Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Klooster Bethlehem bij Doetinchem

0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0314   Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van het archief en de inventarisatie
3. De huidige toegang
4. Literatuur
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden
Inventaris
1. Algemeen
2. Akten en brieven
N.B. Hierbij ook enkele andere soorten stukken. Het gaat hier om de door Sloet genummerde stukken, voorzover fysiek aanwezig (in ieder geval in de tijd van Sloet) en niet alleen als afschrifit in het cartularium.
3. Financieel beheer en goederenbeheer
4. Overige stukken
5. Regesten
N.B. Alle door Sloet genummerde stukken, deels alleen in afschrift in het cartularium, plus enkele ongenummerde verwijzingen.
5.01. 1200-1300
5.02. 1301-1350
5.03. 1351-1375
199 Dirk, heer van Wisch, ridder, doet voor zich en zijne erfgenamen afstand van zekeren schuldbrief groot 800 mark ten laste van de heeren van Bethlehem, ten behoeve van zijnen broeder Johan van Wisch
200 Dirk, heer van Wisch, verklaart ter zake van den verkoop van den hof te Hunten door het klooster van Bethlehem, voldaan te zijn met een schuldbrief van 800 mark en belooft het schadeloos te houden van Lumbarden oft Joedenscade
201 Schepenen van Dutinchem en Wolter de Rode van Hekeren Evertszoon, richter, getuigen dat Gerloch van Westerhoeve met toestemming van Arnold de Gruter en Dirk Everwijn, reguliere kanoniken te Beelhem, op zijn goed Westerhoeve gevestigd heeft eene schuld van 35 oude gulden schilden
202 Dirk, heer van Wisch, bekent, ten behoeve van den houder van zekeren schuldbrief groot achthonderd mark, in mindering daarvan, vanwege het convent van Bethlehem ontvangen te hebben 131 oude schilden
203 Schepenen van Doetinchem, Johan die Knapper, Herman die Gruter, dat Herman Diriczoon van der Haep 1 libra uit het huis van Wyger van Lengelo aan de Nyen Merkede in Doetinchem, gekocht van Hille Toben en kinderen, verkocht had aan Johan Talen voor deze stierf, en dat de rente aan zijn erfgenamen zal komen
204 Schepenen van Doetinchem, Herman van der Haep, Diricx sone en Gerrit Nibbolts, getuigen dat Rolof van der Molen verkocht aan Diderik Everwijns en Gosen van Culemborch, kanoniken Bethlehem, 1 libra uit het huis van Wyger van Lengghelo
205 Adam Knaap, heer van den Berghe, getuigt dat Rabode van der Korenhorst ten behoeve van het godshuis van Bethlehem heeft opgedragen een slag lands op Wincwickerbroec bij de Vogelzand
206 Guido de Bayxio, regtsgeleerde, op bevel van paus Innocentius uitspraak doende in de geschillen tusschen Otto van Bramen, zich noemende rector der kerk te Doetinchem, en Arnoldus van Wisch, kanonik van Bethlehem, rector der genoemde kerk, wijst voor regt dat Otto van Bramen geenerlei aanspraak heeft op de genoemde kerk, legt hem eeuwig stilzwijgen op en verklaart dat Arnoldus van Wisch wel en teregt heeft geappelleerd. Getuigen zijn Accursius van Milaan en andere advocaten bij het hof van Rome
0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inventaris
5. Regesten
N.B. Alle door Sloet genummerde stukken, deels alleen in afschrift in het cartularium, plus enkele ongenummerde verwijzingen.
5.03. 1351-1375
206
Guido de Bayxio, regtsgeleerde, op bevel van paus Innocentius uitspraak doende in de geschillen tusschen Otto van Bramen, zich noemende rector der kerk te Doetinchem, en Arnoldus van Wisch, kanonik van Bethlehem, rector der genoemde kerk, wijst voor regt dat Otto van Bramen geenerlei aanspraak heeft op de genoemde kerk, legt hem eeuwig stilzwijgen op en verklaart dat Arnoldus van Wisch wel en teregt heeft geappelleerd. Getuigen zijn Accursius van Milaan en andere advocaten bij het hof van Rome
Datering:
1355 februari 25 (Anno nat. domini millesimo trecentesimo quinquagesimo quinto indict. VIII die vicesima quinta mensis februari pontificatus Innocenti pape VI anno tercio)
NB:
Het inventarisnummer is gelijk aan het regestnummer.
