jutte, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Kersten Kivit en Gheryt Schoelre, ten behoeve van de Broederschap, een schepenakte, bezegeld door de Arnhemse schepenen Wijnant Ridder en Herman van Cleve, waarin sprake is van een rente van 28 schellingen 's jaars

72 Jan van Eylden, tynsheer, oorkondt dat Jan Meussoen en zijn vrouw Stijn, Jan en Dierc van Brienen Diercszoons, gebroeders, hebben overgedragen aan Henric Doncker, neef van de oorkonder, 13 hont en 12 roeden land onder Eylden in Eylderwyde, genaamd "dat Bieskempkem", begrensd door de landerijen van Jan van Eylden, van Jan en Dierc van Brienen voornoemd, die van Henric van Helle en door de Eyldersche seghe

73 Wijnant Scriver en Jacob Bierwisch Johanssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan van Pinxten en Hadewich, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Johan Heckt en Derc Peperman, ten behoeve van de Broederschap een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen in de Overstraet tussen huis en erf van Goedeke Kremers en Dobbe, voor het ongestoord bezit van welke rente Johan van Pinxten en Hadewich voor jaar en dag garant staan

74 Notaris Henricus genaamd Brant instrumenteert dat Lya genaamd Gruters vermaakt heeft aan de Broederschap een rente van 2 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van haar broeder Rudolfus Faber

75 Otte van Herwen, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Johan van Brienen en Diric van Brienen, zoons van Diric, overgedragen hebben aan Wouter Kyvit en Johan den Hecket, ten behoeve van de Broederschap, een kamp land onder Elden in Elderweyde, groot 3½ morgen, gelegen tussen de landerijen van Henric Doncker en van Johan en Deric voornoemd

76 Jacop Bierwisch Johanssoen en Arnt ten Have, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Goedert van Stampraden erkend heeft schuldig te zijn aan Johan den Heeckt 337 nieuwe Gelderse guldens, waarvoor hij deze heeft verpand zijn huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Reyner Dericsoen en "die ghemeyne strate"

77 Wynant Scriver en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Ansem Haghen en zijn vrouw Lysebet overgedragen hebben aan Arnt Budelmaker, een rente van 3 pond 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen tussen dat van voornoemde Arnt en dat van Engelbert Kremer

78 Johan van Angheren en Arnt ten Have, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Aelbert Mues heeft beloofd te zullen betalen aan Wouter Kivit de Oude en Johan den Heket, ten behoeve van de Broederschap, een bedrag van 15 gulden, waarvoor als borgen zijn aangewezen Wijnant Scouter en Heymeric ten Haghe, die bij niet nakomen van Aelberts verplichtingen te Arnhem in leisting zullen gaan

79 Wouter van Herwen en Arnt ten Have, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van Nymeghen en zijn vrouw Griete aan Arnt van Dreyden in erftijns uitgegeven hebben een erf, gelegen tussen huis en erf van Gosen Oudewyer en van Henric Vryese, voor 4 pond 's jaars

80 Rijck van Elst Engelbertssoen erkent vermaakt te hebben namens wijlen zijn broer Goedert van Elst aan de armen in het gasthuis van de Broederschap een rente van 10 schellingen 's jaars, gaande uit een huis en erf te Elst op de Lantweteringhe, gelegen tussen een straat en het land van Henric Schoenzwaen

81 Gerselys van Aller en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Rykelant van Houthusen, Herman Hermanssoen, zijn vrouw Jutte en Mette van Dreyden hun toestemming geven aan Johan die Heeckt om over zijn goederen te beschikken

82 Kersten Kyvit en Peter Pelgerimssoen, huismeesters van de Broederschap, verklaren verkocht te hebben aan heer Deric Johanssoen van Swolle, priester, een lijfrente van 2 pond 's jaars, gaande uit alle goederen van de Broederschap, te betalen slechts zolang heer Deric leeft

83 Johan die Gruter Derixsoen, richter van Arnhem en Veluwezoom, oorkondt dat Roeloff van Dreyden voor het gericht heeft verklaard in erfpacht te hebben gekregen van Kerstien Kivit en Peter Pelgrymssoen, als huismeesters van de Broederschap, en vam Wijnant Scriver en Arnt, zijn zoon, een stuk land gelegen te Dreyden in het kerspel van Oesterbeec, dat bij de verdeling van de mark te Loepen aan hen was toegevallen, welk land in het oosten wordt belend door Goessen Velic en Jorden van Boenynghen, in het westen door Willem Reynerssoen "mit Houthuser enghe", in het noorden door Gadert van Dreyden, en in het zuiden door de Broederschap en Wijnant Scriver, waarvoor de pacht zal bedragen 6 pond 's jaars

84 Wynant Scriver en zijn zoon Arnt Scriver erkennen verkocht te hebben aan Kerstien Kyvit en Peter Pelgerymssoen ten behoeve van de Broederschap hun helft van een rente van 6 pond 's jaars, die Rolof van Dreyden jaarlijks schuldig is uit een stuk land te Dresden in het kerspel Oesterbeec, waarvan de helft aan de Broederschap behoort

85 Johan die Gruter Gherytssoen en Arnt ten Have, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Alijt Bierwisch heeft overgedragen aan Kerstien Kivit en Peter Pelgrymssoen, huismeesters van de Broederschap, ten behoeve van de armen in het gasthuis van de Broederschap, haar deel van een stuk land, gelegen op Arnhemmer Enghe, geheten "de Rijnacker", uit de opbrengst waarvan kleding voor de armen kan worden aangeschaft

86 Johan die Gruter Gherytssoen en Arnt ten Have, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Kerstien Kivit en Peter Pelgrymssoen, als huismeesters van de Broederschap, hebben verklaard dat Jacob Bierwisch Johanssoen en zijn erven te allen tijde na de dood van Jacobs zuster Alijt Bierwisch het recht van wederkoop hebben van het gedeelte dat Alijt bezat in de Rijnacker, gelegen op Arnhemmer Enghe, en dat zij had overgedragen aan de Broederschap

87 Gerselys van Aller en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden dat genoemde Gerselys zelf en Mechtelt, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Kerstien Kivit en peter Pelgrymssoen, huismeesters van de Broederschap, een rente van 10 schellingen 's jaars, gaande uit huis en erf van Hans de Berduerwerker, gelegen tussen huis en erf van Alijt van Silvouden en de weg van Johan van Nijmeghen

88 Wijnant Scriver erkent vermaakt te hebben aan de armen in Senter Claes' gasthuis te Arnhem de helft van een rente van 3 pond 's jaars, gaande uit een stuk land te Dreyden, gelegen tussen het land van Ghaede van Dreyden en de publieke weg, waarvan de armen de andere helft bezitten

89 Jacob Bierwisch Johanssoen en Gerselys van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Willam Gadertssoen en Stijne, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Kerstien Kivit, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 2 pond 10 schellingen 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Ghijsbert Deker en eveneens aan genoemd echtpaar toebehorend huis en erf, en aan de achterzijde grenzende aan het erf van Sander Tengnegel en Johan van Wijck, voor het ongestoord bezit van welke rente zij zich voor een jaar en dag garant stellen

90 Sander Tengnegel en Willem van Arnhem, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Arnt van den Sande en zijn vrouw Styne overgedragen hebben aan Peter Pelgerymssoen ten behoeve van de Broederschap een huis en erf tussen het Sint-Nicolaasgasthuis en huis en erf van het echtpaar voornoemd

91 Wouter van Herwen en Sander Tegnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Geryt Budelmaker en zijn broer Bernt hebben overgedragen aan heer Ansem van der Sluys, priester, een lijfrente van 4 pond 's jaars, welke rente hun vader, Arnt Budelmaker, gekocht had uit huis en erf van Jan Hoppekens, gelegen tussen huis en erf, geheten "die Oude Kelre", en huis en erf van Gosen Lubbekenssoen, welke 4 pond na de dood van heer Ansem zal vervallen aan de Broederschap

92 Kerstyn Kivit en Gheryt Scoelre, huismeesters van de Broederschap, verklaren verkocht te hebben aan Riquyn Post een lijfrente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit alle goederen van de Broederschap, te betalen slechts zolang Riquyn leeft

93 Werner van den Putte, pastoor in de Oude Kerk te Arnhem, erkent overgedragen te hebben aan Kerstien Kyvit en Gheryt Schoelre, huismeesters van de Broederschap, al hetgene dat geofferd zal worden op het altaar in het Sint-Nicolaasgasthuis tijdens zijn leven, mits er geen mis gelezen zal worden dan op Sint-Nicolaasdag of als er in het gasthuis kerkwijdingsdag of altaarwijdingsdag wordt gevierd

94 Gerselys van Aller en Godert van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Arnt van den Gruuthuys Goessenssoen en Mechtelt, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Henric Bierwisch, broeder van voornoemde Arnt, een lijfrente van 4 oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen bij Sunte Johan

95 Johan van Angheren en Sander Tegnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden dar Gerit Budelmaker en zijn broer Bernt hebben overgedragen, overeenkomstig testament van wijlen hun vader Arnt Budelmaker, aan Gerit Schoelre en Peter Pelgerymssoen, huismeesters van de Broederschap, ten behoeve van de armen in het Sint-Nicolaasgasthuis, een rente van 6 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Jan Hoppekens

96 Johan van Angeren en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Geryt Budelmaker en zijn broer Bernt hebben overgedragen aan Geryt Schoelre en Peter Pelgerymssoen, huismeesters van de Broederschap, voor de ziel van hun vader Arnt Budelmaker:
1. een rente van 3 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Ansem Hagen, gelegen tussen huis en erf van Gheryt voornoemd en dat van Enghelbert Kremer;
2. een rente van 2 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Willem van den Brenck, gelegen tussen huis en erf van heer Deric Houschemaker, priester, en dat van Bate van Kedinchem;
3. een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf, genaamd "die Ovelgunne", gelegen achter huis en erf van Johan Vredericssoen;
4. een rente van 19 schellingen 6 penningen 's jaars uit huis en erf van Arnt Brunen, gelegen tussen de schuur van Wouter Kyvit de Oude en huis en erf van Styne van Beke (eertijds van Doeve Rutger)

97 Johan van Angeren en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Lambert Volquenssoen en zijn vrouw Griete en Sander de Rademaker hebben overgedragen aan Deric Bisscop een huis en erf in Sente Clarenstraat, gelegen tussen huis en erf van Henric die Vryese en van Gosen Oudewyer, belast met een rente van 4 pond 's jaars

98 Johan van Angeren en Goedert van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henric Bierwisch heeft overgedragen aan Geryt Schoelre en Peter Pelgerymssoen, huismeesters van de Broederschap, ten behoeve van de armen in het Sint-Nicolaasgasthuis, een schepenakte betreffende 4 oude schilden 's jaars

99 Sander Tengnegel en Arnt van Keppel, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Ave van Aerde en haar kinderen Johan, Mechtelt en Swene, alsmede Johan die Witte en zijn vrouw Styne hebben overgedragen aan Peter Pelgerymssoen ten behoeve van de Broederschap een hof buiten de Rijnpoerte, gelegen tussen de stadsmuur en de hof van Elborch van Nuebel

100 Henric van der Lawyc, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Johan van Elden Barnyerssoen en zijn vrouw Jutte overgedragen hebben aan Peter Pelegrimssoen ten behoeve van de armen van het Sint-Nicolaasgasthuis te Arnhem 4 morgen land in Elderweyde, in het westen begrensd door het land van Herman van Wije, in het oosten door dat van Henric van Helle, verder door de Elderleydgreve en door de Middelwech

101 Gheenman Bierwisch en Arnt van den Gruuthuus Goessenssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gheryt Ghijsbertssoen en Deric van der Meer hebben overgedragen aan Peter Pelgrymssoen, ten behoeve van de armen in het Sint-Nicolaasgasthuis, een rente van 18 schellingen 's jaars, gaande uit huis en erf van Arnt de Ruwe, gelegen tussen huis en erf van Godeman Tulleken en dat van Claes Plicht

