2503
Gemeentebestuur van Rheden, 1818-1949
Inleiding
2. Het gemeentebestuur van Rheden vanaf 1818
2.2. Vanaf 1851
2503 Gemeentebestuur van Rheden, 1818-1949
Inleiding
2. Het gemeentebestuur van Rheden vanaf 1818
2.2.
Vanaf 1851
laatste wijziging 31-08-2015
Het plattelandsreglement van 1825 bleef tot aan de invoering van de gemeentewet van 1851 van kracht. * Pas toen kwam het steeds bestaan hebbende onderscheid tussen steden en plattelandsgemeenten te vervallen en werd de organisatie van alle gemeentebesturen in Nederland uniform geregeld. In de aanloop tot de gemeentewet werden in Gelderland de districten opgeheven, waardoor er geen schakel meer tussen gemeente en provincie in stond. De gemeentewet droeg het plaatselijk bestuur op aan een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders (voorheen: assessoren) en een burgemeester. De gemeenteraad werd aangewezen als het hoogste bestuursorgaan en kreeg onder meer de bevoegdheid om verordeningen te maken. Voorts werd zij belast met de regeling en het bestuur van de huishouding van de gemeente.
Het dagelijks bestuur van de gemeente werd gevormd door het college van burgemeester en wethouders. De burgemeester bleef zowel voorzitter van het algemeen bestuur (raad) als van het dagelijks bestuur (B&W). Daarnaast kreeg hij onder meer een speciale taak ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de openbare veiligheid. Hij werd door de koning voor ambtstermijnen van zes jaar benoemd.
De raad kreeg het benoemingsrecht van de gemeentesecretaris en de gemeente-ontvanger. De wet stelde ook een aantal inwoners in de gelegenheid om door middel van een beperkt kiesrecht invloed uit te oefenen op de samenstelling van de gemeenteraad. Dit kiesrecht betrof alleen mannen en was afhankelijk van de belastingsom die door hen in de direkte belastingen werd betaald (de zgn. census). De gemeentewet bepaalde de census op de helft van de census voor het kiesrecht voor de Tweede Kamer.
De bestuursverhouding die bij de gemeentewet van 1851 in het leven is geroepen is in essentie tot op de dag van vandaag van kracht gebleven. * Belangrijk is dat het kiesrecht in de loop van de negentiende eeuw is verruimd door het aanpassen van de census. De grondwet van 1887 bepaalde namelijk dat ook zij, die 'tekenen van maatschappelijke welstand en geschiktheid' vertoonden, het kiesrecht kregen. * In de kieswet van 1896 werd de census aanzienlijk verlaagd, * waarna de grondwet van 1917 het algemeen mannenkiesrecht en het actief kiesrecht voor vrouwen bracht, en de grondwetsherziening van 1922 uiteindelijk het algemeen passief en actief kiesrecht voor zowel mannen als vrouwen.
laatste wijziging 05-01-2024
2.698 beschreven archiefstukken
327 gedigitaliseerd
totaal 96.731 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 05-01-2024
2.698 beschreven archiefstukken
327 gedigitaliseerd
totaal 96.731 bestanden
Kenmerken
Datering:
(1662) 1818-1949 (1972)
Auteur:
W.J. Meijerink, W.F.M. Ahoud
Categorie:
laatste wijziging 05-01-2024
2.698 beschreven archiefstukken
327 gedigitaliseerd
totaal 96.731 bestanden