Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Klooster Bethlehem bij Doetinchem

0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0314   Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van het archief en de inventarisatie
3. De huidige toegang
4. Literatuur
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden
Inventaris
1. Algemeen
2. Akten en brieven
N.B. Hierbij ook enkele andere soorten stukken. Het gaat hier om de door Sloet genummerde stukken, voorzover fysiek aanwezig (in ieder geval in de tijd van Sloet) en niet alleen als afschrifit in het cartularium.
3. Financieel beheer en goederenbeheer
4. Overige stukken
5. Regesten
N.B. Alle door Sloet genummerde stukken, deels alleen in afschrift in het cartularium, plus enkele ongenummerde verwijzingen.
5.01. 1200-1300
5.02. 1301-1350
128 Johannes de Wische, domicellus de Castro, geeft zijne erftinsgoed Wirrenberge, gelegen bij Elleberg aan de kerk te Bethlehem. Getuigen zijn Stephanus, heer van Wisch, broeder van Johannes Voorn en de schepenen van Doetinchem
129 Het convent te Bethlehem verkoopt aan de kerk te Rees eene jaarlijksche inkomst van twaalf malder rogge uit het goed Nijenhuse bij Dutinghem
130 Frederik, proost te Bethlehem, verzekert aan den kanonik Albertus, die wegens lichaams ongesteldheid de grote spijze niet meer kon gebruiken, jaarlijks 12 malder rogge zijn leven lang
130bis Enige statuten uit Arrouasien voor Bethlehem, toevoegingen voor het liber constitutionis
131 Theodericus, deken der kerk van Emmerik, en Adam, domicellus de Monte, getuigen den wissel van Wastinzigen tusschen het kapittel van Bethlehem en Henrik van Helbergen
132 Fredericus, proost, en Bethlehem geven de smalle en grove tiend van de goeden Wesselinc en Yegening in Steenre uit aan Henricus de Bakerwerde voor 1 molder rogge, 1 molder haver en 1 molder gerst Zutphense maat op St. Maarten te betalen
133 Guydo, bisschop te Utrecht, vergunt aan Bernardus deken der kerk te Deventer, om in zijn huis te Zwolle een oratorium te stichten en dit, als de inkomsten toelieten dat er twee of meer reguliere kanoniken konde onderhouden worden, door den bischoppelijken suffragaate doen wijden
134 Reinald, graaf van Gelre, doet uitspraak in de geschillen tusschen den proost en het convent van Bethlehem ter eenre, en Steven heer van Wisch nevens zijn zoon Henrik ter andere zijde, over een molen op Wanthorst
135 Adam van Bergh getuigt de gift van drie stukjes land in het kerspel Zeddam bij groot Asuen ten behoeve des kerk te Bethlehem
136 Het kapittel der kerk te Deventer geeft zijne toestemming tot de vergunning door den bisschop van Utrecht aan den deken Bernardus verleent om in zijn huis te Swolle ene oratorium te stichten
137 Henricus, proost en aartsdiaken der kerk te Deventer, geeft zijne toestemming tot de vergunning door den bisschop van Utrecht aan den deken Bernardus verleend om in zijn huis te Zwolle eene oratorium te stichten
138 Guido, bisschop van Utrecht, staat Bernardus, deken van Deventer en capellanus van bisschop, toe zijn plannen voor een huis in Zwolle van 4 à 6 fratres te verwezenlijken