Toegangsnummer:
0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem
laatste wijziging 06-10-2011
207 Schepenen van Doetinchem, Herman die Gruter, Wyer van Lenghele, dat Nyleken van Drotenhorst die junghe, Sweder ter Bonst en echtgenote Alheit Gherids Ridders dochter, verkochten aan heer Gosen van Culemborch en Dideric Everwijns, kanunniken Bethlehem, 3 libri, een uit huis Gherides Willems zone up den Walle nu Arnt ten Overe, een libri Evert van den Stede nu Tengghelen Rixen soens wives, een libri Tengghelen Houwarts huis nu Ludeken die Scroder op termeinen en voorwaarden als in de brieven staan die Gherid die Ridder daarvan had
208 Schepenen van Doetinchem, Wyer van Lengelo en Engelbert die Prumer, dat Gerlach Pollert en Gese, zijn echtgenote, en dochter Swene jaarlijks 12 pachtgroten op St. Maarten, uit stuk land tussen hen, de Hoembergher slag van een priester en Gerlog Pollens veen aan proost en Bethlehem betalen, omdat ze het tot hun leven hadden gepacht
209 Johan van Wisch, knaap, bekent van het kapittel van Bethlehem ontvangen te hebben de hoofdsom van 800 mark en de schade daarop geleden
210 Schepenen van Duttinchem, Herman die Gruter en Engelbert die Prumer, dat Johan Johans sone Tak verkochten aan kanunnik Diderike Everwijns en Gosene van Culemborch eene erfelijke jaarrente van 1 libri uit Metten Unmaten huis, gelegen aan de Nyen Merkede
211 Wolter die Rade van Hekeren, richter te Doetinchem, getuigt dat ten behoeve van Gooswijn van Culenborch en Dirk Everwijn, regulier kanoniken te Bethlehem, opgedragen in een kamp lands gelegen bi der Slange
212 Willem, heer van den Berghe en van Biland, ridder, getuigt dat Gerrit van Lengel en zijne huisvrouw eene erfrente uit een huis in de stad te Berghe ten behoeve van het godshuis Belheim hebben opgedragen
213 Schepenen van Duttinchem getuigen de opdragt van eene erfelijke jaarrente uit een stuk lands, genoemd het Bruggestuk, ten behoeve van het godshuis te Bethlehem
214 Schepenen van Doetinchem, Herman Diderixsoen van der Haep en Wier van Lengelo, dat Johan die Cnopper en zoon Henric en Johan zolang zij leven Bethlehem jaarlijks ½ molder rogge op St. Maarten als pachter schuldig zijn, te beginnen dit jaar, van stuk land achter de Ukenberghe bij Sprolandes vene, zoals het gepaald is
215 Schepenen van Duttinchem, Herman Dirixsone van der haep en Wyer van Lenghelo en Wolter de Rode van Hekere Evertszoon, richter van Doetinchem, getuigen den verkoop van een stuk lands genoemd het Podelenvene
216 Schepenen van Duttinchem, Sweder van Wymborch en Wier van Stapelhorst, getuigen de opdragt eener erfrente van een pond gelds uit een huis aldaar aan Evert van Weler
217 Wolter die Rode van Heker Evertszoon, richter te Doetinchem, getuigt dat Johan toe Westerhoven zeker erf en goed ten behoeve van Gerloch toe Westerhove Lambertszoon heeft opgedragen
218 Dideric van Enghusen stelt heren Arnde den Gruter en Dyderike Everwins, kanoniken Bethlehem, ten behoeve van proost en Bethlehem vrij van zijn tijns uit goed Ten Loe, zoals hij had van 1(2) groten op de weer te Enghusen op St. Maarten
219 Herman van der Haep Dideric zoon, richter Doesburg, dat Dideric van Enghusen verkocht aan Bethlehem 12 alde groten die ze jaarlijks vertijnsden in de weer tot Enghusen, kerspel Doesburg, op St. Maarten uit goed Ten Loer bij Doetinchem
220 Schepenen van Emmerik, Rolof van Elze, Evert van den Loe, Johan Hoenremans en Gyselbert die Veer, dat Conraet van Embrick, Willem Gelyszoon van Embrick, jonfren Stine van Embrick Hendriks zuster, Mabilia en Styne Gelys dochters vertyen ten behoeve van Bethlehem op 6 senters penningen van erfnis uit goed Bethlehem op Allerheiligenavond op Conraets hofstede en op achterstallige renten en boeten