102 Gheenman Bierwisch en Arnt van den Gruuthuys Goessenssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gheryt Ghysbertssoen heeft overgedragen aan Peter Pelgrymssoen, ten behoeve van de armen in het Sint-Nicolaasgasthuis, een rente van 7 schellingen alsmede een hoen 's jaars, gaande uit huis en erf van Claes Plicht, gelegen tussen huis en erf van Arnt de Ruwe en huis en erf van Herman Mechelers

103 Johan van Angheren en Deric Ploech, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gheertruut Velics voor hen heeft overgedragen aan Peter Pelgrymssoen, ten behoeve van de armen in het Sint-Nicolaasgasthuis, een rente van 2 guldens 's jaars, gaande uit huis en erf, geheten "die Smyt", gelegen tussen huis en erf, geheten "Vredenborch", en huis en erf, geheten "Marienborch", welke rente losbaar is met 22 gulden

104 Johan van Elden Bernierssoen van Elden erkent voldaan te zijn door Peter van Utrecht van de koopsom van 4 morgen land in de Elderweyde, door deze gekocht ten behoeve van de armen in het Sint-Nicolaasgasthuis

105 Gerselys van Aller en Deric die Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Arnt ten Have en Gheertruyt, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Peter Pelgrymssoen, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 4 oude schilden 's jaars, gaande uit hun aandeel in de molen, geheten "ten Werve", gelegen binnen Arnhem, om met de opbrengst van die rente wollen en linnen lakens, alsmede schoenen voor de armen te kopen, welke rente losbaar is met 21 oude schilden per oud schild

106 Wijnand Schriver en Goedert van den Gruuthuus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Ansem van der Sluys, priester, voor hen heeft overgedragen aan Peter Pelgrymssoen, ten behoeve van de Broederschap, de rente van 4 pond 's jaars die hij placht te genieten uit huis en erf van Johan van der Hoeven, geheten "Hoppeke", en gelegen tussen het huis en erf, geheten "die Oldekelre", en huis en erf van Gosen Lubbekenssoen

107 Willem Houke, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Sander Rademaker en zijn vrouw Wendelmoet hebben overgedragen aan Heymerick Penninc ten behoeve van de Broederschap 5/7 deel van 2 morgen 1 hont land in het kerspel Elden in de Elderweyde, in het oosten en westen begrensd door landerijen van de Broederschap

108 Arnt ten Have en Gerselys van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Snader die Rademaker beloofd heeft aan Heymeric Penninc, ten behoeve van de Broederschap, de verkoop, vermeld in de akte van 1402 december 13 (reg.no. 107) te zullen nakomen

109 Johan die Gruter Dericxsoen, richter van Arnhem en Veluwezoom, oorkondt dat Gheryt Ghijsbertssoen voor het gericht heeft overgedragen aan Peter Pelgrymssoen, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit een stuk land, gelegen in het kerspel Velp, tussen het land van Loeff van Loen en dat van Peter van Steenbergen Moerskenssoen

110 Notaris Arnoldus de Vorden geeft, op verzoek van heer Bernardus Gyse, priester, en diens bloedverwant Bernardus Vroede, vidimus van de akte van 1392 juli 26 (reg.no. 69), waarvan de daarin genoemde rente door comparanten wordt geschonken aan Theoderica, begijn in het huis Rondeel te Zutphen

111 Arnt ten Have en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johan van Loehusen en zijn vrouw Beerte ovegedragen hebben aan Kerstien Kyvit en Peter Pelgerymssoen een stuk land, genaamd "die Santstege", gelegen tussen het land van Johan Goethals en dat van Bele van Ghiese

112 Arnt ten Have en Gerselis van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Alijt Bierwisch heeft overgedragen aan Kerstken Kivit en Peter Pilgrimssoen, huismeesters van de Broederschap, de helft van een stuk land, gelegen in Arnhemmer Ange, geheten "de Rijnacker", omvattende 10 malder zaailand, uit de opbrengst waarvan jaarlijks de armen van het Sint-Nicolaasgasthuis zullen worden gekleed

113 Johan van Wijck, richter van Arnhem, Brummen en Veluwezoom, oorkondt dat Arnt Schriver, burger van Arnhem, overgedragen heeft aan Gerardus van Hengel, ten behoeve van de geestelijke gezellen van Sente Mariënborne bij Arnhem, te Afferbeec wonende, die reguliere kanunniken zijn van de orde van Sint Augustinus, een rente van 3 pond 's jaars, gaande uit een goed te Dreyden en een hoeve in Loepenremerc, volgens de schuldbrief d.d. 1334 april 15 (reg.no. 1)

114 Johan van Wijck, richter van Arnhem, Brummen en Veluwezoom, oorkondt dat Johan van Gelre Johanssoen te Dreyden erkend heeft schuldig te zijn aan Peter Pelgrimssoen van Utrecht, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 6 pond 's jaars, gaande uit een goed te Dreyden in het kerspel Oesterbeeck

115 Gerselys van Aller en Arnt van den Gruthus Goesenssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Jan van Hoekelom, als momber van Sander - zoon van wijlen Geryt Budelmaker - en Alijt, weduwe van voornoemde Geryt, heeft overgedragen aan Gerit Schoelre, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Arnt Smedeken, gelegen tussen huis en erf van Rolof Scheres en dat van Alit van Poelwijc

116 Gheryt van Doerninck beleent, na opdracht door Johan van Elden Bernyerssoen en zijn vrouw Jutte, Jutte van Ravenswade met een stuk land in het kerspel van Elden in Eldenremate

117 Gheryt van Doerninck als leenheer oorkondt, dat Jutte van Ravenswade erkend heeft schuldig te zijn aan Lye Gruters 500 gulden 9 botdregers, en daarom aan laatstgenoemde het gebruik geeft van haar leengoed in het kerspel Elden in Eldermate

118 Johan van Elden en zijn vrouw Jutte erkennen verkocht te hebben aan Jutte van Ravenswade 11 morgen, 1 hont en 30 roeden land in het kerspel van Elden in Eldenremate, in het oosten begrensd door het land van Arnt Scriver Wynantssoen, in het westen door de Eldenreseghe

119 Johan Gruter Gerytssoen en Arnt Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan die Heeckt en zijn vrouw Griete overgedragen hebben aan Henric van Herwen en Lubbert Velic, huismeesters van de Broederschap, 6 schepenakten, houdende renten van 1 pond, 5 pond, de scheiding van eht huis van Goedert van Stamprade, een schuldbekentenis van 337 guldens (reg.no. 76), een rente van 1 pond en de akte van 1398 maart 4 (reg.no. 81)

120 Sander Tengenegel en Goedert van den Gruthus, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Lambert Nyfteric en Hille, zij vrouw, hebben overgedragen aan Kerstiken Kyvit en Peter Pelgerymssoen, ten behoeve van de armen in het Sint-Nicolaasgasthuis, een rente van 3 schilden 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen tussen dat van Evert van Camphusen en dat van Alit Pottines

121 Sander Tengnegel en Johan Mynschart, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Reyner van Meynerswijck, provisor van het gasthuis van Sente Catherinen te Arnhem, erkent dat Deric Bisscop en diens vrouw Bertraet 2 pond van de 4 pond rente 's jaars, die het gasthuis heeft uit hun huis en erf in Sente Clarenstrate, afgelost hebben

122 Sander Tengnegel en Gaedert van den Gruuthuse, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henric Arntssoen overgedragen heeft aan Deric Bisscop zijn kwart deel van een huis en erf in Sente Clarenstrate te Arnhem

123 Wolter van Herwen en Sander Tengnegel, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gheryt van Resand heeft overgedragen aan Kerstien Kivit, ten behoeve van de Broederschap, een halve hoeve in Lopenremarck (de andere helft in bezit van Martyn van Afferbeken)

124 Steven Block en Wonne, zijn vrouw, verklaren te hebben overgedragen aan de Broederschap hun deel van een stuk land, genaamd "die Wynckel" en gelegen in het kerspel Elden, aan de Meinerswijkse kant begrensd door de dijk, aan welke zijde Johan Gruter Gerytssoen geërfd is, en aan de andere zijde door landerijen van Sunte Katherinen te Arnhem en Hegman, welke overdracht plaats vindt ingevolge testament van wijlen Claeus ten Have, Stevens broer, onder getuige van Jan Kyvit, Heymeric Penningh en Reyneken van Echtelt

125 Lysbeth ten Have en Hinric Doncker, haar zoon, verklaren verkocht te hebben aan Peter Pelgrymssoen, ten behoeve van de Broederschap, de helft van een stuk land, gelegen in het kerspel Elden en geheten "die Winkel", welk land hun is aangekomen van wijlen Claes ten Have en wordt begrensd door respectievelijk de bandijk, de landerijen van Sunthe Katherinen te Arnhem, Jan Gruters Geritssoen en Gelmer Meynoltssoen, en de Moelenberch

126 Henrick Ingeen Nywelant, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Hubert Johanssoen en zijn vrouw Hille overgedragen hebben aan Johan Blanckert 1 morgen land in het kerspel Oesterbeke, maalschap Meynerswijck, genaamd "de Bernacker", oostwaarts begrensd door de Dwerswech, west-, zuid-, en noordwaarts door eht land van Jehan Gruther

127 Sander Tengnegell en Johan van den Walle, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Derich van Wele en Lysbet, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Henrich en Wouter van Herwen een rente van 3½ oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Rutger die Vriese en dat van Ceelken Brouwer, van welke rente zij het ongestoord bezit voor een jaar en dag garanderen

128 Peter Pelgrumssoen, huismeester van de Broederschap, oorkondt als tijnsheer dat Henric van Hirne en zijn vrouw Gheertruyt overgedragen hebben aan Johan Meckynck van der Praest, ten behoeve van de Broederschap, 3½ hont en 25 roeden land in het kerspel Elden in Elderweyde, genaamd "dat Bieskempken".

129 Gerscelys van Aller en Jan Mijnschaert, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Kerstken Kivit heeft overgedragen aan heer Ghisbert van Vlimen, priester, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 10 schellingen 's jaars, gaande uit huis en erf van Arnt van der Moelen, gelegen tussen huis en erf van Heinric Idellinc en dat van Heinric van Uchgelen, voor het ongestoord bezit van welke rente genoemde Kerstken Kivit zich gedurende jaar en dag garant heeft gesteld

130 Henrick Schocke en zijn vrouw Lye erkennen overgedragen te hebben in een erfwissel aan Derick Troest 2 morgen land in het kerspel Elden, gelegen tussen de landerijen van Lye Gruter en van heer Wessel, begrensd door de publieke weg en de Zege, tegen 2 morgen land in het kerspel Duven

131 Henrick, heer van Homoet, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Derick Troest en zijn vrouw Ghisel overgedragen hebben aan Jutte van Ravenswade de 2 morgen land, vermeld in de akte van 1411 mei 27 (reg.no. 130)

132 Gheryd Bouman, priester, Henric van Bryenen en Ghizebrecht van der Horst verklaren een magescheid opgericht te hebben tussen Lyfaert van Masteynde en zijn vrouw Aleyd enerzijds, en Jacob en Steven, kinderen van Aleyd voornoemd en haar eerste man Jacob die Wale, anderzijds, betreffende de helft van een goed in het kerspel Elden, nagelaten door broeder Johan de Wale, zoon van Aleyd, leenroerig aan Roelof van der Lawyc, waarbij dit goed toegewezen wordt aan Steven, met lijftocht voor zijn moeder voor de helft

133 Riquinus Ploech en Heinric van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Reinaert ther Aese heeft overgedragen aan Gheryt Scoelre, ten behoeve van de Broederschap, een molder zaailand, hem aanbestorven van wijlen Aleid, zijn zuster, weduwe van Willam Reinaerssoen, gelegen tussen de Rijnacker en het erf van Winand van Aernem, zoon van heer Dirc, uit welke molder een rente van 10 schellingen 's jaars gaat aan Onser Vrouwen Broeders

