1 Derck van der Wolde en Johanna Catharina Willeborts e.l. verklaren deugdelijk schuldig te zijn aan de heer Derk de Vree, burgemeester dezer stad, en vrouwe Nalida Everwijn e.l. een somma van 1500 gl. kapitaal, hun in goede harde gelde aangeteld, belovende dezelve te zullen restitueren heden over een jaar met de interesse van dien tegen 5 ten honderd [enz.], voor de voldoening waarvan de comparanten verbinden hun personen, gerede en ongerede goederen, in specie hun huis en hofstad, staande en gelegen in de Kortestraat, de Burgerwezen dezer stad ter eenre- en de erfgenamen van Jan van Meurs ter andere zijde [enz.];

2 Vrouwe Aleijda Ophoff, weduwe van burgemeester Gijsbert Tulleken, verklaart volgens getekende koopcondities van 07-05-1723 te cederen en op te dragen ten erfelijke behoeve van de Heer Evert Jan Benjamijn baron van Golsteijn, raad en rekenmeester in Gelderland, en vrouwe Charlotte Agnis baronne van Essen e.l. de stedige en onverbrekelijke erfpacht of zodanig recht als dezelve heeft tot het land, buiten de St. Sebus- of Sabelspoort dezer stad achter het Hoornwerk op en aan de glacis van de contrecharpe en naast het land van Zijn Hoogwelgeb. gelegen, door de genoemde weduwe Tulleken in erfpacht bezeten en laatstelijk door Jan van Arnhem in pacht gebruikt wordende, en zulks voor de summa van 325 gl. vrij geld, waarvan de comparante bekent de kooppenningen ontvangen te hebben en daarvan tot genoegen voldaan te zijn [enz.];

3 Nicolaes Smits en Aleijda Minken e.l. verklaren oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan Evertje van Dueren, weduwe van wijlen Arnoldus van Heuven, een kapitale somme van 300 gl., herkomende wegens op heden in goede gangbare gelde aangestelde penningen, welke somma de comparanten beloven te zullen restitueren heden over een jaar met de interesse van dien tegen 3½ gl. van het honderd vrij geld [enz.], tot nakoming en securiteit van hetgeen voorzegd de comparanten e.l. verbinden hun en hunner erven personen, gerede en ongerede goederen en wel in specie derzelver huis, staande en gelegen alhier binnen Arnhem in de Bentingsteeg, de erfenisse van Mevrouwe weduwe Brantsen ter eenre- en N. van Weel ter andere zijde [enz.];

4 Fenneken Keming, weduwe wijlen Johannes van Calkar, voor haar zelf en als moeder en momberse van haar onmundige kinderen verklaart deugdelijk schuldig te wezen aan Juffr. Reijnera Merkes, weduwe wijlen de rentmeester Arent Schuerman, een somma van 1000 gl., haar in goede gelde aangeteld, belovende dezelve somma te restitueren en weder te geven heden over een jaar met de interesse van dien tegen 5 gl. van het honderd [enz.], waarvoor comparante verbindt haar en harer erven persoon en goederen en in specie haar huis, staande in de Ketelstraat, tegenwoordig door comparante bewoond, de weduwe wijlen Willem Leenders ter eenre- en Aeldert Marten ter andere zijde [enz.];