221 Derich van Kervenem en Steven van Kervenem Derichssoin verkochten goed toe Hebinch te Varsseveld aan Clawes van Millingen, met 3 waren in Aaltenermark en de tiend over het goed voor vrij eigen, op straffe van leisting in Terborg
221bis Reyner van der Hulst, richter voor Dideric van Wisch, keurnoten ydeman ten Berghe, Ecbert ten Damme, Gedde Vreselar, Willem Hermans, dat Gompert Bovinc betaling van Bethlehem voor haar schulden ontvangen had, en alleen nog 6 schepel rogge hem zolang hij leeft verschuldigd zijn
222 Wolter die Rode van Hekeren Everds soen, richter Doetinchem, lude Herman Duys, Gherid Nibbolt en Ghisebert van der Borch, dat Henric die Eenwinter en Wibbe, zijn echtgenote, aan Reynolt verkochten kanonik Gosen van Culemborch land achter kamp q. Johan Talen, door hem uitgepaald, met kinderen Yde, Wibbe, Wendele, Aleyde, Griete en Dyeborghe. Borgen Gheride Nibbolt, Reynere van Broechusen. Heer Gosen verklaart dat als hij dood is het stuk land zal komen aan de kosterij van Bethlehem
223 Dideric van Baec, proost Bethlehem, verklaart dat hij 4 libri pachtgeld, te beuren op St. Maarten uit goed ter Uuthorst, geeft aan wie koster is om de kerk te "luchten". Dit geld werd voorheen aan het bakhuis gegeven.
224 De proost Dirk van Bake en het convent van Bethlehem geven tien pond gelds jaarlijks uit het goed ten Loo tot zielmissen voor heer Henrik van Wisch
225 Steven van Wisch, drost des hertogs van Gelre, en schepenen van Duttinchem, getuigen de opdragt van twee slagen lands in den Ellengore, ten behoeve van Gerrit den Weende
226 Evert ter Poerten en Maes Rovetasche, schepenen te Doetinchem, getuigen dat Johan van Renen en Fye, zijn echtgenote, aan het godshuis van Bethlehem gegeven hebben eene jaarrente van 4 pond uit Zuenenmaet
227 Schepenen van Doetinchem getuigen dat Gerlach toe Westerhove het goed Westerhove heeft opgedragen ten behoeve van het godshuis te Bethlehem met belofte van ook opdracht te doen voor het gericht als de heer van den lande in het kerspel van Doetinchem een richter zou gezet hebben
228 Gyselbertus Coc, proost Zutphen, wastinzige waren Henricus de Hasselt en Hassekinus Wiberti dat hij wisselde met Bethlehem, liet vrij Bertradis en Johannes Nybbeldinc, en ontving Ghertrudis de Bocholte
229 Schepenen van Doetinchem, Wolter die Rode van Hekeren Everts zoon en Johan Doppelen, dat Egbert van Velseberge bekent dat proost en heren van Bethlehem alle schuld jegens hem betaald hebben, en hij dat van alle roerend en onroerend goed binnen het godshuis en klooster van Bethlehem gehad afstand doet
230 Steven van Wisch, ambtman in de graafschap Zutphen, getuigt dat Gerloch ter Westerhove zijn goed Westerhove ten behoeve van het godshuis van Belheim heeft opgedragen
231 Werner ten Have en zijn zoons Henric, Werner en Gerart, dat ze proost en Bethlehem voor het goed te Winterpole in kerspel Drempt en de bijbehorende tiend, zoals her Herman ten Have hun zoon en broer van deze heeft gepacht; zullen geven een pacht van 46 molder rogge Doesburgse maat en 8 libri pachtgeld jaarlijks te Doesburg op Petra ad Cathedram, eerstkomende te beginnen, voor 25 jaar, elk jaar half op de termein, half tussen St. Maarten en Petri ad Cathedram te betalen. Wanneer ze vanwege "veden" niet naar Doesburg kunnen mogen ze de pacht aan de kerk van Drempt brengen
232 Dideric Rovetassche dye junge, richter Doesburg, dat Johan van Renen en Aleyt, zijn echtgenote, geven voor hun ziel aan Bethlehem 4 pachtlibri uit Swevenmaet op Martini