134 Gheryt de Gruter Dircxsoen en Riquinus Ploech, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Lameken van Nifteric en Hille, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Jan Meginc van der Proest een rente van een halve gulden en een schild 's jaars, gaande uit hun huis en hof, gelegen tussen huis en hof van Jan Penninc en huis en hof van Guebel Leuwen

135 Goesen van den Gruuthuus en Wynant van Doernic, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Deryck Rave en zijn vrouw Catherijn, overgedragen hebben aan Johan Noet een huis en erf, gelegen tussen huis en erf dat vroeger van Corte Rolof was en huis en erf van Gheerloch van Lyenden

136 Jan Minschart en Riquuin Ploech, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Jan Meginc en Griete, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Peter Pelgrimssoen, ten behoeve van de Broederschap, een schepenakte handelende over de rente van een half oud schild 's jaars, gaande uit huis en erf van Lemeken van Nifteric

137 Johan die Gruter Gherytssoen en Ghiesbert van der Hoeven, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Reyner Derickssoen en zijn vrouw Hille overgedragen hebben aan Peter Pelghrymssoen, ten behoeve van de Broederschap, 1 molder zaailand, gelegen tussen de landerijen van Johan Wynricssoen en Gheryt Bongart en begrensd door de Rijnacker en het land van Wijnant van Arnhem, welke molder belast is met 10 schellingen voor Onser Vrouwen Broederschap te Arnhem

138 Gherselis van Aller en Ghijsbert van der Hoeven, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Kerstien Kivit voor hen heeft overgedragen aan Wolter van Herwen, de goudsmid, ten behoeve van de Broederschap, de volgende renten:
1. 2 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Helmich van Lynteren, gelegen tussen huis en erf van Brant Willamssoen en "die gemein stege";
2. 2 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Willem Kuper, gelegen tussen huis en erf van wijlen Dirck van Batenborch en van Dirck Lamaye;
3. 2 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Arnt Schouten, de schoenmaker, gelegen tussen huis en erf van Gheertruut Hagen en van Roloff Peterssoen;
4. 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Duerken, dat vroeger van Wessel Schoemaker was, gelegen tussen huis en erf van Roloff Peterssoen en van Willam Penning,
voor het ongestoord bezit van welke renten Kerstien Kivit zich voor jaar en dag garant stelt

139 Ghercelys van Aller en Winant van Doernic, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Kyrstiaen Kyvit overgedragen heeft aan Gheryt Schoelre, ten behoeve van de Broederschap, de volgende jaarrenten:
1. 4 pond, gaande uit huis en erf van Herman Worm, vroeger van Aernt van den Loet, gelegen tussen huis en erf van Derych van der Marck en dat van Mette Meye;
2. 18 schellingen 6 penningen en 3 hoenders, gaande uit huis en erf van Nenne Slet, gelegen aan de openbare straat;
3. 30 schellingen, gaande uit huis en erf van Johan van der Straten, gelegen tussen huis en erf van Deryck Offerman en het huis van Lamay

140 Johan die Gruter Gerytssoen en Johan Mynschart, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan ter Aese en zijn vrouw Gheertruut overgedragen hebben aan Peter Pelgrymssoen ten behoeve van de Broederschap, een molder zaailand, gelegen tussen de landerijen van Herman Worm en van Gheryt Bongart, begrensd door de Rijnacker en het land van Wynant van Arnhem, en belast met 10 schellingen 's jaars voor de O.L. Vrouwen Broederschap te Arnhem

141 Rolof van der Lawic beleent, na overdracht door Lyfaert van Masteynde en zijn vrouw Alit, Steven die Waele Jacopszoon met de helft van een goed onder Elden, tevoren bezeten door diens broeder Johan die Waele, en van deze op zijn moeder Alit voornoemd vererfd, met de bepaling dat het leen zal vererven op Stevens broeder Jacop die Waele

142 Rolof van der Lawic als leenheer, oorkondt dat Steven die Wale Jacopssoen aan zijn moeder Alit en haar man Lyfaert van Masteynde het vruchtgebruik toekent van de helft van het goed, vermeld in de akte van gelijke datum (reg.no. 141)

143 Aernt Scriver en Gherscelis van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Heinric van Herwen heeft overgedragen aan Peter Pelgrimssoen, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit huis en erf van Reinout Boet, gelegen tussen huis en erf van Gheryt Scoelre en huis en erf van Gheryt Bischop

144 Ghercelys van Aller en Aernt Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden dat meester Willem Kroech, apotheker te Zutphen, heeft overgedragen aan Kyrstiaen Kyvit, ten behoeve van de Broederschap, de volgende jaarrenten:
1. 14 schellingen, gaande uit het erf van Gadert Snoye, gelegen tussen het erf van Woude van Rokel en de openbare weg;
2. 3½ groot, gaande uit het erf van Aleyt Berssen Rutgersdochter, gelegen tussen het erf van Franck Rademaker en dat van Gheryt van Zoens;
3. 10 schellingen, gaande uit het erf van Deryck Melyssoen en diens vrouw Lysbet, gelegen buiten de Rijnpoort tussen het erf van Gheryt van der Heyden en "der schomaker loecupen"

145 Sander Tengnegel en Goedert van den Gruuthuus Bertoltssoen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Aernt Monichuus en zijn vrouw Lysbet overgedragen hebben aan Willem Momme een hof buiten de Rijnpoerte, gelegen tussen de landerijen van Johan van Schothorst en van Johan van Dynghen

146 Gercelis van Aller en Johan Mijnschart, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Willem Cuper en Alijt, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Peter Pelgrimssoen, ten behoeve van de Broederschap, de rente van 10 schellingen 's jaars die zij genoten uit huis en erf van Rembolt Boet, voor het ongestoord bezit van welke rente zij zich gedurende jaar en dag garant stellen

147 Gijsbert van Ranwijc, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Aernt Derixsoen overgedragen heeft aan Jan die Smit 4½ morgen land op de Caudeweyde, gelegen in de maalschap van Driel tussen de schutsloot en het land van Goedert van der Lynden en diens zuster, belast met een lijfrente van 6 guldens 's jaars ten behoeve van de verkoper

148 Sander Tengnegel en Steven die Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Lubbert Velich heeft overgedragen aan Willem Tonijs, ten behoeve van de Broederschap, de rente van 12 schellingen 's jaars die hij geniet uit de stal van Heyn Bolden, gelegen tussen huis en erf van Gheertruyd Mandemaker en dat van Johan van der Grebben

149 Walter van Herwen en Wijnant van Doernick, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrick Evertssoen voor hen heeft overgedragen aan Peter Pilgrimssoen, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 oude schild 's jaars, gaande uit zijn helft van huis en erf, gelegen tussen het bezit van Gherit Brouwers en dat van heer Van Malsen, en uit wat hiertoe behoort, gelegen "in den Broeke", voor het ongestoord bezit van welke rente Henrick zich gedurende jaar en dag garant stelt

150 Wijnant van Doernick en Johan Mynschart, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerardus van Hengel en Ghijsbert Hack van Wageningen hebben overgedragen aan Geryt van Zoens en Derick Weymken een erf buiten de Rijnpoort, gelegen tussen het erf van de Broederschap en het tolhuis

151 Aernt van den Gruuthuus Goessenssoen en Johan Mynsschart, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Aleit Heynen en Aleit en Mette, haar dochters, hebben overgedragen aan Gheryt Scoelre, ten behoeve van de Broederschap, 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun huis en erf, gelegen bij de stadsmuur, tussen het erf van Derich Bouart en dat van Heinric Aellartssoen

152 Sander Tengnegell en Kirsten Kivit, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wouter van Herwen, de goudsmid, en Griete, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Gerryt Schoelre, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1½ oud schild 's jaars van de 3½ oude schilden 's jaars die zij genieten uit huis en erf van Derick van Well op grond van de akte van 1409 augustus 2 (reg.no. 127), welke akte hier geïnsereerd wordt

153 Wijnant van Doernick en Kirstiaen Kivit, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wolter Goltsmit en Griet, zijn vrouw, voor hen hebben overgedragen aan Gheryt Schoelre, ten behoeve van de Broederschap:
1. de rente van 2½ guldens 's jaars die zij genieten uit huis en erf van Ludeken Kremer in de Kerckstrate, gelegen tussen huis en erf van Johan van Boetseler en van Johan van Holte, van welke rente elke gulden losbaar is met 18 guldens;
2. een schuur op hun erf, met een bijbehorend hofje, gelegen buiten de Rijnpoort, tussen het bezit van Wolter Goltsmit en dat van Jan van Roekel, waaruit een jaarlijkse rente van 30 schellingen gaat

154 Arnt van den Gruythuus Goesenssoen en Kirstiaen Kyvit, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Kirstiaen Wyerssoen en zijn vrouw Katherijn overgedragen hebben aan Geryt Schoelre, ten behoeve van de Broederschap, 1 morgen land, genaamd "Brenckempken", gelegen in het kerspel Elden buiten de bandijk, tussen de landerijen van Borre Pynnen en Gaedert van Raden en een rente van 3½ pond en 4 tijnshoenderen 's jaars, gaande uit 4 hont land in hetzelfde kerspel, gelegen tussen de landerijen van Wyer Claessoen in het westen en Derick van Heteren in het oosten

155 Henrich van Aller en Kirstiaen Kyvit, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Heinrich van Aller, voornoemd, en zijn vrouw Aleit hebben overgedragen aan Gheryt Scoelre, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis en hofstede, gelegen tussen huis en erf van Segher Haeck en dat van Stine Huberts, en uit een morgen land in Arnhemmer Broick, voor het ongestoord bezit van welke rente Heinrich zich voor een jaar en dag garant stelt

156 Arnt van den Gruythuys Goesensoen en Wynant van Doernick, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Peter Pelegrymssoen en Griete, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Geryd Scoelre, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 3 oude schilden 's jaars die zij genieten uit huis en erf van Gobell Lewensoen, alsmede de schepenakte die zij daarvan hadden

157 Henrich van Aller en Henrich van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Kirsten Kyvit en zijn vrouw Lijsbeth overgedragen hebben aan Geryt Schoelre, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 3 pond 's jaars, gaande uit een huis en erf van Henrich Martynssoen, afkomstig van Ludeken van Aerde

158 Notaris Rothgerus Wrangel, geestelijke van de diocees Wladislavia, instrumenteert dat Jacobus Oesterbek, grootburger van Dantzik, bij testament het land, genaamd "Rasenkamp", in de Betuwe, een halve mijl van Arnhem gelegen, groot 6 morgen, met toestemming van zijn vrouw Margaretha en zijn moeder Jutta aan de Broederschap vermaakt en de rest van zijn bezittingen aan zijn kinderen Katharina en Hinricus

159 Deric van der Weiden en Wouter van Herwen, huismeesters van de Broederschap, verklaren dat zij aan schout Geryt van Soens schuldig zijn een rente van 1 gulden 's jaars, zo lang Geryt leeft, en dat na Geryts dood deze gulden weer aan de Broederschap komt voor de aankoop van jaarlijks 5 paar schoenen voor de armen en van de hosties die jaarlijks in de kapel worden gebruikt

160 Gheryt van Zoens schenkt aan de Broederschap voor zijn zielerust en die van zijn vrouw Elsebe een halve hof buiten de Rijnpoert, tussen het Senter Claes hof en het tolhuis

161 Johan Mynschart en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Garcelys van Aller en zijn zoon Wouter hebben bekend schuldig te zijn aan Gheryt Scoelre, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1½ oud schild 's jaars, gaande uit al hun bezittingen, welke rente losbaar is met 27 oude schilden, en dat zij zich garant hebben gesteld voor het ongestoord bezit van deze rente, gedurende jaar en dag

162 Roloff van der Lawyc beleent, na overdracht door Steven die Wale, het Regulierenklooster Vredendael aan de Steenwech bij Utrecht met 16 morgen land te Elden, waarvoor Johan van Reet als sterfman optreedt