139 Bernardus de Vullenho, kanonik te Deventer, geeft zijn huis en woning te Zwolle nevens goederen te Herkelo, te Myddelwiic en elders alsmede zijne boeken, ornamenten, kelken en levensmiddelen, en het genoemde huis voorhanden, daarenboven zijn horenvee, varkens en paarden tot eene geestelijke stichting onderhoorig aan de kerk te Bethlehem
140 Paus Clemens vergunt aan den proost en het convent te Bethlehem de eigendom en bezittingen welke door regt van erfopvolging of anderszins op hunne kanoniken zouden vervallen, te aanvaarden
141 Guydo, bisschop te Utrecht, bekrachtigt de stichting van een oratorium of collegie van reguliere kanoniken te Zwolle gedaan door wijlen Bernardus de Vullenho, nemende die stichting onder zijne bescherming en haar het regt van begraafplaats vergunnende
142 Henricus de Buchte bekent met toestemming van zijne vrouw en van zijn oudsten zoon Bernard, verkocht te hebben aan en op te dragen ten behoeve van het klooster te Bethlehem, zijn erf Buchte te Gherner in het kerspel Duttinchem, doene zulks, bij gebrek van eigen zegel, door Steven ridder heer van Wisch en diens broeder Johannes de Burch bezegelen
143 Guido, bisschop te Utrecht, geeft kwijtschelding van 125 zwarte ponden torn die het convent van Bethlehem hem schuldig was
144 De censu in Bocholte de bonis Nybboldinc
145 Henrik van Wisch en zijne huisvrouw Elizabeth nevens hunne dochter Berta geven het patronaat der kerk te Doetinchem behoorende tot de curtis Berlehamme, welke door Elizabeth Voorn van den graaf van Gelre te leen gehouden werd van het convent van Bethlehem, zich van behoud ende de advocatie der wastijnzigen en den tijns welke door deze mocht betaald worden tegen uitkering aan het klooster van eenen penning 's jaars al het welk bekrachtigd wordt door Reinald, zoon des graven van Gelre, als leenheer apud Rosendale waarvan getuigen zijn Walter, heer van Keppel, Henrik, heer van Ghenep, Jacob van Myrlar, Bernard van Dorenweerd, ridders, Gyselbert van Haeften en Jacob van Myrlar, knapen
146 Frederik, heer van den Berg, geeft zijn toestemming dat Wessel Dachorst een stuk lands, geheten Vogelblekes acker, gelegen op Hofrait, en van hem ten Zutphensche regten leenroerig, aan het convent te Bethlehem verkoopen
147 Reinoud, zoon des graven van Gelre, geeft aan den proost en het convent van Bethehem zijn vrijgoed Gibbunck in het kerspel Steynre tot een erftijnsgoed jaarlijks aldaar op het kerkhof te betalen
148 Johannes, elect te Utrecht, doet uitspraak in de geschillen tusschen de kerk te Bethlehem ter eener en de reguliere kanoniken te Zwolle ter andere zijde aangaande de aanstelling en afzetting van een prior en de onderhoorigheid der laatsten aan de eerste
149 Paus Johannes machtigt den abt van St. Jacob te Luik om de uitspraak door den bisschop van Utrecht, gedaan in de geschillen tusschen de kerk te Bethlehem ter eener en de prior en de kanoniken van het huis te Zwolle, van welke uitspraak het convent van Bethlehem zich op den apostolischen stoel beroepen had te bevestigen of te niet te doen
150 Henricus van Wisch, richter te Versevelde, getuigt dat Henricus Hartmanninck zijn huis Hartmannnick tijnsplichtig aan het convent te Bethlehem verkocht hebben aan Theodericus, kanonik te Versevelde. Getuigen zijn Arnoldus van Syndere, Albertus Gyr en andere concitis in Versevelde dicto valgariter cornote