233 Willem, heer van den Berghe en van Bilant, ridder, getuigt dat Gerrit van Lengele verklaart heeft geen aanspraak te hebben op het godshuis van Bethlehem ter zake van zijne gevangenis
234 Frederich, heer van Voorst en Keppel, leenheer van het hierna beschreven goed, verklaart, dat hij ten verzoeke van Paedze van Heyenoerde, 3½ morgen van een slag bij het huis van Goessen op de Campe, gespleten uit het goed te Blomendale, tot een edel eigen goed gemaakt heeft
235 Albert Paedze van Heynoerde en zijne zusters Mechteld en Hadewich verpanden aan Diderik ten Sande hun slag op Ruwenaerde, dat hun vader Ingeram van Heynoerde gewisseld had tegen Henrik van Hekeren, zwager van Ingeram van Holthusen
236 Schepenen van Duttinchem, Johan Alaerts en Johan die Knapper, dat Willem die Kystemaker en Mechtelt, zijn echtgenote, verkochten aan Gosene Ribbesen 2 libri pachtgeld op hun huis in de Homburgerstraat bij Ghiseken Hogghenberghes huis, jaarlijks op Pasen te betalen op straf van peinding
237 Theodericus de Witenhorst, prior, Arnoldus Wissche, Alardus de Monte, Albertus Boeckemuel, Arnoldus Gruter, Egidius de Baec, Wilhelmus Asterlo en Stephanus de Vecht, kanoniken te Bethlehem, dragen na het overlijden van den proost Theodericus van Brienen aan den bisschop van Utrecht den kanonik Joannes Colve als zijnen opvolger voor
238 Evert van Ulft, ridder, verklaart dat Arend Gese Arends zoon met het klooster van Bielhem verzoend is terzake van het erf Huttenschot te Hummelo, en van zijn regt daarop afstand te doen. Getuigen zijn Jacob van Ulft, Godeken van Hekeren, Symon van Berentfelde en Hermen van Maerler
239 Herman van Brunchorst, richter te Doetinchem, getuigt dat Gosen en Gerrit, gebroeders van den Campe, aan het godshuis van Bethlehem hebben vergund eenen weg naar het land aangekocht van Albert Paetze van Heynoerde
240 Herman van Brunchorst, richter te Doetinchem, getuigt dat Gosen en Gerrit, gebroeders van den Campe, aan het godshuis van Bethlehem hebben vergund eenen weg naar het land aangekocht van Albert Paetze van Heynoerde
241 Richter Doetinchem dat Gosen en Gerd van den Campe, broers, bekennen dat proost en Bethlehem een "eerfweg" naar het slag bij Heynoerde hebben van 12 voet breed om te rijden en te drijven
242 Paedze van Heynoerde verkoopt aan Jutken en haar zoons Gosen en Gerd 4½ morgen en 2 hont naast Blomendaelse guet buiten het huis van Jutken up den Camp, met behoud van de voetweg die Bethlehem heeft
243 Wolter, heer van Voorst en Keppel, geeft een slag lands op Dichterebruecke, dat Albert Paedze van Heynoerde van hem te leen plagt houden aan het godshuis van Beelhem als erfelijk tinsgoed. Getuigen zijn Dirk van Keppel, ridder, en Gerrit van Hacvoerden
244 Schepenen van Doetinchem en Herman van Bronchorst, richter, getuigen dat Johan Lengelken, zoon van Henrik van Berinchem, zijn goed te Dichteren heeft opgedragen ten behoeve van Rolof van der Molen en Dirk Strateman
245 Schepenen van Doetinchem en Herman van Bronchorst, richter, getuigen dat Johan Lengelkin, zoon van Henrik van Berinchem, zijn goed te Dichteren heeft opgedragen ten behoeve van Rolof van der Molen en Dirk Strateman
246 Aelbert Bokemole, kerkheer te Versevelde, belooft onder eede geen eikenhout van zijne kerk te vervoeren, buiten volmagt van den proost van Bethlehem, hetgeen nevens hem bezegeld wordt door Arend van Wische, kerkheer van Duttinchem
247 Aelbert Paeze van Heynoerde en zijn erfgenamen verklaren voor 23 oude schilden verpand te hebben aan Sueder, Aelberts broeder, het laagste einde van de Ruennoerdes slaghe