163 Derich die Gruter en Wijnant van Doernick, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Peter Vorsthinc en Alijt, zijn vrouw, hebben overgedragen aan Derich Byscop een rente van een half oud schild 's jaars, gaande uit de helft van een erf, gelegen tussen het bezit van Henryck die Vryese en dat van Goesen ten Oudenwyer, welke rente losbaar is met 9 schilden

164 Derick die Gruter en Henrick van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Geryt van der Heyden en zijn vrouw Mechtelt overgedragen hebben aan Wouter van Herwen, de goudsmid, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 4 oude schilden 's jaars uit hun huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Lysbeth van Loebeth en dat van Johan die Man

165 Otte van Mekeren, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Dirc van Ewijc en zijn vrouw Griet van Bonyngen overgedragen hebben aan Dirc Wyntgen en Gheryt van Zoens, ten behoeve van de Broederschap, 3½ morgen land te Elden, genaamd "de Jamerloysche kamp", gelegen tussen de landerijen van Rutger van Vloderp, van Schoelre en van Steven Muss

166 Derick van Ewick erkent verkocht te hebben aan de Broederschap 3 morgen 1 hont en 48 roeden land in de Jamerloes camp

167 Derick Ploech en Wynant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Roloff die Groet Ghijsbertssoen en zijn vrouw Stijn, verklaard hebben dat Aleit van Rokel, de moeder van Stijn, hem uitgekeerd heeft hetgeen wijlen Johan van Rokel, vader van Stijn, bij huwelijksvoorwaarden had toegezegd

168 Steven Muys belooft aan Geryt van Soenss en Willem Riperscheit, ten behoeve van de Broederschap, garant te zijn voor het rustig bezit van 2½ morgen 36 roeden tijnsplichtig land te Elden

169 Johan van Brienen en Claes van der Hoeven, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wouter van Herwen, de goudsmid, en zijn vrouw Griete overgedragen hebben aan Willem Ryperscheit ten behoeve van de Broederschap, een schuur en een hof buiten de Rijnpoirte tussen de schuur van het Sint-Nicolaasgasthuis en het land van Henrich Monnichuys, belast met 1½ pond voor het gasthuis van Sint-Katherine te Arnhem

170 Derich Ploech en Gosen van den Gruuthuus Arntsoin, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Arnt van Lewen en Gheertruut, zijn vrouw, hebben overgedragen aan meester Henrick van Alphen de rente van 1 Arnhemse Rijnse gulden, die zij jaarlijks genieten uit huis en erf van Hille Halman, Ghijsbert van den Cruyss en diens vrouw Hille, gelegen voor de Velperpoort tussen het bezit van Herman van Tricht en dat van Everwijn Kroech, voor het ongestoord bezit van welke rente genoemde Arnt en Gheertruut voor jaar en dag instaan

171 Claes van der Hoeven en Ghijsbert van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wouter van Herwen, de goudsmid, en zijn vrouw Griet hebben overgedragen aan Willem Riperscheit, ten behoeve van de Broederschap, de rente van 4 oude schilden 's jaars die zij genoten uit huis en erf van Heyn Eeffken, gelegen tussen huis en erf geheten "den Meyn Oert" en huis en erf waarin Walwijn van Wijck gewoond heeft

172 Claes van der Hoeven en Wijnant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gijsbert van Vlyemen, zaakwaarnemer voor het besloten nonnenklooster te Arnhem, en zuster Sophie, priorin, namens het klooster overgedragen hebben aan meester Henrick van Alphen en Zander Molle, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1½ oud schild 's jaars, gaande uit een huis en erf van Evert Gryss, gelegen tussen huis en erf van Johan van Doetinchem en van Weyndelmoet van Lyenen

173 Johan van Brienen en Wouter de Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrich van Elst en zijn vrouw Luytgart overgedragen hebben aan Jacob van Yseloirde een stuk zaailand, gelegen op de Steenberch, groot 10 schepel, gelegen tussen de landerijen van Claes van der Hoeven, van Disse Byerwissch en van heer Dirck van Arnhem, ridder

174 Henric Blanckert en Johan Blanckert, zijn zoon, erkennen overgedragen te hebben aan Henric Alertssoen en Otte van Hoekelum, huismeesters van de Broederschap, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit een stuk land op de Praest in de maalschap Meynerswijc, kerspel Oesterbeeck, genaamd "de Barnacker", in het oosten begrensd door de Dwerswech, in het zuiden, westen en noorden door de landerijen van de kinderen van Johan Gruter, van welke rente Bartruyt Blanckerts Henricsdochter na haar mondigheid ook afstand zal doen

175 Claes van der Hoeven en Herman van Wye, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wouter Passert en zijn kinderen Wilhelm en Geertruyt overgedragen hebben aan Lijsbeth, weduwe van Johan ten Walle, een huis en hofstede, gelegen tussen huis en erf van Rutger VIsscher en van Zween Sengers en achter het huis van heer Gijsbert Oflant, priester, belast met een rente van 3 schilden 's jaars, die Wouter daaruit zal ontvangen, welke overdracht tevens geschiedt uit naam van de afwezige Walwijn Passert en de onmondige Johanna Passerts

176 Deric van der Molen en zijn vrouw Aleit, Bertolt van der Molen en zijn vrouw Stine, Gijsbert van der Molen en zijn vrouw Aleit, Henric van der Molen, Wouter van der Molen, Jan van Sancten en zijn vrouw Mechtelt, en Lijsbet van Tyel, erkennen verkocht te hebben aan Otte van Hoekelum en Willem Riperscheid, huismeesters van de Broederschap, 1 morgen land op de Praest in de maalschap Meynerswick, kerspel Oesterbeke, genaamd "de Bernacker", in het oosten begrensd door de Dwerswech, in het zuiden, westen en noorden door de landerijen van de kinderen van Johan Gruter

177 Gheryt van Arnhem en Jacob Bierwisch, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Kirstiaen Kivit tot heil van zijn ziel en die van zijn overleden familieleden testamentair heeft overgedragen aan Willem ten Aldenwyer, ten behoeve van de Broederschap, 1½ morgen land in Arnhemmerbroick, gelegen tussen Lawickerslach, Otte van Brymens slach, het Hoge Landt achter huis en erf van Derick Cluwen en de Oude Wetering, op voorwaarde dat de huismeesters van de Broederschap van de rente van dit land jaarlijks wollen lakens voor de armen zullen kopen en dat Kirstiaen Kivit genoemd land kan terugkopen voor 40 oude schilden

178 Elys van Amerongen en zijn vrouw Mechtelt, als tijnsheren, oorkonden dat Henrick uyter Laer en zijn vrouw Alijt overgedragen hebben aan Wyllem van Ryperscheide, huismeester van de Broederschap, de helft van 21 morgen land onder Elden in Eldermate, afkomstig van Wynant Schrijvers (van welk land de andere helft toebehoort aan de kinderen van Henrick van Aller), begrensd door de landerijen van de gezusters Jutte en Elsebeen van Ravenswade, door de Elder Sege en door de openbare weg

179 Johan van Angeren en Herman van Wye, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrick uter Lair en zijn vrouw Aleit beloofd hebben in te staan voor de verkoop, vermeld in de akte van 1430 september 24 (reg.no. 178)

180 Styne Scrivers vermaakt aan de Broederschap, ten behoeve van de armen, een perceel hakhout in het kerspel Oesterbeke, in het westen begrensd door landerijen van de hertog van Gelre en Gulik, in het noorden door de kamp van Mewes Weggen te Dreyen, in het oosten door de landerijen van Jorden van Boninchen en Geryt Bloylant en in het zuiden door de Nye Kampe

181 Gerit van Arnhem en Wouter Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wouter Passert overgedragen heeft aan Arnt Koeyter de rent van 3 oude schilden 's jaars, vermeld in de akte van 1429 september 2 (reg.no. 175)

182 Bartolt van Zallant, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Aleyt van Roekell en Jacop van der Lynden overgedragen hebben aan Gosen van den Berge en Gheryt van 't Soens ten behoeve van de Broederschap 16 morgen land op de Praest in het kerspel Elden in verschillende percelen, belast met 9 pond ten behoeve van Johan Mynschert

183 Gheryt Bloedelant erkent in erfpacht ontvangen te hebben van de Broederschap een stuk land bij Wolffsholte naast Mariendaele, tegen een canon van 1½ molder rogge

184 Herman van Wye en Wilhelm van Doirnick, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Aleit van Rokell, beloofd heeft Henrich van Lyenen en Johan Koeuter, huismeesters van de Broederschap, het bezit van de 16 morgen land, door hen van haar gekocht, gelegen op de Praist, te zullen waarborgen

185 Wouter Passert stelt zich borg voor de overdracht door broeder Gosen van Roekel, regulier te Arnhem, aan de Broederschap van het land dat deze gekocht heeft van Aleyde van Roekel, de moeder van broeder Gosen, gelegen op de Praest

186 De broeders van het convent en klooster der Regulieren van Vredendale bij Utrecht machtigen broeder Peter Gribber, hun prior, over te dragen ten behoeve van de Broederschap 16 morgen land in Elden en Oesterbeke, leenroerig aan Arnt van der Lawich Roloffssoen

187 Arnt van der Lawich Roloffsoen beleent, na overdracht door het convent van Vredendale bij Utrecht, Gherit Hagen ten behoeve van de Broederschap met 16 morgen land in Elden en Oesterbeke

188 Emelrick die Meyer erkent gescheiden te zijn van de prior van Vredendale van het versterf van zijn zuster Aleit des Walen, en geen recht meer te hebben op 16 morgen land in de kerspelen Elden en Oesterbeke, leenroerig aan Aernt van der Lawijck Roelofssoen, aangekocht door de Broederschap

189 Wouter van Aller en Willem van Doirnick, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrick van Lienen en Ott van Hoekelom, huismeesters van de Broederschap, aan Johan Gijsbertssoen in erfpacht gegeven hebben een stuk land bij de Oudenwyer, genaamd "die Santstege", onder meer begrensd door het land van de kinderen van Henrich van Aller en het land dat vroeger van Borchgart van Eenschaten is geweest, tegen een canon van 1 oud schild 's jaars

190 Henric van Lienen en Ot van Hokelum, huismeesters van de Broederschap, verklaren dat zij verkocht hebben aan Kerstiaen Kivit een rente van 5 oude schilden 's jaars, gaande uit alle tijnsen en goederen van de Broederschap, met de bepaling dat deze rente na Kerstiaens dood weer aan de Broederschap zal terugvallen, van welk geld de huismeesters jaarlijks een vat boter zullen kopen ten behoeve van de armen, en als er niet veel armen zijn zoveel boter als nodig is en van het resterende bedrag wollen doeken

191 Winant Ridder en Johan van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Brant Wilhemssoen overgedragen heeft aan Goesen van den Berge een hof buiten de Rijnpoirte, gelegen tussen de stadsgracht en Senter Claes hoff

192 Wijnant Ridder en Johan van Sallant, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Kerstken Kivit heeft overgedragen aan Willem Riperscheit en Otto van Hoekelom, huismeesters van de Broederschap:
1. een rente van 1 oude gouden schild 's jaars, gaande uit een stuk land in Arnhemmerbroeck, gelegen tussen Lawicker slach, Elster slach, Schrivers slach en de Wetering, alsmede uit een hoeve hout, bij dit land behorend en gelegen in Arnemmer bosch, welke rente losbaar is met 17 schilden;
2. 1½ hoeve hout, gelegen in Loepenre Marck, dat hij daar samen met de hertog van Gelre en met Wouter Brentinck heeft liggen, uit de opbrengst waarvan de broeders van Sint-Nicolaas jaarlijks een zielmis zullen houden voor de overleden verwanten van Kerstken Kivit en voor hemzelf, voor het ongestoord bezit waarvan Kerstken zich gedurende jaar en dag garant stelt

