De grond. Er waren boomgaarden en er waren weilanden met vee, inschaarders werden die genoemd. In 1994 zijn de gronden achter de boerderij beheersgebied geworden. De grond moest verschralen. De vergoeding bracht de baron meer op dan de pacht. Andere boerderijen zijn wel gebleven.
Pacht. Hendrik had ongeveer 7 bunder grond, twintig koeien en twintig stuks jongvee. Daarnaast nog mestkuikens. De relatie met het Huis is altijd goed geweest. Hendrik weet niet hoe het zou zijn om eigen boer in plaats van pachter te zijn.
De jacht. Hendrik deed mee met drijven en hij reed met de wildwagen, een hoge vierwielige kar waar het wild aan werd opgehangen. Er was de ouderen jacht en een jongeren jacht, die nu nog zo heet hoewel ook ‘de jongeren’ ook al in de WAO zitten.
De klusjes. De klusjes die gedaan moesten worden regelde Hendrik zelf. Er was geen rentmeester en de baron bemoeide zich er niet mee. Hij had er ook weinig verstand van. Nadat de baron overleden was, mevrouw op de Tusseler Hof zat en de kinderen altijd in het buitenland zaten, verzorgde Hendrik de hele boel.
Personeel. Het huis schoonhouden werd gedaan door een paar getrouwde vrouwen die dan een halve dag kwamen. De oude barones had een eigen dienstbode. Je moest beleefd zijn maar je hoefde niet onderdanig te zijn.
Feesten. Met kerstmis gingen de kinderen naar het kasteel waar ze chocolademelk en een cadeautje kregen. Hendrik en zijn vrouw zijn verschillende keren naar feesten van ’t Medler geweest. Die werden gevierd bij Eikelkamp, het plaatselijk café. Alles werd altijd prima verzorgd.