248 Herman van Brunchorst, richter te Doetinchem, getuigt dat Gerd van Zilvolden verschillende stukken lands opdroeg ten behoeve van het godshuis van Beelhem
249 De proost, de prior en het convent van Bethlehem bepalen met onderling goedvinden dat de pitanciae die vanouds in eetwaren en drank onder de kloosterlingen verdeeld werden, voortaan door uitkeeringen in geld naar evenredigheid van hunne stand en van hunne tegenwoordigheid bij de dienst zoude vervangen worden
250 Wolter, heer van Voorst en Keppel, verklaart een stuk lands, geheten die Hoghe Beest, in het veld van Dutinchem van den leenpligt gevrijd te hebben ten behoeve van Engelbert van Herstelo
251 Herman van Bronchorst, richter in het kerspel van Doetinchem, verklaart dat het stuk land, geheten die Hoghe Beest, is verkocht ten behoeve van het godshuis van Beelheem
252 Otto, heer van Arkel, geeft het goed in den Bivanghe, dat Evert van Ulft van hem plagt te leen te houden, tot een vrij eigen goed aan het godshuis te Belheem. Getuigen zijn her herbaren here van Liesvelt, Jan van Kervenem, Everards zoon
253 Evert en Gosen, gebroeders van Ulft, geven het goed in den Byvanc in het kerspel van Angerlo het welk zij van Otto, heer van Arkel, ten leen hadden gehouden en Henrik Mumme, zoon van heer Wijer, weder van hun ten leen hield, tot een vrij goed ten behoeve van het godshuis van Beelhem
254 Seyne van Heerde, ook als gevolmagtigde van Dirk van den Rutenberghe en van diens vrouwe Mechteld zijne dochter, doet ten behoeve van het godshuis Belhem afstand van zijn regt op het goed in den Bivanghe, dat hij van wijlen Dirk van Ulft plagt te leen te houden
255 Evert en Gosen, gebroeders van Ulft, geven het goed in den Bivanghe in het kerspel van Angerlo, dat Seijne van Heerde van hunnen vader Frederik ten leen plagt te houden, als een vrij eigen goed aan het godshuis te Belheem
256 Willem Lerinch, richter te Doseborch, getuigt dat Henrik Mumme, zoon van heer Wier, het goed in den Bivanghe onder Angerlo heeft opgedragen voor een vrij eigen goed ten behoeve van het godshuis van Belheem
257 Henrik Mumme, zoon van heer Wier Mumme, verklaart door het godshuis te Bethlehem voldaan te zijn wegens de koopprijs van het goed in den Bivanghe
258 Henrik Mumme, zoon van heer Wier Mumme, en zijne borgen Gerrit Mumme, geheeten Van Bello, Henrik de Rode en Rolof Mumme Frederiks zoon, waarborgen het godshuis van Beelhem het bezit van het goed in den Bivanghe onder verband van inleisting
259 Henrik Mumme, zoon van Wier Mumme, verklaart dat hij de schulden van de proost en het godshuis van Bethlehem heeft kwijtgescholden
260 Henrik van den Toerne, richter van Dirk heer van Wisch te Versevelde, getuigt dat Steven heer van Zulen zijn broeder Frederik en zijn zusters Alienora, Beatrix, Elsebe, Herberch en Sophia, het goed Oberdinc voor hem en keurnooten hebben opgedragen ten behoeve des convents van Beelhem
261 Steven, heer van Zulen, en zijne borgen Henrik van Wittenhorst en Johan van Overhagen beloven dat Margareta en Elisabeth, zusters van heer Steven, binnen een jaar gerigtelijk afstand zullen doen van het goed Oberding, zich daarvoor onder belofte van inleisting ter borch up dyc des heren van Wische verbindende
262 Schepenen van Duttinchem getuigen dat Johan van Herstelo en Fenne zijne vrouw eene hofstede in genoemde stad hebben opgedragen ten behoeve van het godshuis te Bethlehem
263 Quitancia cuiusdam census in Boholte de bonis Nybboldinc
264 Johan van Wylake getuigt dat Gumpart Huebing, de oudste der horigen in den hof te Zilvolde, onder eede heeft verklaard dat de wastijnzigen bij hun overlijden or beste eens gewat geven