193 Willem Riperscheit en Gadert Brentinck, huismeester van de Broederschap, met de gemene broeders, en Gijsbert van Mekeren en Gelmer Memoltssoen verklaren een wissel gedaan te hebben van hun erven, waarbij de Broederschap verkrijgt 2 stukken land bij de Praesche hoff, in het westen begrensd door Hugen kampe en in het oosten door de Praesche hoffstede, tegen overdracht van de Bernacker

194 Aernt van der Lawijc Roeloffssoen oorkondt dat Roeloff van Eymeren Aerntssoen en Gheryt Haghen, laatstgenoemde uit naam van de huismeesters en broeders van de Broederschap, een verdeling gemaakt hebben van het aan hem leenroerige goed c.a., waarbij de Broederschap ontvangt een kamp land, genaamd "die Ghrenencampe" onder Elden, groot 5 morgen, 4 hont, 35 roeden, 3 morgen, 1 hont en 5 roeden aldaar, genaamd "de Noert", en ½ morgen in Elderwey, 7 morgen 20 roeden op de Praest, genaamd "het Stompe Stuck", het huis en erf van Johan Kelreweert, 5 hont bij de Scherper rijt, 3½ hont op de Praest, en een rente van 26 schellingen en 6 hoenders 's jaars uit een huis en erf op de Praest

195 Wynant van Arnhem heer Dericssoen ter eenre en Willem Ripersceide en Gadert Brentinck, namens de Broederschap ten andere, gaan een ruiling aan, waarbij de Broederschap tegen afstand van een halve hoeve rijshout in Moxoirde, de eigendom verkrijgt van een hoeve rijshout achter Dreyen bij Houthusen, genaamd "de Rachegghe"

196 Gadert Brentinck als tynsheer namens de Broederschap, oorkondt dat Henric Bolle en zijn vrouw Griete, en Hille des Veren overgedragen hebben ten behoeve van Steven ten Westenenge, voor de Broederschap, het Praestkempken in het Praestsche veld, begrensd door de Aernhemsche Strate, de Wetering en het land van Sint-Jan, en een stuk land onder Elden, begrensd door het land van Lauwerens van Elden, van de nonnen van Bethaniën, door de Aernhemsche Strate en "die costerien lande van Elden"

197 Henric Bolle en zijn vrouw Griete en Hille des Veren erkennen overgedragen te hebben aan Willem Riperscheid ten behoeve van de Broederschap een kampje land, genaamd "Hennenkempken", en 1 morgen land in het Praestsche veld, begrensd door de landerijen van de Broederschap en de dijk, beide voor de helft toebehorende aan Jutte des Groten

198 Henrich die Brouwer en Geryt Gelissoen, namens het Sint-Anthoniegasthuis buiten Arnhem, erkennen verkocht te hebben aan Herman van Wye een molder zaailand, gelegen te Oosterbeek, in het oosten begrensd door het land van Mechtelt, vrouw van Elyas van Amerongen, in het zuiden, oosten en noorden door het land van Alart van Wye en Herman van Wye voornoemd, dat aan de Broederschap is vermaakt door Stijne Schrijver

199 Wolter van Aller en Willem van Doirnick, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan Koeuter en zijn vrouw Geertruyt overgedragen hebben aan Gaidert Brentynck, ten behoeve van de Broederschap, de 4 oude schilden 's jaars, die zij hadden uit het huis en erf van Theeus Lachgart, gelegen tussen huis en erf van Stheven van Brienen en van Lysbeth Voit

200 Aernt Gruter, richter te Arnhem en ambtman van de Veluwezoom, oorkondt dat Johan Kouter en zijn vrouw Gertruyt overgedragen hebben aan Goedert Brentinck, ten behoeve van de Broederschap, een stuk land in het kerspel Oosterbeek, buurschap Dreyden, genaamd "de Elffscoeten", gelegen tussen de landerijen van Aernt Gruter en Derick Struve

201 Wijnant Ridder en Wolter van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat broeder Coenrait van Leyden, procurator van het klooster Bethaniën, en Arnt Koeuter, broeder van dit klooster, namens dit klooster overgedragen hebben aan Otte van Hoekelom ten behoeve van de Broederschap de rente, vermeld in de akte van 1429 september 2 (reg.no. 175)

202 Gadert van den Gruuthuus en Geryt van den Gruuthuus, gebroeders, erkennen verkocht te hebben aan Gadert Brentinck, huismeester, ten behoeve van de Broederschap, de helft van 20 morgen land in Eldermate, gelegen tussen de Elde Sege en de openbare weg, waarvan de Broederschap de andere helft bezit

203 Mechtelt, weduwe van Elys van Amerongen, als tynsvrouwe, oorkondt dat de gebroeders Gadert en Geryt van den Gruythuus overgedragen hebben aan Gadert Brentinck, huismeester van de Broederschap, de helft van 20 morgen land in Eldenremate, waarvan de andere helft aan de Broederschap behoort, tevoren toebehorende aan Jutte van Ravenswade

204 Goesen van den Gruuthuys en Wolter Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Jutte van Ravenswade overgedragen heeft aan de Broederschap 13 morgen land in het kerspel Elden

205 Goesen van den Gruuthuys en Wolter Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wilhem Riperscheit en Gaidert Brentinck huismeester van de Broederschap, overgedragen hebben aan Jutte van Ravenswade de rente van 4 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis en erf van Rutger van den Sande in de Rijnstrate, vermeld in de akte van 1422 maart 29 (reg.no. 164)

206 Meester Godert Vlugge, de kok, en zijn vrouw Hille geven bij testament aan de Broederschap de som van 22 oude kronen en 13 guldens, die Gelis Ingen Nuwelant hun schuldig is

207 Wolter van Aller en Willem van Doernick, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Jutte van Putten bij testament geeft aan Henrich Smacht, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 1 oud schild 's jaars, van de 3 oude schilden die zij heeft uit het huis en hofstede van Johan Volquynssoen in de Wilhackenstege, gelegen tussen de poort van Otto van Aller en huis en erf van Johan Volquynssoen

208 Johan Coster en Willem Ryperscheit, huismeesters van de Broederschap, erkennen verkocht te hebben aan Deric Struve een stuk land, genaamd "dat Elfschot", gelegen in het kerspel Oesterbeke, maalschap Dreyen

209 Johan Coster en Willem Ryperscheit, huismeesters van de Broederschap, verklaren dat Deric Struve jaarlijks schuldig is een rente van 1 molder rogge, en dat na zijn dood zijn erfgenamen 1½ molder 's jaars schuldig zullen zijn

210 Ludeken Swederssoen en zijn vrouw Margariet erkennen verkocht te hebben aan Wyllem Ryperscheid, ten behoeve van de Broederschap, hun recht op 1½ morgen in het Praestsche velt, genaamd "de Molenberch", naast het Stompstuck

211 Jan Wiggert en zijn vrouw Belye erkennen verkocht te hebben aan Jan Coster, ten behoeve van de Broederschap, hun recht op 1½ morgen land in het Praestsche velt, genaamd "de Molenberch", naast het Stompstuck

212 Winant Ridder en Stheven Ploich, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan Wiggert beloofd heeft aan Johan Coster, huismeester van de Broederschap, de verkoop, genoemd in de akte van 1444 januari 16 (reg.no. 211), te zullen garanderen

213 Wijnant Ridder en Johan Menschart, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Heilwich Blanckarts heeft overgedragen aan Willem Ryperscheit, ten behoeve van de Broederschap, de helft van 8 hont land op de Praest, gelegen tussen de openbare weg en het land van Steven van Westenenge

214 Henrick van der Kamer en Johan Coster, huismeesters van de Broederschap, verklaren dat Riquyn Ploech voor zich en zijn erfgenamen van hen gekocht heeft voor een bedrag van 100 oude schilden een jaarlijkse rente van 6 oude schilden, gaande uit alle goederen en renten van de Broederschap, op voorwaarde dat de huismeesters deze 6 schilden zullen gebruiken tot voeding, kleding en dekking der armen

215 Wijnant Ridder en Arnt Thomas, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gadert Sondersorge heeft overgedragen aan Henrick van Goir een rente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit zijn huis en erf, vroeger in bezit van Bye van Ryperscheide, gelegen tussen huis en erf van Jacob van Ede, Johan van Gemert en Lute van Delen enerzijds en van Johan Sondersorge anderzijds, op nader omschreven voorwaarden

216 Henrick van Lienen en Johan Menschart, schepenen te Arnhem, oorkonden dat jonkvrouwe Styne, weduwe van Johan Menschart, haar zuster Elberich, vrouw van Wolter van Eyle, en Johan Menschart voornoemd, mede namens Wolter en Mechtelt, kinderen van Styne voornoemd, aan Arnt die Monnick en diens vrouw Eefsche het recht gegeven hebben hun huis en hofstede aan de Conynckstrate en de Ketelstrate op de scheidingsmuur van de "zaell" van Styne voornoemd op te bouwen, tegen betaling van 6 oude schilden 's jaars, waarvan 3 schilden afgelost mogen worden na de dood van Zwene Gruters, non ter Hunp, zuster van Styne en Elberich voornoemd

217 Steven van Brienen en Henrick van Lienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan Sondersorge en zijn kinderen Gadert en Derick hebben overgedragen aan Henrick van der Weyden een rente van 2½ oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis, gelegen tussen huis en erf van Marselis Arntssoen enerzijds en van Gerit Anckerman anderzijds en grenzend aan huis en erf, eerder in bezit van Willem Ryperscheid, alsmede uit 3 schaarweiden, daarbij behorend, gelegen in Arnhemmerbroick, uit welke bezittingen reeds een rente van 4 oude schilden en 3 pond 's jaars gaat

218 Johan van Arkel, richter te Arnhem en van de Veluwezoom, oorkondt dat Derick Struve overgedragen heeft aan Gerit Brouwer, huismeester van de Broederschap, een rente van 1½ molder rogge 's jaars, gaande uit zijn goed te Dreyen in het kerspel Oesterbeeck

219 Geryt Brouwer en Roloff Komen, huismeesters van de Broederschap, erkennen dat Derick Struve de rente van 1½ molder rogge 's jaars, welke deze aan de Broederschap overgedragen heeft, gedurende zijn leven met 1 molder 's jaars betalen mag, en dat daarna 1½ molder betaald zal moeten worden

220 Derick Roesennouwe, bastaard, richter te Huessen en Malborch, oorkondt dat Conraet Henrichssoen en zijn vrouw Jutte overgedragen hebben aan Gerit Brouwer, huismeester van de Broederschap, 2 morgen land in de Praest, in het westen begrensd door de Weteringhe, in het oosten door de Rijn, in het noorden door het land van de erven Bylant, en een erf, begrensd door het land van Ceelman Wychman, de "gemeynt", het land van Johan van der Mess en het land dat vroeger van Henrick Coepman was, gelegen in kerspel Malborch

221 Geryt van Meynerswijck en zijn zuster Wendell bevestigen de verkoop door Coenraet Henrichssoen en diens vrouw Jutte, vermeld in de akte van 1447 maart 17 (reg.no. 220)

222 Steven van Daernick als leenheer oorkondt dat Henrick van der Weyen ten behoeve van de Broederschap ontvangen heeft een stuk land in Eldenremaet, groot 13 morgen, na de dood van de sterfman Goedert Brentinck

223 Wijnant Ridder en Arnt Thomas, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Aleit, weduwe van Arnt die Wilde, Willem Hugensoen en zijn vrouw Trude, dochter van Aleit voornoemd, overgedragen hebben aan Willem Tousleger hun huis en erf (gelegen tussen huis en erf van Henrick Lubbertssoen en dat van Johan van Moirse, de schoenmaker), waaruit Willem Hugensoen jaarlijks zal ontvangen een rente van 2 oude schilden

224 Johan van Rynesse, woonachtig te Zeyst, erkent aan Dirc Struve in tijns weer overgegeven te hebben een derde deel van 3½ ouden braspenning 's jaars, gaande uit het goed, genaamd "die Pas", gelegen te Dreyen in het kerspel Oesterbeke

