De eigen grond. Als tuinman verbouwde vader alle soorten groenten. Verder had vader kippen, varkens en een zestal koeien. De melk ging naar de boterfabriek in Vorden. Voor het meel was er rogge en haver. Aan het landgoed deed hij geen onderhoud.
Boomgaard. In 1926 is de boomgaard aangeplant: oude appel- en perenrassen, noten.
Het bos. Behalve tuinman was vader ook boswachter. Hij was baas over 5 mannen. Hij heeft geholpen met beuken kappen. Met twee man was dat een dag hakken. In de oorlog werd het beukenhout voor de generator gebruikt. In het huis werd hout voor de verwarming gebruikt. Nadat de familie in 1938 wegging is er aan het onderhoud van het bos niet veel meer gedaan. Doordat het pompstation het water uit de grond weg pompt, verdwijnt het water van het landgoed. Nu gaat Natuurmonumenten het parkbos met de vijvers weer herstellen.
Oorlog. Op het landgoed zaten in Grootvadershuisje en in de schapenschuur onderduikers. In het huis waren evacués uit Den Haag. Later zijn er ook nog Ambonezen geweest. Na de oorlog is het huis leeggekomen en werd het verhuurd. Er is een verpleeghuis van gemaakt.
Omgang met de bewoners van het huis. De contacten met meneer en de jonker waren erg goed. Toen moeder tbc kreeg heeft de oude meneer Van Lennep de kosten betaald. Met Prinsjesdag mochten vader en moeder mee naar Den Haag om naar de optocht te kijken. Ze hoorden er altijd bij. Met kerst kwam de hele buurt in het huis. In het begin wel 60 – 70 man. Dan was de kerstboom aan en kreeg je chocolademelk.
Er was vroeger nog iemand in dienst. Als er dan een of andere hoogheid kwam had hij altijd een rood jasje aan.