0012
Gelderse Rekenkamer
Inleiding
laatste wijziging 06-04-2024
9.793 beschreven archiefstukken
7.478 gedigitaliseerd
totaal 698.773 bestanden
Inventaris
Tweede afdeeling. Onderdeelen van het domeinbeheer (uitgezonderd rekeningen en bijlagen)
E. Subalterne rentambten
XIII. Rentambt Veluwe
N.B. Dit rentambt omvatte alle domeinen op de Veluwe en in Veluwezoom voor zoover het beheer daarvan niet tot bijzondere rentambten of tot dat van den landrentmeester-generaal was gebracht. De laatstgenoemde beheerde verschillende gebouwen te Arnhem. Het rentambt Hattem en het z.g. korenambt van Veluwe zijn resp. in 1548 en 1549 bij dit rentambt gevoegd. In 1550 is een gedeelte van het beheer van den boschmeester er aan toegevoegd. Van 1550-1557 is het keurambt er mee vereenigd geweest. De Batenburgsche pandgoederen op de Veluwe behoorden er toe tot 1558, toen ze aan de pandhouders zijn teruggegeven. Na de lossing in 1683 is er een afzonderlijk rentambt van gemaakt, dat evenwel sinds 1701 door de rentmeesters van Veluwe is beheerd. Voor tynsen en erfpachten is een afzonderlijke afdeeling ingericht, omdat het beheer daarvan een bijzonder en zeer omvangrijk gedeelte van de taak van den rentmeester vormde. Over de domeinen onder dit rentambt raadplege men voorts de rapporten onder nos. 280 en 281.
N.B. Dit rentambt omvatte alle domeinen op de Veluwe en in Veluwezoom voor zoover het beheer daarvan niet tot bijzondere rentambten of tot dat van den landrentmeester-generaal was gebracht. De laatstgenoemde beheerde verschillende gebouwen te Arnhem. Het rentambt Hattem en het z.g. korenambt van Veluwe zijn resp. in 1548 en 1549 bij dit rentambt gevoegd. In 1550 is een gedeelte van het beheer van den boschmeester er aan toegevoegd. Van 1550-1557 is het keurambt er mee vereenigd geweest. De Batenburgsche pandgoederen op de Veluwe behoorden er toe tot 1558, toen ze aan de pandhouders zijn teruggegeven. Na de lossing in 1683 is er een afzonderlijk rentambt van gemaakt, dat evenwel sinds 1701 door de rentmeesters van Veluwe is beheerd. Voor tynsen en erfpachten is een afzonderlijke afdeeling ingericht, omdat het beheer daarvan een bijzonder en zeer omvangrijk gedeelte van de taak van den rentmeester vormde. Over de domeinen onder dit rentambt raadplege men voorts de rapporten onder nos. 280 en 281.
Liggers van erftynsen, onder het rentambt Veluwe verschuldigd
N.B. Deze boeken zijn, met uitzondering van de serie, die onder de Brusselsche Rekenkamer heeft berust, door de rentmeesters gebruikt bij de inning der erftynsen, waarvan de opbrengst, in korte posten samengevat, in hunne rekeningen is verantwoord. Eerst na dat gebruik werden zij in de Rekenkamer gedeponeerd. De oudste serie steunt op die van c. 1449 in het hertogelijk archief, terwijl iedere jongere aan de voorafgaande ontleend is, behoudens natuurlijk dat de namen der tynsplichtigen telkens zijn veranderd. De ontvangsten werden in de 16de eeuw met letters, later met jaartallen in margine aangeteekend. Nieuw gevestigde erftynsen, in de gevallen, waarin een hoorig goed in een erftynsgoed werd veranderd, vindt men achter in sommige deelen bijgeschreven. Omtrent den oorsprong der oudere tynsen kan hier niet worden uitgeweid, maar er dient op gewezen te worden, dat ten gevolge van hunne verschillende herkomst de indeeling volgens ambten en kerspelen geen vast systeem vertoont; nu eens heeft de ligging van een goed daarbij den doorslag gegeven, dan weer de plaats, waar oudtijds de tyns werd betaald. Zoo vindt men in de Oosterbeeksche tynsboeken de in den Dusinckhof aldaar verschuldigde tynsen uit goederen, in verschillende ambten van de Veluwe en in Overbetuwe, in dat van Wageningen tynsen in den Ruwenhof, uit goederen onder Wageningen, Renkum en Ede, in dat van Brummen tynsen in den hof te Loo, uit goederen onder Brummen, Rheden, Apeldoorn en Voorst, De z g. vossentynsen in het Oldebroek werden niet in de Oldebroeksche tynsboeken opgeteekend, doch in den regel in die van Heerde. Tynsen uit huizen en erven in de vrijheid van Harderwijk vindt men zoowel in de Elburgsche als in de Doornspijksche boeken. Die onder Barneveld, Nykerk, Putten en Ermelo behoorden meerendeels tot de Batenburgsche pandgoederen en dus niet onder het rentambt Veluwe; men zal er echter enkele uit die streken aantreffen in de boeken, die naar Doornspijk genoemd zijn.
