Thema’s die aan de orde komen:
Eerste jaren. De vader van de heer N. kocht in 1937 een stuk land waar de eerste jaren aardappels, bonen, groenten, tarwe en tabak tussen de nieuw aangeplante fruitbomen stonden.
Rassen. In de boomgaard stond een veelheid aan (oude) appelsoorten, waaronder Keulemanappels die werden ingekuild. De oude soorten zijn later omgeënt.
Bewaren. Na de oorlog werd het fruit aanvankelijk in de machinekamer van het stoomgemaal bewaard. In 1949 werd een bewaarplaats in de boomgaard gebouwd waar duizend kisten met zo’n vijftien tot twintig ton fruit konden worden bewaard. In 1954 kwam een koelcel met tweehonderd ton opslagcapaciteit.
Spuiten. Midden jaren ’50 begon de bestrijding van insecten met chemische middelen. Gaandeweg liep het spuiten uit de hand. Naar het idee van de heer N. zijn er in die tijd veel loonspuiters overleden.
Snoeien. Snoeien is belangrijk om in de bomen voldoende (zon)licht te laten komen. Als bomen van binnen te dicht zijn krijgen spint en schimmels een kans door vocht. Er werd een klein laddertje in de boom gelegd; bij grote bomen liepen de snoeiers vaak zelf de boom in.
Plukken. Voor de pluk werden grote ladders gebruikt, soms wel met 48 sporten. De Dreumelse plukkers hadden geen last van hoogtevrees en werden daarom ook elders gevraagd om in hoge bomen te plukken. Dat verdiende extra. Als de kersen geplukt waren, werd er een feestje gevierd en werd er goed gedronken. Om de kosten te drukken kwamen er lage boompjes zodat huisvrouwen en wat oudere kinderen makkelijk en goedkoop konden plukken. Fruitbedrijven waren gezinsbedrijven.