225 Ott van den Stade, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Jutt 's Groten overgedragen heeft aan Goesen Jacobssoen van Manen, ten behoeve van de Broederschap, 1 morgen land in het kerspel Elden aan de bandijk, verder aan drie zijden omgeven door het land van de Broederschap

226 Steven Plioch en Wijnant van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Maes van Mekeren, gezworen bode der stad Arnhem, verklaard heeft namens de Broederschap gepand te hebben aan het erf van Frederick Gelreman in de Nyerstat

227 Steven Ploich en Wijnant van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan van Huet en Henrick Monnichuys, huismeesters van de Broederschap, bij executie verkocht hebben aan Henrick Sluter, voor een achterstallige tijns, de hofstede van Frederick Gelreman in de Nyerstat

228 Herman van Wye en Steven Ploich, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan van Huet en Henrick Monnichuys, huismeesters van de Broederschap, aan Frederick Gelreman aangezegd hebben de verkoop van zijn huis en erf in de Nyerstat aan Henrick Sluter, wegens onbetaalde tijns

229 Stheven Ploich en Gijsbert van der Hoeven, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrick Sluter overgedragen heeft aan Johan van Huet en Henrick Monnichuys, huismeesters van de Broederschap, de koop, vermeld in de akten van 1453 december 10 (reg.nos. 226, 227 en 228)

230 Willem van Doirnick en Wijnant van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerselys van den Gruuthuys, richter te Arnhem, voor de eerste maal Frederick Gelreman namens de Broederschap gemaand heeft zijn hofstede in de Nyerstat te ruimen

231 Johan Mynschart en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerselis van den Gruuthuys, richter te Arnhem, Johan van Huet en Henrick Monnichuys, huismeesters van de Broederschap, ingeleid heeft in de hofstede van Frederick Gelreman in de Nyerstat

232 Gijsbert van der Hoeven en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan van Huet en Henrick Monnichuys, huismeesters van de Broederschap, aan Cunegunde van Lair de lossing aangeboden hebben van een hofstede in de Nyerstat, ingewonnen van Frederick Gelreman

233 Henrick van Monnichusen en Johan van Huet, huismeesters van de Broederschap, verklaren met hun medebroeder Gosen Jacobssoen van Manen een ruil aangegaan te zijn, waarbij de Broederschap, tegen een afstand van een rente van een ½ oud schild 's jaars uit het huis van wijlen Hille Halman voor de Velperpoirte, verkrijgt 1 oud schild 's jaars, gaande uit eht erf van Jutte 's Groten op de Praist

234 Ott van den Stade, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Henrick van Monyckhusen, namens de Broederschap, gepand heeft aan de goederen van Jacop Schulynck, in het kerspel Elden gelegen, voor 100 Rijnse guldens en 31 cromsteerten, welke na executie gekocht worden door Ren Jeger

235 Jacop Lijster, richter te Wageningen, en de schepenen aldaar, oorkonden dat Johan van der Samme en zijn broer Henrick die Roysse erkend hebben schuldig te zijn aan Randolff Jeger en Johan van Kranenborch, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 5 pond 's jaars, gaande uit hun huis en erf te Dolre, uit een hofstede daarnaast, in het oosten begrensd door het land van Randolff van Wynnyngler, in het westen door dat van Gerrit die Roysse, in het zuiden door een openbare weg en in het noorden door de landerijen der erfgenamen van Robbert van den Dorenwert, Bartout van Ruwenhove, en Dirck Hack, en uit een ½ malder zaailand in den Diepenoirt, in het oosten begrensd door het land van de hertog van Gelre, in het westen door dat van de erfgenamen van Robbert voornoemd

236 Notaris Wolterus Tolhuys instrumenteert dat Egidius ingen Nywelant, ridder, schepen te Arnhem, ziek, zijn testament gemaakt heeft, waarbij hij ondermeer aan de Broederschap 1400 Rijnse guldens vermaakt, waarvan jaarlijks aan testator en zijn vrouw Lysbette 100 guldens zullen worden uitgekeerd, en waarvoor de priester van het Sint-Nicolaasgasthuis 4 missen per week zal lezen, terwijl na hun dood 4 arme mensen dagelijks een maaltijd zullen hebben

237 Herman van Wye en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrick van Goir en Johan Pyn hebben overgedragen aan Henrick van der Weyden en Johan Krudener, huismeesters van de Broederschap, ten behoeve van de armen een rente van 3 oude schilden 's jaars, gaande uit huis en erf van Gadert Sondersorge, eertijds in het bezit van Bye van Ryperscheide, gelegen tussen huis en erf van Zybert Wonder, Lodewich van Gemertsoen en Johan van Delen enerzijds en het erf van Gadert Sondersorge en diens broer Derick anderzijds

238 Ott van den Gruuthuys en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Willem Hugensoen en zijn vrouw Trude overgedragen hebben aan Henrick van der Weyden, huismeester van de Broederschap, een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis en erf van Willem Tousleger, overeenkomstig de akte van 1447 oktober 29 (reg.no. 223)

239 Gijsbert van der Hoeven en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrick die Monnick en zijn vrouw Aleit overgedragen hebben aan Johan Krudener en Henrick van der Weyden, huismeesters van de Broederschap, een huis en erf, afkomstig van zijn vader Arnt die Monnick, gelegen tussen huis en erf van de weduwe van Johan Mynschart, joncfrouw Styne, en haar zuster, jonfrouw Elberich, en de Ketelstraete

240 Johan Mynschart en Ott van den Gruuthuys, schepenen te Arnhem, oorkonden dat joncfrouw Stine, weduwe van Johan Mynschart, en Wolter van Eyle met zijn vrouw Elberich, overgedragen hebben aan Henrick van der Weyden, huismeester van de Broederschap, hun huis en erf, gelegen tussen huis en erf van Peter van Runnen (vroeger van Arnt die Monnick), begrensd door het land van Henrick van der Borch, en een hof buiten de Velperpoirte, gelegen tussen het land van Henrick van der Borch en dat van Ude van den Rijn, voor een tijns van 4 oude schilden 's jaars

241 Willem Doirnick en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Jutte van Ravenswade erkend heeft de rente van 4 oude schilden 's jaars, vermeld in de akte van 1422 maart 29 (reg.no. 164), welke zij jarenlang van de Broederschap ontvangen heeft, thans aan de Broederschap te hebben overgedragen

242 Wilhem Heuck, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Willem van Doernick en zijn vrouw Margriet overgedragen hebben aan Jacob van Scilfhouden een kamp land, groot 4½ morgen, in het kerspel Driel, genaamd "Ruterskamp", in het oosten begrensd door het land van het convent van Mariendale, in het zuiden door de Elderzeghe, in het westen door het land van Roloff Momme en in het noorden door de Drielsche Zeghe

243 Derick Struve van Dreyen erkent verkocht te hebben aan Gerit Becker een rente van 5 molder rogge 's jaars, gaande uit het goed Hoichdreyen in het kerspel Oosterbeek

244 Henrick Monnichuys en Gerit Becker verklaren dat Derick Struve van Dreyen de renten van 5 molder rogge, aan elk van hen verschuldigd, gaande uit zijn goed Hoichdreyen te Oosterbeek, te allen tijde mag lossen met 120 rijderguldens

245 Willem Heuck, richter in de Overbetuwe, oorkondt dat Willem van Tuyll Egbertssoen, als rentmeester van de heer van Egmondt, gepand heeft aan het goed van de Broederschap, gelegen onder Driel, in het oosten begrensd door het land van Wolter Oerinck, in het westen door dat van de Broederschap, in het zuiden door dat van Willem, heer van Egmondt, en in het noorden door dat van Peter van Mekeren, voor verschenen pacht, en welk goed na executie overgedragen wordt aan Willem van Tuyl Henricxsoen

246 Gadert Noerdingh, richter te Westerwoirt, oorkondt dat heer Wijnant van Arnhem, ridder, en zijn vrouw Arnt verkocht hebben aan Johan van Delen en Johan van Hulst, huismeesters van de Broederschap, een rente van 44 Rijnse guldens min 1 oort 's jaars, gaande uit de hof te Heze, gelegen in het land van den Berge in het kerspel Westerwoirt

247 Johan van Delen en Gosen Jacobssoen van Manen, huismeester van de Broederschap, erkennen in erfpacht gegeven te hebben aan Johan van Postell 3 hoeven land in Lopenremarck, in het oosten begrensd door de Bredeslege, in het zuiden door de Zandwech, in het westen door het land van Johan van Postell voornoemd, in het noorden door de maalschap van Delen, voor één molder rogge 's jaars

248 Gijsbert van der Hoeven en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Maes van Mekeren, gezworen bode der stad Arnhem, heeft verklaard ten behoeve van de vicarissen in de Oude Kerk aldaar te hebben gepand aan een huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge, wegens achterstalligheid van een deel van de hieruit gaande rente van 4 oude schilden 's jaars

249 Gijsbert van der Hoeven en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Gadert van Presichave, priester, als procurator der vicarissen van de Oude Kerk te Arnhem, heeft verkocht aan heer Derick van Aken, priester, het ten behoeve van de vicarissen gepande huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge

250 Sweder van Angeren en Wijnant Ridder, schepen te Arnhem, oorkonden dat Johan Gadertssoen, gezworen bode der stad Arnhem, onder ede verklaard heeft dat hij op de zaterdag tevoren in opdracht van de vicarissen van de Oude Kerk te Arnhem een gesloten renversaal, voorzien van het stadszegel van Arnhem, heeft gebracht aan vrouwe Agnes van Bronckhorst, abdis van Elten, welke brief tot inhoud had dat heer Gadert van presichave, priester, als procurator der vicarissen van de Oude Kerk te Arnhem, heeft verkocht aan heer Derick van Aken, priester, het ten behoeve van de vicarissen gepande huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge, welk pand vrouwe Agnes voornoemd zal kunnen lossen aan heer Derick Aken voornoemd

251 Roloff Momme en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Gadert van Presichave, priester, als procurator der vicarissen van de Oude Kerk te Arnhem, aan Gadert Sondersorge heeft medegedeeld te hebben verkocht aan heer Derick van Aken, priester, het ten behoeve van de vicarissen gepande huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen Johan Sondersorge, en dat van Gadert Sondersorge dit pand zal kunnen lossen aan Derick van Aken

252 Herman van Wije, de jongere, en Wijnant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Gadert van Presichave, priester, als procurator der vicarissen van de Oude Kerk te Arnhem, aan Henrick Wyer heeft medegedeeld te hebben verkocht aan heer Derick van Aken, priester, het ten behoeve van de vicarissen gepande huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge, en dat Henrick Wyer dit pand zal kunnen lossen aan Derick van Aken

253 Roloff Momme en Wijnant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Gadert van Presichave, priester, als procurator der vicarissen van de Oude Kerk te Arnhem, aan Derick Sondersorge heeft medegedeeld dat hij heeft verkocht aan heer Derick van Aken, priester, het ten behoeve van de vicarissen gepande huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge, en dat Derick Sondersorge dit pand zal kunnen lossen aan Derick van Aken

254 Johan van Brienen en Steven van Delen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat heer Derick van Aken, priester, voor hen heeft overgedragen aan Henrick van der Weyden huis en erf, gelegen in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge, zoals hij het gekocht heeft van heer Gadert van Presichave, priester, alsmede alle bijbehorende eigendomsbewijzen

255 Herman van Wye, de jongere, en Ott van den Gruythuyss, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerit Jeger, richter te Arnhem, op verzoek van Henrick van der Weyden voor de eerste maal bevel heeft gegeven tot ontruiming van een huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge, thans verkocht aan genoemde Henrick van der Weyden

256 Sweder van Angeren en Steven van Camphusen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerit Jeger, richter te Arnhem, op verzoek van Henrick van der Weyden voor de tweede maal bevel heeft gegeven tot ontruiming van een huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge, thans verkocht aan genoemde Henrick van der Weyden