N.B. Deze boeken zijn, met uitzondering van de serie, die onder de Brusselsche Rekenkamer heeft berust, door de rentmeesters gebruikt bij de inning der erftynsen, waarvan de opbrengst, in korte posten samengevat, in hunne rekeningen is verantwoord. Eerst na dat gebruik werden zij in de Rekenkamer gedeponeerd. De oudste serie steunt op die van c. 1449 in het hertogelijk archief, terwijl iedere jongere aan de voorafgaande ontleend is, behoudens natuurlijk dat de namen der tynsplichtigen telkens zijn veranderd. De ontvangsten werden in de 16de eeuw met letters, later met jaartallen in margine aangeteekend. Nieuw gevestigde erftynsen, in de gevallen, waarin een hoorig goed in een erftynsgoed werd veranderd, vindt men achter in sommige deelen bijgeschreven. Omtrent den oorsprong der oudere tynsen kan hier niet worden uitgeweid, maar er dient op gewezen te worden, dat ten gevolge van hunne verschillende herkomst de indeeling volgens ambten en kerspelen geen vast systeem vertoont; nu eens heeft de ligging van een goed daarbij den doorslag gegeven, dan weer de plaats, waar oudtijds de tyns werd betaald. Zoo vindt men in de Oosterbeeksche tynsboeken de in den Dusinckhof aldaar verschuldigde tynsen uit goederen, in verschillende ambten van de Veluwe en in Overbetuwe, in dat van Wageningen tynsen in den Ruwenhof, uit goederen onder Wageningen, Renkum en Ede, in dat van Brummen tynsen in den hof te Loo, uit goederen onder Brummen, Rheden, Apeldoorn en Voorst, De z g. vossentynsen in het Oldebroek werden niet in de Oldebroeksche tynsboeken opgeteekend, doch in den regel in die van Heerde. Tynsen uit huizen en erven in de vrijheid van Harderwijk vindt men zoowel in de Elburgsche als in de Doornspijksche boeken. Die onder Barneveld, Nykerk, Putten en Ermelo behoorden meerendeels tot de Batenburgsche pandgoederen en dus niet onder het rentambt Veluwe; men zal er echter enkele uit die streken aantreffen in de boeken, die naar Doornspijk genoemd zijn.
Een serie over 1599—1626 is verloren, terwijl ook over 1694— 1705 geen aanteekening van ontvangen tynsen bewaard is.
Tynsboeken, aangelegd 1781-1791, bijgehouden, met aanteekening der ontvangsten, tot 1811 12 delen in 14 banden
N.B. Deze serie sluit bij de vorige aan, doch kan niet geacht worden, tot het archief van de Rekenkamer te behooren, omdat zij sinds 1796 in gebruik is geweest bij rentmeesters, die aan de opvolgers van dat college in het domeinbeheer rekenplichtig waren. Zij is ten deele in 1867 door den directeur der registratie en domeinen, ten deele in 1881 door de ontvangers te Wageningen, Elburg en Apeldoorn overgedragen.
N.B. Deze serie sluit bij de vorige aan, doch kan niet geacht worden, tot het archief van de Rekenkamer te behooren, omdat zij sinds 1796 in gebruik is geweest bij rentmeesters, die aan de opvolgers van dat college in het domeinbeheer rekenplichtig waren. Zij is ten deele in 1867 door den directeur der registratie en domeinen, ten deele in 1881 door de ontvangers te Wageningen, Elburg en Apeldoorn overgedragen.
