Arndt van Lintelo, echtgenoot van Margrieta van Voirst, richt met zijn broeders Ebertt, Wilhelm, Hessell en Herman van Lintelo een magescheid op van de nagelaten goederen van hun vader Evertt van Lintelo en hun moeder Sophia van Heiden, waarbij o.a. bepaald wordt, dat Arndt en Ebertt de erfenis zullen deelen, zoodat Arndt zal krijgen het huis te Walfarth bij Brederforth en goederen en rechten, in het graafschap van dem Berge gelegen, en een rentebrief, en Ebertt het huis ten Mersch of de Else, een stuk land in het kerspel Stiendre, in den Schuphorst, en een rentebrief op de stad Arnhem, terwijl zij aan hun broeders Wilhelm, Hessell en Herman een som geld zullen uitkeeren, gezamenlijk de schulden van den boedel op zich zullen nemen en hun zusters Anna, Evert en Sophia zullen onderhouden.
Geschreben in den jair unssers Hern funffzehnhundertt vier und sechtzig den siebenden dagh Martii.
Oorspr. (Inv. no. 1); met de licht geschonden zegels van Arndt, Wilhelm, Hessel, Herman van Lintelo, Lubbert van Heiden, heer tot Hagenbeck, Lutz van Heiden tot Engelradinck en Heindrich van Diepenbroch tot Empel in groene was : dat van Ebert van Lintelo is verloren ; met de handteekeningen van de broeders Van Lintelo.