151 Wolter, heer van Keppel, ridder, doet uitspraak tusschen den proost en het kapittel van Bethlehem ter eenre en Eibrecht van Bruchusen ter andere zijde, ter zake van een tiend, bepalende dat de laatstgenoemde dien levenslang van het Godshuis in pacht zou hebben voor tuelf malder achte madere koren en vier madere haver. Getuigen zijn Dirk van Keppel, heer Wolters broeder, Everard van Ulft, Everard de Rode, Diderik van der Hape
152 Richter, schepenen en gemeente van Dotinchem verklaren dat de kerk van Bethlehem afgekocht heeft het bouwen eener poort waartoe zij zich jegens de stad verpligt had
153 Reynerus, pastoor te Dotinchem, getuigt, dat Margaretha, domina de Kervenem, haar regt op een altaar in de kerk aldaar, hetwelk door haar en wijlen haar echtgenoot Sweder gesticht was aan de kerk van Bethlehem, heeft afgestaan
154 De abt van St. Jacob te Luik als daartoe door den apostolischen stoel gemagtigd, doet uitspraak in de geschillen tusschen den proost en het convent van Bethlehem appellanten ter eener en den prior en den kanoniken van het huis te Zwolle geappelleerden ter andere zijde, aangaande de onderhoorigheid der laatsten aan de eersten, vernietigende de uitspraak daaromtrent door den bisschop van Utrecht gedaan
155 Schepenen van Doetinchem verklaren dat heer Rolant, kanunnik en amptman voor proost en Bethlehem, van Goestunen, begijn, wonend te Kamp, 1 libra jaargeld voor haar leven terugkocht voor 60 libri zwarte tournoyse, te betalen over 1 jaar op St. Maarten op kerkhof Doetinchem, op straf van peinding
156 Voor Wolter Snoye, richter namens graaf Gelre, dragen Lubbrecht van Wirreberge en echtgenote Wobbe met alle kinderen, Doys Lubbrechts moeder en Hermanne zoon, op aan heer Rolande "enen ambtmanne ende enen kanonicke" van Bethlehem ten behoeve van proost, prior en convent "dat goet tot Wirreberge" met alle recht "mit alre slachte not" als gelegen in kerspel Doetinchem, behalve "den kamp" waar Daye Lubbrechts moeder op woont "die gelegen is biden gode to Medinc" kerspel Doetinchem "also als die kamp binnen den tune gelegen is", voor haar leven te gebruiken, daarna aan Bethlehem Lubbrecht c.s. beloven zich aan deze regeling te houden als ze buiten de stad van Doetinchem, op het gode to Wirreberge ware geschied
0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inventaris
5. Regesten
N.B. Alle door Sloet genummerde stukken, deels alleen in afschrift in het cartularium, plus enkele ongenummerde verwijzingen.
5.02. 1301-1350
156
Voor Wolter Snoye, richter namens graaf Gelre, dragen Lubbrecht van Wirreberge en echtgenote Wobbe met alle kinderen, Doys Lubbrechts moeder en Hermanne zoon, op aan heer Rolande "enen ambtmanne ende enen kanonicke" van Bethlehem ten behoeve van proost, prior en convent "dat goet tot Wirreberge" met alle recht "mit alre slachte not" als gelegen in kerspel Doetinchem, behalve "den kamp" waar Daye Lubbrechts moeder op woont "die gelegen is biden gode to Medinc" kerspel Doetinchem "also als die kamp binnen den tune gelegen is", voor haar leven te gebruiken, daarna aan Bethlehem Lubbrecht c.s. beloven zich aan deze regeling te houden als ze buiten de stad van Doetinchem, op het gode to Wirreberge ware geschied
Datering:
1328 april 23
NB:
Het inventarisnummer is gelijk aan het regestnummer. Zie Cartularium (inv.nr, 976) 27.