1377 "Thinsboek van Ede", 1791-1811 i
0012 Gelderse Rekenkamer
Inventaris
Tweede afdeeling. Onderdeelen van het domeinbeheer (uitgezonderd rekeningen en bijlagen)
E. Subalterne rentambten
XIII. Rentambt Veluwe
N.B. Dit rentambt omvatte alle domeinen op de Veluwe en in Veluwezoom voor zoover het beheer daarvan niet tot bijzondere rentambten of tot dat van den landrentmeester-generaal was gebracht. De laatstgenoemde beheerde verschillende gebouwen te Arnhem. Het rentambt Hattem en het z.g. korenambt van Veluwe zijn resp. in 1548 en 1549 bij dit rentambt gevoegd. In 1550 is een gedeelte van het beheer van den boschmeester er aan toegevoegd. Van 1550-1557 is het keurambt er mee vereenigd geweest. De Batenburgsche pandgoederen op de Veluwe behoorden er toe tot 1558, toen ze aan de pandhouders zijn teruggegeven. Na de lossing in 1683 is er een afzonderlijk rentambt van gemaakt, dat evenwel sinds 1701 door de rentmeesters van Veluwe is beheerd. Voor tynsen en erfpachten is een afzonderlijke afdeeling ingericht, omdat het beheer daarvan een bijzonder en zeer omvangrijk gedeelte van de taak van den rentmeester vormde. Over de domeinen onder dit rentambt raadplege men voorts de rapporten onder nos. 280 en 281.
N.B. Dit rentambt omvatte alle domeinen op de Veluwe en in Veluwezoom voor zoover het beheer daarvan niet tot bijzondere rentambten of tot dat van den landrentmeester-generaal was gebracht. De laatstgenoemde beheerde verschillende gebouwen te Arnhem. Het rentambt Hattem en het z.g. korenambt van Veluwe zijn resp. in 1548 en 1549 bij dit rentambt gevoegd. In 1550 is een gedeelte van het beheer van den boschmeester er aan toegevoegd. Van 1550-1557 is het keurambt er mee vereenigd geweest. De Batenburgsche pandgoederen op de Veluwe behoorden er toe tot 1558, toen ze aan de pandhouders zijn teruggegeven. Na de lossing in 1683 is er een afzonderlijk rentambt van gemaakt, dat evenwel sinds 1701 door de rentmeesters van Veluwe is beheerd. Voor tynsen en erfpachten is een afzonderlijke afdeeling ingericht, omdat het beheer daarvan een bijzonder en zeer omvangrijk gedeelte van de taak van den rentmeester vormde. Over de domeinen onder dit rentambt raadplege men voorts de rapporten onder nos. 280 en 281.
Liggers van erftynsen, onder het rentambt Veluwe verschuldigd
N.B. Deze boeken zijn, met uitzondering van de serie, die onder de Brusselsche Rekenkamer heeft berust, door de rentmeesters gebruikt bij de inning der erftynsen, waarvan de opbrengst, in korte posten samengevat, in hunne rekeningen is verantwoord. Eerst na dat gebruik werden zij in de Rekenkamer gedeponeerd. De oudste serie steunt op die van c. 1449 in het hertogelijk archief, terwijl iedere jongere aan de voorafgaande ontleend is, behoudens natuurlijk dat de namen der tynsplichtigen telkens zijn veranderd. De ontvangsten werden in de 16de eeuw met letters, later met jaartallen in margine aangeteekend. Nieuw gevestigde erftynsen, in de gevallen, waarin een hoorig goed in een erftynsgoed werd veranderd, vindt men achter in sommige deelen bijgeschreven. Omtrent den oorsprong der oudere tynsen kan hier niet worden uitgeweid, maar er dient op gewezen te worden, dat ten gevolge van hunne verschillende herkomst de indeeling volgens ambten en kerspelen geen vast systeem vertoont; nu eens heeft de ligging van een goed daarbij den doorslag gegeven, dan weer de plaats, waar oudtijds de tyns werd betaald. Zoo vindt men in de Oosterbeeksche tynsboeken de in den Dusinckhof aldaar verschuldigde tynsen uit goederen, in verschillende ambten van de Veluwe en in Overbetuwe, in dat van Wageningen tynsen in den Ruwenhof, uit goederen onder Wageningen, Renkum en Ede, in dat van Brummen tynsen in den hof te Loo, uit goederen onder Brummen, Rheden, Apeldoorn en Voorst, De z g. vossentynsen in het Oldebroek werden niet in de Oldebroeksche tynsboeken opgeteekend, doch in den regel in die van Heerde. Tynsen uit huizen en erven in de vrijheid van Harderwijk vindt men zoowel in de Elburgsche als in de Doornspijksche boeken. Die onder Barneveld, Nykerk, Putten en Ermelo behoorden meerendeels tot de Batenburgsche pandgoederen en dus niet onder het rentambt Veluwe; men zal er echter enkele uit die streken aantreffen in de
Tynsboeken, aangelegd 1781-1791, bijgehouden, met aanteekening der ontvangsten, tot 1811 12 delen in 14 banden
N.B. Deze serie sluit bij de vorige aan, doch kan niet geacht worden, tot het archief van de Rekenkamer te behooren, omdat zij sinds 1796 in gebruik is geweest bij rentmeesters, die aan de opvolgers van dat college in het domeinbeheer rekenplichtig waren. Zij is ten deele in 1867 door den directeur der registratie en domeinen, ten deele in 1881 door de ontvangers te Wageningen, Elburg en Apeldoorn overgedragen.
