Kamer- en kindermeisje. Via een advertentie kwam Marietje op ’t Medler te werken voor de jonge barones. Ze sliep op de kinderkamer bij twee van de kinderen. ’s Avonds na het warm eten en de afwas was ze vrij. Door de week had ze een halve dag vrij en ’s zondags om de week. De meisjes kregen 3 gulden in de week en daarvan moesten ze ook hun broodbeleg kopen. Overdag had ze een blauwe jurk aan met een wit schort, ’s avonds moest ze in het zwart.
Het werk. Alles gebeurde nog op de hand, wassen en afwassen. Kamers werden gepoetst met zwabber, stoffer en blik. Op maandagmiddag poetste ze het zilver of koper. Verder hielp ze de kinderen met aankleden en streek ze de was. Jurkjes met smokjes, dat was veel werk. Ze deed ook de werkkamer van de baron, dan moest ze om half zes opstaan. Hij was lastig, maar ze gehoorzaamde. Dat was toen nog, je was een beetje onderdanig. In maart, de vastentijd, was de grote schoonmaak en moest iedereen meehelpen. Alles werd dan met de hand afgewassen. De laatste drie jaar werkte Marietje in de keuken. Ze kookte nog op een kolenfornuis.
Weck en slacht. Er was een moestuin met bessen waar in een sapketel sap van gemaakt werd. Ook boontjes werden geweckt. Met de slacht kwam de vrouw van de jachtopziener helpen met vlees wecken.
Twee generaties in één huis. Toen was dat gewoon. Ze hadden het niet krap, maar ze deden ook niet luxe. Als de jonge barones geld nodig had, moest ze dat eerst vragen bij de baron en de oude barones. Op vakantie gingen ze naar familie in Duitsland. De kinderen bleven dan thuis.