Toegangsnummer:
0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem
laatste wijziging 06-10-2011
157 Schepenen van Dutinchem getuigen dat Diderick Ommate en zijne vrouwe Meinborg verkocht hebben, ten behoeve van het Godshuis van Bethlehem het goed Roterdinc in het kerspel Silvolden met twee waren in Notlo en in Hemde, en zich onder verband van vrijwillige inleisting tot nakoming der voorwaarden hebben verpligt
158 Gerichtelijke opdracht van het erf Roterdinc te Silvolden, nevens een ware in de Hemel, en een ware in de Noelo, ten behoeve van het convent van Bethlehem
159 Echbrecht, proost van Bethlehem, en de prior van bethlehem verklaren dat met her Gherard, kerkheer van Steenderen, kanonnik, wisselde, zodat Bethlehem gaf de grond haar toegeslagen toen men de mark van Steenderen verdeelde, welke haar toebehoorde op grond van de waarschap in de mark vanwege het goed dat van Sproiges was geweest, en her Gherart gaf namens kerk alle holt, eiken en beuken de kerk toegedeeld vanwege de waarschap die de kerk in de mark had, waarmee Bethlehem vrij zou zijn te doen naar goeddunken
160 Godefridus, deken van Munster, maakt bekend in aanwezigheid van Ludowicus, bisschop van Munster, in de synode, dat er een gerechtelijke uitspraak is gedaan, waarmee allen instemden dat goederen die in de volkstaal ervetinsguet (erfcijnsgoed) genoemd worden en die wascijnzigen van hun heer hielden tegen een jaarlijkse cijns, terugvallen aan de heer als de wascijnzige zonder wettelijke erfgenamen komen te overlijden
161A Ecbertus, proost, en prior en convent van Bethlehem, en Reynerus, pastoor der kerk in Dutinchem, maken bekend, dat door Gerardus gezegd de Koninxcampe en Wyvinne, zijn echtgenote, 55 marken Brabantsche penningen en door Henricus, priester en bloedverwant van heer Rolandus, monnik te Bethlehem, 22 marken Brabantsche penningen geschonken zijn ten behoeve van het nieuwe altaar ter eere van de H. Nicolaus in de kerk van Dutinchem, tot de bediening waarvan voor de eerste maal genoemde Henricus door de pastoor voorgedragen wordt, en waarvan in den vervolge de proost van Bethlehem collator zal zijn
161B Schepenen in Dutinchem oorkonden, dat de brief d.d. 1331 september 17 (reg.no. 161a), waardoor deze gestoken is, opgemaakt is in hun tegenwoordigheid
162 Schepenen van Doesburg, Henneman Hillenzoon en Gosen van Zowin, dat Rycqwin Gebben zoon en Elborch, zijn echtgenote, gaven aan zijn broer her Bernt 16 schilden Brabants uit huis q. broer Yngram. Bernt mag hieruit 1 libra verkopen, maar verliest dan de andere guldens. Laat hij het, dan krijgt Bethlehem na zijn dood jaarlijks 1 libra. Rycqwin en erfgenamen mogen de libri op een ander huis overbrengen
163 Het convent van Bethlehem verklaart dat de proost Egbert en de prior Johan van der Roven, eer zij verdreven werden, getuigden dat de tegenwoordige proost, heer Giselbrecht met raad noch daad medepligtig was daar men her Henric van Wisch opgroef
164 Reinald, graaf van Gelre en Zutphen, bevestigt de gift van zes amen wijns uit den tol te Lobede door zijn voorzaat ten behoeve van het kapittel te Bethlehem gedaan
165 Schepenen van Bocholt aan Bethlehem, dat Hyldebrnadus de Eiler met consent zoon Hermannus en dochter Ryxen zijn bezit ½ Ockelenburg afstaat aan Gerhardus dictus Meckinc, met behoud tijns van Bethlehem. Wanneer Gerhardus geen tijns betaalt vervallen zijn rechten