N.B. Deze boeken zijn, met uitzondering van de serie, die onder de Brusselsche Rekenkamer heeft berust, door de rentmeesters gebruikt bij de inning der erftynsen, waarvan de opbrengst, in korte posten samengevat, in hunne rekeningen is verantwoord. Eerst na dat gebruik werden zij in de Rekenkamer gedeponeerd. De oudste serie steunt op die van c. 1449 in het hertogelijk archief, terwijl iedere jongere aan de voorafgaande ontleend is, behoudens natuurlijk dat de namen der tynsplichtigen telkens zijn veranderd. De ontvangsten werden in de 16de eeuw met letters, later met jaartallen in margine aangeteekend. Nieuw gevestigde erftynsen, in de gevallen, waarin een hoorig goed in een erftynsgoed werd veranderd, vindt men achter in sommige deelen bijgeschreven. Omtrent den oorsprong der oudere tynsen kan hier niet worden uitgeweid, maar er dient op gewezen te worden, dat ten gevolge van hunne verschillende herkomst de indeeling volgens ambten en kerspelen geen vast systeem vertoont; nu eens heeft de ligging van een goed daarbij den doorslag gegeven, dan weer de plaats, waar oudtijds de tyns werd betaald. Zoo vindt men in de Oosterbeeksche tynsboeken de in den Dusinckhof aldaar verschuldigde tynsen uit goederen, in verschillende ambten van de Veluwe en in Overbetuwe, in dat van Wageningen tynsen in den Ruwenhof, uit goederen onder Wageningen, Renkum en Ede, in dat van Brummen tynsen in den hof te Loo, uit goederen onder Brummen, Rheden, Apeldoorn en Voorst, De z g. vossentynsen in het Oldebroek werden niet in de Oldebroeksche tynsboeken opgeteekend, doch in den regel in die van Heerde. Tynsen uit huizen en erven in de vrijheid van Harderwijk vindt men zoowel in de Elburgsche als in de Doornspijksche boeken. Die onder Barneveld, Nykerk, Putten en Ermelo behoorden meerendeels tot de Batenburgsche pandgoederen en dus niet onder het rentambt Veluwe; men zal er echter enkele uit die streken aantreffen in de
Tynsboeken, aangelegd 1781-1791, bijgehouden, met aanteekening der ontvangsten, tot 1811 12 delen in 14 banden
N.B. Deze serie sluit bij de vorige aan, doch kan niet geacht worden, tot het archief van de Rekenkamer te behooren, omdat zij sinds 1796 in gebruik is geweest bij rentmeesters, die aan de opvolgers van dat college in het domeinbeheer rekenplichtig waren. Zij is ten deele in 1867 door den directeur der registratie en domeinen, ten deele in 1881 door de ontvangers te Wageningen, Elburg en Apeldoorn overgedragen.
1377
"Thinsboek van Ede", 1791-1811
laatste wijziging 06-04-2024
9.793 beschreven archiefstukken
7.478 gedigitaliseerd
totaal 698.773 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 06-04-2024
9.793 beschreven archiefstukken
7.478 gedigitaliseerd
totaal 698.773 bestanden