In 1971 kwam de heer Rensen er werken.
Thema’s die aan de orde komen:
Financiering en beheer. De stichting financierde alles zelf; ze wilde autonoom zijn, onafhankelijk van overheidsgeld. Het beheer van de pas verkregen gronden lag bij de Grontmij, een onafhankelijke instantie. Philips Duphar (chemicaliën) werd aangetrokken voor advies. Ook de Landbouwhogeschool Wageningen was er via onderzoek bij betrokken.
Het werk. Professionele bedrijfsvoering met nieuwe productiemethodes en revolutionaire snoei. Er werkte één man op kantoor en vier waren er voor het buitenwerk.
Verkoop van het fruit. Aanvankelijk via de veiling. Voor de pluk werden plukkers geworven, soms meer dan 90. Steeds vaker werden ze zwart uitbetaald. Iets waar de stichting een eind aan wilde maken. Naderhand werd het fruit ‘op het hout’ (fruit pachten genoemd) verkocht. De koper zorgde daarbij zelf voor de pluk, opslag en afzet.
Registratie. Alles wat werd gedaan, en met welke machines en apparatuur, werd nauwkeurig geregistreerd.
De regenten van de stichting, meestal afkomstig uit Amsterdam, kwamen één keer per jaar, na de bloei, op bezoek. Van alle soorten appels die geteeld werden kregen ze een bepaalde hoeveelheid thuis bezorgd.