166 Ghyselbertus, proost Bethlehem, toont brief uit 1245 (inv.no. 53) over Groot Buesvelt, Ydinc en Honlo aan notaris Wilhelmus Reynoldi de Doetinchem met beschrijving van de zegels (was een voorstelling!) van cives Doetinchem en Gerlacus Lutei
166* Ghyselbertus, proost, dat Bethlehem van de markgenoten van Nutlo kocht het Nylant, geheten Haverlant, ten behoeve van Clawes Bovinc, Bethlehems knape, voor betaling 6 mark (door Clawes betaalt). Clawes droeg Bethlehem Haverlant op in ruil voor de hofstede waar zijn huis op stond, tussen Bethlehem en de Oerhorst gelegen, hem door Bethlehem gegeven tegen 1 mark ad vitam. Clawes zal huis en hofstede ad vitam hebben tegen 1 mark en na zijn dood zal deze aan Bethlehem vervallen
167 Schepenen van Doetinchem en Hensemannus, richter van Reinald graaf van Gelre, getuigen dat Theodericus van der Hoep, zijne vrouw Hildegundis, hun oudste zoon Herman en hunne overige kinderen verkocht hebben aan Conradus de Vrede, kanonik te Bethlehem en aan Nicolaas Bovinc een slag lands bij ter Hulst in de mark van Doetinchem voor een vrij eigen goed, zooals Theodericus Voorn, dat gekocht had van Johannes, proost te Arnhem, Everhard van Hekere en Otto van Zaelen, ridders
168 Gijsbrecht, abt van St. Marienweerd, Johan, proost van Aldmonster, Johan van Hoesden, kanonik van St. Johan te Utrecht, Gijsbrecht van Bronchorst, ridder, drost in den lande van Zutphen, Dirk van Baec, Henrik Momme, kanoniken te Bethlehem en Sweder van Wisch doen uitspraak in de geschillen tusschen den proost Gijsbrecht en het convent van Bethlehem, aangaande het bezwaren der brieven en privilegiën, het uitkeeren der pitancien, het aanstellen en bekostigen van een ziekenmeester, het onderhoud der kanoniken, het doen van rekening, het beschikken over de inkomsten der kosterij, het aanstellen van een bakmeester en een kelner, het herzien der statuten enz.
169 Schepenen van Doetinchem, Gerardus Tasthof, Suederus de Molendinc, dat Nycolaus Bovinck alle recht op zijn roerende en onroerende goederen opgaf voor proost Ghiselbertus van Bethlehem
170 Schepenen van Doetinchem, Jacobus de Herstlo en Ecbertus de Bruchusen, dat Everardus van den Stade en Ulendis, zijn echtgenote, en kinderen verkochten aan Gerardus die Ridder 1 libra kleine denari op St. Walburgis uit domo et area bij het huis van Johannes Buckings, op straf van peinding te waren
171 Schepenen van Doetinchem, Henric Kortenham en Drent, dat Gherardus filius Wilhelmi up ten Walle, met vrouw en kinderen, aan Gherid die Ridder 1 libra uit zijn huis op Petri ad Cathedram verkocht, op straf van peinding te waren
172 Ghyselbertus, proost Bethlehem, geeft Rolof van Zunderen en Jutte, zijn echtgenote, en een derde binnen 5 jaar te kiezen voor hun leven Groot Buesvelt, behalve de Scotkamp, met alle kant behalve eiken- en beukenhout, en vergunning te roden, voor 5 mark br. op St. Petrus in lente
173 Schepenen te Doetinchem en Wernerus de Bucholte, richter van Reinald graaf van Gelre, getuigen, dat Henrik Gruiter (Fermerterius) een stuk lands gelegen bij de Gruitpoort (porta fermenti) heeft opgedragen ten behoeve van Nicolaas, kapellaan der vrouw van Wische
174 Schepenen van Doetinchem, Wilhelmus Doppekin en Johannes Talen, dat Enghelbertus Houwaertz en Jutte, zijn echtgenote, en kinderen beider kunne uit hun huis bij huis Everhardus Martilien 1 libra kleine penningen op St. Maarten verkochten aan Gerhardus die Ridder, op straf vervolgende peinding
