N.B. Van de bijlagen is de groote meerderheid verloren, gelijk in de inleiding is medegedeeld. Aangezien nu een gedetailleerde beschrijving van alle nog aanwezige bijlagen den inventaris te omvangrijk zou hebben gemaakt en het aan den anderen kant toch gewenscht scheen, op menig belangrijk stuk onder die bijlagen de aandacht te vestigen, is bij de beschrijving slechts in bepaalde gevallen de inhoud van de bijlagen aangegeven. Zoo zal men omschrijvingen aantreffen van de meeste bijlagen, die tot de Charterverzameling (0243) hebben behoord, en van vele stukken van dien aard, die bij de oudere rekeningen der landrentmeesters-generaal zijn overgelegd en waarvan de inhoud min of meer verrassend, althans opmerkelijk is. Hiermede is natuurlijk allerminst bedoeld, op de niet nader omschreven bijlagen het stempel van onbelangrijkheid te drukken, Op de omslagen, waarin bijlagen bewaard zijn, is aangeduid, tot welke rekeningen zij behooren.
N.B. De groote gapingen in de reeksen van deze rekeningen moeten ten deele verklaard worden uit het feit, dat de tollen herhaaldelijk voor een aantal jaren verpacht zijn geweest. De pachters legden geen rekening af, doch bepaalden zich tot het storten van de pachtsom in de kas van den landrentmeester-generaal. Evenwel worden ook meerendeels gemist de door NIJHOFF in zijn inventaris opgenomen rekeningen van de tollen te Arnhem, 1739-1810, Nijmegen, 1739-1809, Tiel (Meursche pandtol), 1758-1809, Tiel (Geldersche tol), 1739- 1810, Zalt-Bommel, 1739-1810. Deze rekeningen zijn n.l, met uitzondering van de eerste of de eerste 2 en van die over 1801 en vlg. jaren, 28 December 1839 op last van den griffier van de Staten BAUER tot scheurpapier gemaakt. De bewaarde rekeningen over 1800 en vlg. jaren zijn in dezen inventaris niet opgenomen, omdat zij niet tot het archief van de Rekenkamer behooren.
N.B. Deze tol werd jaarlijks van 25 Juli afgedurende 21 dagen geheven, in den regel door den tollenaar van den grooten Gelderschen tol te Arnhem. De landrentmeester van Veluwe verantwoordde de opbrengst in zijn rekeningen. Deze rekeningen zijn niet in den inventaris van NIJHOFF beschreven. Vermoedelijk waren ze in zijn tijd uit het archief van de Rekenkamer weggeraakt en zijn ze zoodoende aan de vernietiging van de 18de eeuwsche tolrekeningen in 1839 ontkomen. Mr. J.F. BIJLEVELD heeft ze met dit archief hereenigd. Zij zijn beschadigd door muizen. De rekeningen van den opvolger van dezen rendant, 1793-1809, zijn geplaatst in de archieven der colleges, die na de Rekenkamer de domeinen hebben beheerd.
N.B. Van de bijlagen is de groote meerderheid verloren, gelijk in de inleiding is medegedeeld. Aangezien nu een gedetailleerde beschrijving van alle nog aanwezige bijlagen den inventaris te omvangrijk zou hebben gemaakt en het aan den anderen kant toch gewenscht scheen, op menig belangrijk stuk onder die bijlagen de aandacht te vestigen, is bij de beschrijving slechts in bepaalde gevallen de inhoud van de bijlagen aangegeven. Zoo zal men omschrijvingen aantreffen van de meeste bijlagen, die tot de Charterverzameling (0243) hebben behoord, en van vele stukken van dien aard, die bij de oudere rekeningen der landrentmeesters-generaal zijn overgelegd en waarvan de inhoud min of meer verrassend, althans opmerkelijk is. Hiermede is natuurlijk allerminst bedoeld, op de niet nader omschreven bijlagen het stempel van onbelangrijkheid te drukken, Op de omslagen, waarin bijlagen bewaard zijn, is aangeduid, tot welke rekeningen zij behooren.
N.B. De groote gapingen in de reeksen van deze rekeningen moeten ten deele verklaard worden uit het feit, dat de tollen herhaaldelijk voor een aantal jaren verpacht zijn geweest. De pachters legden geen rekening af, doch bepaalden zich tot het storten van de pachtsom in de kas van den landrentmeester-generaal. Evenwel worden ook meerendeels gemist de door NIJHOFF in zijn inventaris opgenomen rekeningen van de tollen te Arnhem, 1739-1810, Nijmegen, 1739-1809, Tiel (Meursche pandtol), 1758-1809, Tiel (Geldersche tol), 1739- 1810, Zalt-Bommel, 1739-1810. Deze rekeningen zijn n.l, met uitzondering van de eerste of de eerste 2 en van die over 1801 en vlg. jaren, 28 December 1839 op last van den griffier van de Staten BAUER tot scheurpapier gemaakt. De bewaarde rekeningen over 1800 en vlg. jaren zijn in dezen inventaris niet opgenomen, omdat zij niet tot het archief van de Rekenkamer behooren.
N.B. Deze tol werd jaarlijks van 25 Juli afgedurende 21 dagen geheven, in den regel door den tollenaar van den grooten Gelderschen tol te Arnhem. De landrentmeester van Veluwe verantwoordde de opbrengst in zijn rekeningen. Deze rekeningen zijn niet in den inventaris van NIJHOFF beschreven. Vermoedelijk waren ze in zijn tijd uit het archief van de Rekenkamer weggeraakt en zijn ze zoodoende aan de vernietiging van de 18de eeuwsche tolrekeningen in 1839 ontkomen. Mr. J.F. BIJLEVELD heeft ze met dit archief hereenigd. Zij zijn beschadigd door muizen. De rekeningen van den opvolger van dezen rendant, 1793-1809, zijn geplaatst in de archieven der colleges, die na de Rekenkamer de domeinen hebben beheerd.