257 Johan Mynsschart en Wijnant Ridder, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerit Jeger, richter te Arnhem, op verzoek van Henrick van der Weyden, voor de derde maal bevel heeft gegeven tot ontruiming van een huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge, thans verkocht aan genoemde Henrick van der Weyden

258 Geryt die Jeger van Padtbroick, richter te Arnhem en van de Veluwezoom, oorkondt dat Deryck Struyve Willemssoen erkent verkocht te hebben aan Henrick van Monickhusen een rente van 10 molder rogge 's jaars, gaande uit zijn goed Hoge Dreyel, gelegen in het kerspel Oosterbeek

259 Johan van Brienen en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerit Jeger, richter te Arnhem, op verzoek van Henrick van der Weyden voor de vierde maal bevel heeft gegeven tot ontruiming van een huis en erf in de Bakkerstraat, voorheen van Johan Sondersorge, thans verkocht aan genoemde Henrick van der Weyden

260 Arnt van der Lawick Roloffsoen beleent Wilhem Hugensoen, ten behoeve van de Broederschap, met 16 morgen land, gelegen in de kerspelen Elden en Oosterbeek, en geeft toestemming, uit dit leengoed 6 à 8 morgen te verkopen, mits het leen op andere wijze weer verbeterd wordt

261 Herman van Wye en Henrick Bentynck, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrick van Ghoir erkend heeft schuldig te zijn aan zijn natuurlijke dochter Katheryne, vrouw van Wilhem, zoon van Clees [sic], de wever, 50 Rijnse guldens en 6 malder rogge, alsmede al zijn huisraad en kleren te Arnhem en te Maryenborn, en aan haar dochters Wilhemke en Aleid respectievelijk 25 en 3 Rijnse guldens, ten dele te innen van de Broederschap, en ten slotte aan Wilhem Emmelricks 4 Rijnse guldens met zijn tabberd en zijn pels

262 Sweder van Angeren en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Borchart van den Nyenhuyss , gezworen bode der stad Arnhem, heeft verklaard op 9 maart 1474 namens Ott van den Kerckhoff, als huismeester van de Broederschap, te hebben gepand aan huis en erf van wijlen Johan Sondersorge, gelegen in de Bakkerstraat, wegens twaalf jaar achterstallige rente, gaande uit dit huis en erf aan genoemde Broederschap

263 Sweder van Angeren en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Ott van den Kerckhoff, als huismeester van de Broederschap, verkocht heeft aan Wilhem Hugensoen het ten behoeve van genoemde Broederschap gepande huis en erf van wijlen Johan Sondersorge, gelegen in de Bakkerstraat, welk pand voortaan aan Wilhem Hugenssoen kan worden gelost

264 Herman van Wye en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Ott van den Kerckhoff, als huismeester van de Broederschap, tegenover meester Beernt van der Weyden heeft verklaard dat hij heeft verkocht aan Wilhem Hugenssoen het ten behoeve van genoemde Broederschap gepande huis en erf van wijlen Johan Sondersorge, gelegen in de Bakkerstraat, welk pand Beernt van der Weyden en zijn mederechthebbenden zullen kunnen lossen aan genoemde Wilhem Hugenssoen

265 Herman van Wye en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wolter van Eyll en zijn vrouw, jonkvrouw Elberich, overgedragen hebben aan Ott van den Kerckhoff en Herman Worm, huismeesters van de Broederschap, de 6 oude schilden 's jaars uit het huis en erf in de Konynckstrate, tussen het huis van jonkvrouw Stijne, weduwe van Johan Mynsschart, en dat van de Broederschap voornoemd, vermeld in de akte van 1445 januari 9 (reg.no. 216)

266 Johan van Broichusen en Johan van Brienen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerit van Mekeren, richter te Arnhem, op verzoek van de Broederschap voor de eerste maal bevel heeft gegeven tot ontruiming van huis en erf van wijlen Johan Sondersorge in de Bakkerstraat

267 Johan van Brienen en Sander Tengnegell, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerit van Mekeren, richter te Arnhem, op verzoek van de Broederschap, voor de tweede maal bevel heeft gegeven tot ontruiming van het huis en erf van wijlen Johan Sondersorge in de Bakkerstraat

268 Gerselis van Aller en Johan van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerit van Mekeren, richter te Arnhem, op verzoek van de Broederschap voor de derde maal bevel heeft gegeven tot ontruiming van het huis en erf van wijlen Johan Sondersorge in de Bakkerstraat

269 Arent van der Lawyck Arnts beleent Willem Hugenssoen, ten behoeve van de Broederschap, met 16 morgen in de kerspelen van Elden en Oosterbeek

270 Gerselis van Aller en Sweder van Angeren, schepenen te Arnhem , oorkonden dat Gerit van Mekeren, richter te Arnhem, op verzoek van de Broederschap voor de vierde en laatste maal bevel heeft gegeven tot ontruiming van het huis en erf van wijlen Johan Sondersorge in de Bakkerstraat

271 Margareta te Westeneynde, weduwe, en haar zoons Derick en Willem Ommait, erkennen overgedragen te hebben aan Otte van den Kirckhoff, huismeester van de Broederschap, 7 hont land, genaamd het "Stompstuck", gelegen op de Praest, in het oosten, zuiden en noorden begrensd door het land van de Broederschap, in het westen door "die gemeyn herstrate"

272 Henrick Bierwisch en Gerit van Aller, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan en Derick van Eyll, gebroeders, en Johan Mangelman hebben overgedragen aan heer Peter van Wetten en heer Derick van Aken, priesters, vicarissen in de Oude Kerk, ten behoeve van de gezamenlijke vicarissen aldaar, een rente van 4 oude schilden 's jaars, gaande uit het huis en erf van wijlen Peter van Ruynen (thans van Evert van Uchelen Droighscherre) en dat van de Broederschap (vroeger van Aernt die Monnick), grenzend aan het land van Henrick van der Borch, en uit een hof buiten de Velperpoort, gelegen tussen het goed van Henrick van der Borch en "Uden hoff van den Rijn", welke genoemde rente heeft toebehoord aan Stijne Mynschart (zoals vermeld in de akte van 1457 september 16; reg.no. 240)

273 Theodoricus de Molendino, notarius, oorkondt dat Walramus de Waemel, van de orde van Sint-Benedictus en pastoor van de parochiekerk te Arnhem, enerzijds, en Harmannus Worm en Andreas Leyendecker, meesters of provisoren van de Broederschap, anderzijds, zijn overeengekomen dat het gasthuis van de Broederschap zal worden verplaatst van de Rijnpoort, bij de stadsmuur, naar het huis van Johannes Gruters in de Ketelstraat, gelegen tussen de openbare weg en het huis van Everardus de Uchgelen, zulks in verband met het feit dat de bestaande behuizing schadelijk voor de gezondheid der armen is, op voorwaarde dat de Broederschap voortaan jaarlijks aan de pastoor en zijn opvolgers een bedrag van 2 Rijnse guldens zal betalen, opdat de parochiekerk geen financiële schade zal lijden

274 Herman van Wye en Wychart then Have, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrick Bierwisch voor hen heeft overgedragen aan Andries Janssoen en Henrick van Monnichusen, huismeesters van de Broederschap, ten behoeve van de Broederschap, 12 molder winterrogge van een stuk land, genaamd "de Rijnacker", gelegen buiten de Rijnpoort, welke verplichting kan worden afgekocht met 125 Rijnse guldens

275 Gheryt van Raesfelt, richter te Westervort, oorkondt dat Herbert van Poerssenborch verkocht heeft aan de Broederschap een stuk land in zijn bouwing in het kerspel Westervoort

276 Roloff Velkener en zijn vrouw Elizabeth erkennen overgedragen te hebben aan Goessen van den Berge en Arnt Jeger, huismeesters van de Broederschap, 3 morgen land op de Praist, dat de Broederschap reeds in pacht had van wijlen Johan van der Kamer, vader van Elizabeth voornoemd

277 Gerit van Mekeren, drost en richter van de Veluwe, oorkondt dat Henrick van Doernick en zijn vrouw Aleit voor het gericht in erfkoop hebben overgedragen aan Goessen van den Berge en Henrick Brouwer, huismeesters van de Broederschap, een rente van 37½ Rijnse guldens 's jaars, gaande uit hun bezit, genaamd "die Horst", gelegen in Loenenre holtmathe op de Veluwe in het kerspel Begbergen

278 Wilhelm van Doirnick, Henrick Bentinck, Jacob Ridder en Brant van Delen verklaren zich garant voor de jaarlijkse betaling van de rente van 37½ gulden, die Henrick van Doirnick en zijn vrouw Aleit hebben overgedragen aan de huismeesters van de Broederschap

279 Hermen van Wye en Johan Gruter, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Reyner Vogell en zijn vrouw Katherina overgedragen hebben aan Steven then Westerenge en Claes van den Cruys, ten behoeve van de Broederschap, een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit hun huis en erf op de hoek van de Beeckerstraet, en naast huis en erf van wijlen Henrick Beyen (thans in bezit van het klooster Bethaniën bij Arnhem)

280 Elizabeth van Arnhem, anders geheten van Wilpe weduwe, Evert van Wilpe, haar zoon, en Henrick Bentinck verklaren schuldig te zijn aan Claes van der Cruyss en Henrick van Monnichusen, huismeesters van de Broederschap, een bedrag van 400 Rijnse guldens, waarover zij gedurende 6 jaar een jaarlijkse rente zullen betalen van 1 penning voor elke 16 penningen, op nader omschreven voorwaarden

281 Notaris Otto de Reno instrumenteert dat Gerardus van der Hoeven, zijn moeder Elizabeth van der Hoeven, woonachtig in de buurschap Dreyen, kerspel Oisterbeeck, en anderen verklaringen hebben afgelegd omtrent de tijnsplichtigheid van de landerijen van Gerardus Becker, burger van Arnhem, in Dreyen

282 Broeder Johan then Holt, commandeur, broeder Herman Poilman, prior en het convent van het godshuis van Sint-Johan te Arnhem, verklaren ingevolge een schikking geen aanspraken meer te hebben op de goederen van Gerit Becker, te Dreiden gelegen, behalve een tijns van 7 oude butken

283 Garselis van Scherpenzeell, richter te Arnhem en van de Veluwezoom, oorkondt dat Henrick van Monnichusen voor het gericht heeft bekend schuldig te zijn aan de Broederschap 100 Rijnse guldens 's jaars, gaande uit 10 malder rogge die hij jaarlijks heeft uit het erf van Gerit Beckers en uit het land, gelegen te Dreyen in het kerspel Oesterbeeck, en voorts uit al zijn ander roerend en onroerend goed dat hij in het ambt Veluwenzome heeft

284 Carselis van Scharpenzeel, richter te Arnhem en van de Veluwezoom, oorkondt dat Henrick van Monnickhuysen erkend heeft schuldig te zijn aan Geerlich Morre ten behoeve van de Broederschap 100 Rijnse guldens, waarvoor hij jaarlijks 6 guldens zal betalen, met als onderpand zijn rente van 10 molder rogge 's jaars uit Gerit Beckers goed te Dreyen

285 Gijsbert van Mekeren erkent verkocht te hebben aan Jan Ottensoen van Lent een tijns van 2½ oude butken 's jaars, gaande uit de hof te Dreyen, zoals hij deze geërfd had van zijn vader Peter van Mekeren

286 Gerit ter Hoeven en zijn vrouw Wobbe erkennen verkocht te hebben aan Johan Ottenssoen van Lent en diens vrouw Gerit een rente van een halve goudgulden 's jaars, uit hun huis en land in de buurschap Dreyen, in het oosten begrensd door het land van Evert van Dreyen, in het zuiden door het bos van de Broederschap, in het westen door het land van Aernt Yeger, in het noorden door de openbare weg

287 Carzelis van Scharpenseel, richter te Arnhem en van de Veluwezoom, oorkondt dat Gerit van Huedt, huismeester van de Broederschap, wegens achterstallige jaarrenten, evrschuldigd door Henrick van Monickhusen, gerechtelijk verwonnen heeft 10 malder rogge 's jaars, gaande uit het goed van Gerit Becker te Dreyell, en een perceel hakhout aldaar