265 Schepenen van Doetinchem, dat Johan die Weerd en Johan van Beilehamme en echtgenote Wendele kwamen, laatsten dragen eerste over 3½ enkel schild uit Westerhoeve, slag toe Oerlo in Westerhoeve hoert
266A Paus Gregorius beveelt aan de dekenen der kapittelen van St. Maria ad Gradus Colonien en van St. Martinus te Emmerik het interdict uit te spreken tegen diegenen, welke aan het convent van Bethlehem aan de kloosterlingen en aan de goederen en inkomsten des kloosters geweld aandeden
266B Notarieel transumpt van een pauselijke bul tegen het plunderen en berooven van kerken en kloosters
267 Steven van Kervenem, richter te Duttinchem, getuigt dat Gosen op den Campe, Gerrit zijn broeder, Julie hunne moeder, Conegund vrouw van Gosen en Julte hunne dochter een slag lands hebben opgedragen ten behoeve van het godshuis van Beelhem
268 Alardus, regulier kanonik en tijdelijk plebaan of pastor te Stenren, verklaart dat zijne kerk jaarlijks schuldig is, zeven pond aan de kerk te Bethlehem te betalen
269 Evert van Ulft, ridder, en Johan, Jacob, Wolter en Henrik, gebroeders van Ulft, verkoopen hun hout, hard en week, in den Wyssincstege te Varsevelde en 2 slagen in Nutlo, geheten Knipshorst, aan het godshuis van Bethlehem
270 Willem, heer van den Berg en van Bylant, ridder, getuigt dat Dirk en Gerrit Benebergh, gebroeders, en Arnt die Vrieze het regt van losse of, een stuk lands bij Wijke hebben opgedragen aan Symon van Sculenborgh. Getuigen zijn Frederik van den Berg, heer Willems zoon, Steven van Zulen, heer Johans zoon, Arnt Riperbant
271 Willem, heer van den Berg en van Bylant, ridder, getuigt dat Johan van Wethusen nevens zijn vrouw en kinderen het goed tot Engelwic, geheeten Brantsgoed, hebben opgedragen ten behoeve van Symon van Sculenborgh
272 Willem, heer van den Berg en van Bylant, ridder, getuigt dat Symon van Sculenborgh het leengoed tot Engelwich, geheeten Brantsgoed, heeft opgedragen ten behoeve van Bethlehem
273 Willem, heer van den Berg en van Bylant, ridder, bevrijdt het goed tot Engelwich, geheeten Brantsgoed, van den leenpligt en geeft het als vrij eigen goed aan het godshuis van Bethlehem
274 Symon van Schulenborch belooft Bethlehem te waren voor Brants goed en 8 molder waarvoor ze hem in wissel 2 hoeven gaven, met behoud van 2 waren in Noytlo
274* Johan en Sweder, broeders van Schulenborch, verklaren geen aanspraken meer te hebben op het goed tho Engelwiic, geheten Branthsgued, en op 8 molders gezaais bij Wyken, geheten dat Smale Eynde
275 Schepenen te Duttinchem oorkonden, dat Johan van Bingarden en Mechtelt, Jutte, Lisabet en Johan, hun kinderen, verkocht hebben aan vrouwe Agnesen, vrouwe van Wische, een rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit hun huis binnen de stad, gelegen aan de muur tussen de Haimburgher poort en de Hesen poort, en uit een hof buiten de stad aan de stadsgracht
276 Johan die Knapper schenkt aan de proost en het godshuis van Bethlehem een jaarrente van een half malder winterroggen dat jaarlijks op Sint Marten in de winter wordt voldaan
277 Wolter, Arend en Rolof van Zinderen, gebroeders, doen afstand van hun recht op het goed Groot Buysvelt
5.04. 1376-1400
5.05. 1401-1425
5.06. 1426-1450
5.07. 1451-1475
5.08. 1476-1500
5.09. 1501-1525
5.10. 1526-1575
5.11. 1576-1595
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden

Kenmerken

Datering:
1200-1611
Auteur:
I.A. Nijhof, J.J.S. Sloet, P.J.J. Moors, K.J.W. Peeneman
Categorie:
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)