175 Giselbertus, proost te Bethlehem, maakt beschikkingen ten aanzien van zekere inkomsten uit goederen gelegen buiten de Gruitpoort, de stad Doetinchem aangekocht door Nicolaas kapellaan der vrouwe van Wisch
176 Het convent van Bethlehem door Henrik, heer van Wisch, met eene rente van 10 pond begiftigd zijnde, belooft daarvoor memorien en zielmissen te doen
177 Diderik van Bryenen, drost des lands van Zutphen, getuigt dat Elizabeth, vrouw van Wisch, een mark gelds jaarlijks uit eene hofstede te Hoeslo gegeven heeft aan de kerk te Bethlehem tot zielmissen voor zich, voor Henrik, heer van Wisch, voor Willem van Herne, ridder, hare vader en voor Agnes, hare moeder
178 Lubbert van Empze, richter van Velwe en van de Nyenbroke, en Everd van Rensem en Willam van Loen, schepenen in de Nyenbroke, oorkonden, dat Dyderic van Weylhusen overgedragen heeft aan heer Conraed Boyien, kanunnik te Beleheem en Henryc van Hoensele, schrijver van Dotinghem, een rente van 6 marken 's jaars, gaande uit een halve hoeve tussen de weg en Alberchts Vettinghs land
178* Geret van Seps wisselde met her Gyselberte, proost, hij ontving het hoofd waar Rode Werner op woont en hofstede waar Conret Huynen op zit, en de hele kamp in Zeddam waar deze twee hofsteden op liggen, en gaf het eind van de lange gewande te Oerlo als afgepaald, die schut op Holthuser stege in Zeddam. Bethlehem behoudt voor deze kamp een lenteweg en een herfstweg. Wanneer Bethlehem hofsteden op het ontvangen land sticht krijgt het een voetpad over de kamp, en een wagenweg als de bouwman van Bethlehem het wil
179 Dideric van Buynen, drost Zutphen, Ude van Mekeren, rentmeester Gelre, Gerhart van den Elshave, Maes van Baer, Gerhart Rosunc, dat Dideric ten Holte aan Bethlehem een Nyenslag in Luttike Buninc gaf voor 10 libri kleine penningen op St. Maarten. Henric en Yde van Buninc krijgen 1/3 van Nyenslag en moeten het evenredig deel betalen, op straffe van betaling hele som
180 De bonis Buesvelde
181 Nicolaus Hotteman en anderen doen gerichtelijk afstand, voor schepenen van Emmerik, van het goed Ekezineshove te Zilvolden ten behoeve van de kerk te Bethlehem
182 Johan Scultete, richter Varsseveld, met keurnoten Rolof van Zunderen, Willem Koemiker, Henric Hertebroec, Arent Post, Gumpert Hobinc, Henric Varenholt, Helmich Leeftinch, Johan Meyghe, Herman Bunsinc, Albrecht Doepyken en Henric die Smit ther Bosch, dat Gedde Roterdinc aan proost Nycholaus Bethlehem verzekert zijn best te doen, wanneer hij iets tegen een Bethlehem toebehorende heeft, dit met de proost te bespreken, en wanneer dit niet kan het de bank van Varsseveld voor te leggen
183 Johannes, bisschop van Utrecht, geeft statuten aan het convent van Bethlehem
184 Schepenen van Dotinchem, Beernt die Ghyr en Wolter van der Borch, getuigen aangaande eene erfrente van twee pond gelds uit het goed van Gerloch van Brunsvelde ten behoeve van het convent van Bethlehem. Gerloch van Brunsvelde verklaart dat proost Nycolaus en Bethlehem met recht door abdis Elten werd aangesproken en werd verwonnen dat Bethlehem van 2 libri die ze in Gerlochs goed hebben 1 libri niet met rente mogen leggen uit goed Bethlehem in ander goed "daert em zeker were", maar 2 libri samen in Bethlehem blijven. 1 libri dat Gerloch in een ander goed zal kopen zal weer van Gerloch en erfgenamen blijven
185 Sweder van Wische geeft bij rade van zijne vrouw Hillegundis aan de kosterij te Bethlehem eene mark gelds uit zijne hofstede te Osele en uit zijn slag in den Ellegoer bij het slag van zijnen broeder Berndes, hetgeen bezegeld wordt door Johan van Wisch, broeder en erfgenaam van Sweder