288 Frans de Voss van Steenwijck, richter te Arnhem en van de Veluwezoom, oorkondt dat Geryt van Boygen alias Becker heeft overgedragen aan Reyner Krudener, huismeester van de Broederschap, het goed Hoige Dreyen, afkomstig van Dirck Struyff

289 Derick van der Hoeven en Wijnant van Doirnynck, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wolter Teetz en zijn vrouw Sophia overgedragen hebben aan Gerit van den Berghe ten behoeve van Stijne, natuurlijke dochter van Roloff van Eymeren, een stuk zaailand buiten de Velperpoirte op de Steenberch, groot 10 schepel, gelegen tussen het land van Derick van der Hoeven en dat van Johan van Bockhorst, begrensd door het land van het Sint-Petersgasthuis binnen Arnhem en door het land van Johan van Bockhorst voornoemd

290 Johan Cuper erkent overgedragen te hebben aan Griet Sybartz een rente van 21 goudgulden 's jaars, gaande uit een bouwing, genaamd "die Wuerden", onder Elst, ingevolge de schuldbrief van wijlen Arnt van der Lauwick, Evert van der Staden en Herman van Wy, ten behoeve van Bartolt Cuper en Hillegart, ouders van de oorkonder

291 Herman van Wye en Wijnant van Doirnynck, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Peter Pelgrumssoen overgedragen heeft aan Wolter Schetter een rente van 4 Philipsguldens 's jaars, gaande uit zijn huis en erf in de straat tussen het Lant Vermerck en de Velperpoirte, begrensd door de Beek, gelegen tussen huis en hof van Jacop Jelissoen en het hoekhuis "van der Beecken", met een schaarweide in Arnhemmerbroeck, in de Ryckerluyde Weyde

292 Tonyss Goltsmydt en zijn vrouw Johanna Zyberts, en Joest Zyberts en zijn vrouw Anna Raven, erkennen uit hun aandeel in de rente, vermeld in de akte van 1513 augustus 30 (reg.no. 290), door hen geërfd van hun moeder Griete Zyberts, overgedragen te hebben aan Herman Brouwer een rente van 10½ goudguldens 's jaars

293 Thonys Goltsmyt en zijn vrouw Johanna Zybertsdochter erkennen verkocht te hebben uit hun aandeel in een rente van 21 goudguldens 's jaars, vermeld in de akte van 1513 augustus 30 (reg.no. 290), aan Herman Brouwer een rente van 3½ goudguldens 's jaars

294 Engelbert Cloet en zijn vrouw Naele Zybertsdochter erkennen verkocht te hebben aan Herman Brouwer een derde deel van een rente van 21 goudguldens 's jaars, vermeld in de akte van 1513 augustus 30 (reg.no. 290), geërfd van haar moeder Grete Zyberts

295 Oliphir Hackfort en Henrick van Poelwijck, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Johan van den Berghe en zijn vrouw Belye overgedragen hebben aan Ott van Hoeckellom, huismeester van de Broederschap, een rente van 1 Philipsgulden en 1 oort 's jaars, gaande uit een kamer in de Beckerstraat, toebehorend aan Baldewijn van den Water en zijn vrouw Jacop, gelegen tussen huis en erf van Baldewijn en Jacop voornoemd en dat van wijlen Evert Janssoen

296 Gerrit van Brienen, weduwe van Johan van Reness, en diens dochter Elizabeth erkennen overgedragen te hebben aan Ot van Hoekelom en Johan Gerytssoen, huismeesters van de Broederschap, een rente van 6 molder haver 's jaars en een tijns van 9 butkens, gaande uit de goederen van de Broederschap onder Elden, genaamd "de Eldermaet", met de achterstand, en een derde deel van 6 braspenningen tijns uit Gerit Beckers goed, waartegen de Broederschap afstand doet van 2 butken 's jaars uit haar goed te Oesterbeeck, genaamd "die Bantzehegge", terwijl zij voor een memorie als preuve schenkt 75 Rijnse guldens

297 Arnt the Boeckop en Roloff Momme, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Derick van Ruermunde en zijn vrouw Lysbeth overgedragen hebben aan Herman van Wye Derickssoen, huismeesters van de Broederschap, een rente van 1 Rijnse gulden 's jaars, gaande uit een huis en erf in de Wilhackensteghe, tussen huis en erf van Luyken Waterman, schoenmaker, en een poort van wijlen Gerit van Aller

298 Otto van Hoickelum en Jacob van Manen, huismeester van de Broederschap, erkennen schuldig te zijn aan Lambert Raemaicker en diens vrouw Grete een rente van 9 Philipsguldens 's jaars, gaande uit de Grote Weerdt op de Praest

299 Ott van Hoickelom en Jacob van Maenen, huismeesters van de Broederschap, erkennen het Convent van Mariendaell kwijtgescholden te hebben een rente van 2 pond 's jaars uit de voor de conventspoort gelegen watermolen, en van 1 pond uit zijn huis en erf te Arnhem in de Overstraete, genaamd "den Ancker", waartegenover het convent aan de Broederschap kwijtgescholden heeft een rente van 2 pond 's jaars uit het goed te Dreyen, aan de Broederschap toebehorend

300 Ott van Hoeckelum, huismeester, Aernt Yegher en Hermen van Wye, gildemeesters, en de Broederschap erkennen verkocht te hebben aan hun medebroeder Jacob van Manen en diens vrouw Mechtelt, ten behoeve van de bouw der kerk, een rente van 12 Rijnse guldens 's jaars, gaande uit de Kleine Waard te Roesande, gelegen tussen de landerijen van het nonnenklooster Bethaniën, aan één kant grenzende aan de Sloetelldijck, aan de andere kant aan de Rijn

301 Otto van Hoeckelum en Jacob van Manen, huismeesters van de Broederschap, Herman van Vijhe Derickssoen, Arnt Yeger, en de gezamenlijke broeders verklaren dat de 40 guldens die wijlen Geritt van der Wall bij testament aan de Broederschap heeft nagelaten tot het houden van een wekelijkse mis in de kerk van het Sint-Nicolaasgasthuis, voor dit doel niet toereikend zijn, en dat zij derhalve van Zegewalt ter Herenhaeff en Reyner van Broeckhusen, als mombers voor hun vrouwen, erfgenamen van wijlen Geritt nog 60 goudguldens hebben gekregen, zodat de desbetreffende missen wekelijks zullen kunnen plaatsvinden, te houden door een meester Henrick Gaymans, en na zijn dood of vertrek door een priester, aan te wijzen door de erfgenamen van wijlen Gerit van der Wall

302 Otto van Scherpenzeell, richter te Arnhem en van de Veluwezoom, oorkondt dat Henrick Haigen en zijn vrouw Alijt Geritsdochter ter Hoeven, Wouter Gijsbertssoen en diens vrouw Griet, zuster van Alijt voornoemd, overgedragen hebben aan Jacob van Manen, huismeester van de Broederschap, een huis en erf in de Grote en Kleyne Camp in de buurschap Dreyen, kerspel Oesterbeeck, in het oosten begrensd door het land van Evert van Dreyen, in het zuiden door het bos van de Broederschap, in het westen door het land van Arnt Yeger, in het noorden door de openbare weg

303 Wijnant van Doernynck en Oliphier Hackfort, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gaert Henrichssoen en zijn vrouw Margriet overgedragen hebben aan Gerryt then Broick en Johan Sluysken, ten behoeve van de Broederschap te Arnhem, aan het Lant van der Merck gelegen, een stukje land buiten de Velperpoerte, tussen het land van de Broederschap en dat van het Sint-Catharinagasthuis

2072 St. Nicolai Broederschap te Arnhem 1

Inventaris

Bijlagen

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

303

Wijnant van Doernynck en Oliphier Hackfort, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gaert Henrichssoen en zijn vrouw Margriet overgedragen hebben aan Gerryt then Broick en Johan Sluysken, ten behoeve van de Broederschap te Arnhem, aan het Lant van der Merck gelegen, een stukje land buiten de Velperpoerte, tussen het land van de Broederschap en dat van het Sint-Catharinagasthuis

1529 februari 19 [des fridaiges nae den sonnendach Invocavit]

Oorspr. (inv.no. 842); met de zwaar geschonden zegels der oorkonders.

2072 St. Nicolai Broederschap te Arnhem 1

laatste wijziging 30-07-2012

304 Johan van Mekeren en Henrick van Poelwijck, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Gerryt Berntssoen en zijn vrouw Anna overgedragen hebben aan Jacop van Schevickhaven een rente van 2 goudguldens 's jaars uit hun huis en erf op de hoek van de Wylhackestege aan de Kerckstrate, tussen het goed van Johan Schat, kastenmaker, en dat van de landrentmeester Ercklens

305 Henrick van Poelwijck en Wijnant van Prisichave, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Wilhem Ganseneb en zijn vrouw Weym overgedragen hebben aan Evert Gamyssoen ten behoeve van de Broederschap, een huis en erf van Heyll Holtsnijder en dat van Warner Holtsnijder

306 Wijnant van Dornynck en Henrick van Poelwijck, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Henrick van Poelwijck voornoemd als huismeester, en heer Henrick Thonyssoen, als provisor van het Sint-Petersgasthuis te Arnhem, overgedragen hebben aan Jan Peterssoen en diens vrouw Geze een hofstede aan de stadswal, gelegen tussen het goed van Luyken Gortmaicker en dat van Thonys Becker

307 Wilhem Hynckart, richter te Arnhem en van de Veluwezoom, oorkondt, dat na in- en uitleiding en getuigenverhoor, Johan van Haelderen in het bezit gesteld wordt van 4 heggen hout te Dreyen, tot dusverre bezeten door de Broederschap

308 Johan Momme, richter te Arnhem en van de Veluwezoom, Wijnant van Dornynck en Daem van Delen, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Derick Smyt alias Van Berck overgedragen heeft aan de Broederschap een rente van 3 goudguldens 's jaars, gaande uit een huis en erf van Claes van Amersfoert in de Bermhertige Stege, gelegen tussen huis en erf van de weduwe van Luyte Sluyter en dat van wijlen Jan Schoenouw, waarvoor de armen op de kerkwijdingsdag van de Broederschap zullen ontvangen 1 molder tarwe, en nog een van 5 oert schild en 3 molder tarwe, gaande uit land in Dreyen, waarvoor de broeders lezen zullen 3 missen, en 5 armen te eten zullen geven

309 Gerrit van Holt en Evert Vermaet, huismeester van de Broederschap, verklaren van Wylhelm van Hattym en Wyllemcke, zijn vrouw, te hebben ontvangen een bedrag van 200 goudguldens, in ruil waarvoor genoemde echtelieden van de Broederschap een lijfrente zullen genieten van 17 Rijnse guldens 's jaars, gaande uit Sunter Claesweerdt, gelegen tegenover Rosande

310 Evert Vermaet en Henrick Kreyenfenger, huismeesters, gildemeesters, raden en broeders van de Broederschap, erkennen ontvangen te hebben van hun medebroeder Herman van der Koelwijck alias Brouwer en diens vrouw Griete Sluyters een rente van 21 Rijnse guldens 's jaars, gaande uit een bouwhof, genaamd "dye Wuerde" onder Elst, thans toebehorende aan Otto van Meeckeren te Nijmegen, alsmede 180 guldens achterstand daarvan, waarvoor de Broederschap 3 arme mensen - buiten de 10 die er al zijn - dagelijks zal spijzigen, waarvan de keuze aan de schenkers staat, terwijl ze tevens ieder jaar 8 ellen zwart Arnhems laken zullen kopen om 2 arme mensen te kleden

311 Gildemeesters, huismeesters en raadslieden van de Broederschap vernieuwen de statuten van 1387 (reg.no. 61), ondermeer daar deze slecht leesbaar zijn geworden, en voegen er, naast enige nieuwe artikelen en enkele nieuwe details, ook de eed van de broeders aan toe