186 Schepenen van Doetinchem, Enggelbert van Horstlo en Herman die Duyst, getuigen dat Herman Diderics zoon van der Haep den hof te Zilvolden heeft opgedragen ten behoeve van het klooster van Belhem
187 Dirk, heer van Wisch, getuigt dat Henrik Varneholt in het jaar 1343 op St. Vytsmis te Elten binnen den staenden cruce kocht eene hoeve lands onder Sylvolden, geheeten de Woert of Eghesinchove, maar dat de proost van Bethlehem, wien de koop geboden werd, dien ten behoeve van zijn godshuis behield
188 Nicol Holteman getuigt voor Gerlogh van der Helen, Flips Wichardszoon en Steven Voyle, schepenen van Emmerik, dat hij een hoeve lands onder Silvolde, geheeten Ekezineshove of de Wurd, in het jaar 1343 op St. Vytsmisse binnn den staenden cruce verkocht aan Henric de Warnholt, maar dat de proost van Bethlehem, van wien die hoeve roerde en wien hij alzoo den koop moest bieden, die tot zich nam en kocht
189 Johan, kerkheer te Zilvolden, getuigt dat Gompert Vaet zijn kerspelman de hoeve Eghesinchove of de Woert aldaar zijnde tijnspligtig aan de kerk van Bethlehem verkocht heeft aan Conrat Henneberghe
190 Evert van Sculenborch geeft een geleide voor Bethlehems goed in zijn wijk en voor degenen die door zijn wijk komen tot hij het tijdig tevoren afkondigt
191 Johannes, bisschop te Utrecht, vereenigt ten verzoeke van Nicolaas, proost van Bethlehem, ter eene, en van Theod. van Baec, rector der kerk van Steenre ter andere zijde, het personaat dier kerk met de proosdij en geeft daarvan met zijnen ring, de investituur aan den proost Nicolaas
192 Jordaen heer van Baak geeft zijn broer Deric het goed Geminck te Varsseveld tot onderpand voor 15 mark Brabants en 10 schill te betalen op Dertienmisse eerstkomende, dat hij bij geen betaling verliest. Hij legt de overeenkomst? in handen van Arnolt dir Gruter, prior Bethlehem, Lambert die Wilde, kanonik
193 Dirk, heer van Wisch, ridder en met hem zijne vrouw Agnes en hunne kinderen Stephanus, Henricus, Robertus, Theodericus, Jutta en Aleidis doen afstand van de hof Hunthen, gelegen in het gebied van Adam van Bergh, ten behoeve van de kerk te Bethlehem
194 Dirk, heer van Wisch, ridder en met hem zijne vrouw Agnes en hunne kinderen Stephanus, Henricus, Robertus, Theodericus, Jutta en Aleidis doen afstand van de hof Hunthen, gelegen in het gebied van Adam van Bergh, ten behoeve van de kerk te Bethlehem
195 Schepenen van Doetinchem beloven den proost en het convent van Bethlehem te helpen verdedigen wanneer zij ter zake van de waltmarke, die zij gekocht hadden, met regt aangesproken wierden
196 Dideric van Wisch, dat Dideric Belen, zoon ten Berghe, proost en Bethlehem, de verplichting vanwege de doodslag op zijn neve Burriken, die her Semon doodsloeg, kwijtscheldt
197 Diderik, heer van Wisch, als richter getuigt dat Diderick van Bace, proost te Bethlehem, zijn goed te Hartmenninch aan het godshuis te Bethlehem heeft opgedragen
198 De proost Dirk van Bake en het convent van Bethlehem geven een slag lands in den Elghove tot zielmissen
5.03. 1351-1375
5.04. 1376-1400
5.05. 1401-1425
5.06. 1426-1450
5.07. 1451-1475
5.08. 1476-1500
5.09. 1501-1525
5.10. 1526-1575
5.11. 1576-1595
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden

Kenmerken

Datering:
1200-1611
Auteur:
I.A. Nijhof, J.J.S. Sloet, P.J.J. Moors, K.J.W. Peeneman
Categorie:
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)