2003_398 -
104 Interrogatoria, overgebleven vanwege Ghysbert van Mekeren, ambtman van de eerwaardige [prelaat] van Pruemen om daarop te horen de Erenfeste en vrome Gysbert ter Hoeven, mijnheer de provisor van Sint Peter, Jacob van den Lande, Claes van Oemeren, Geryt van Brakel, Rein Wyers en Gosen Verbeeck; - de voorgemelde deposanten te vragen of hunluiden niet kondig zij dat de heren van Prumen zolang hunluiden heugt toebehoort en gebruikt hebben in de Mussenberch buiten Arnhem 7 hoeven lands met de pastorie van Arnhem rustelijk en vredelijk zonder bespier van iemand of van Derrick van Waemel, in zijn leven vader van Goessen van Waemel? en Jacob van den Lande zoveel meer te vragen of hij vanwege de heren van Pruemen en pastoor van Arnhem 36 jaren niet gepacht heeft gehad en gebruikt de voorzegde 7 hoeven en aan handen des rentmeesters van die van Pruemen jaarlijks betaald heeft gehad de pachten tot deze dage toe en dat Goessen van Waemel met geweld eens of tweemaal met zijn "synckroer" hem gedreigd heeft gehad dat hij zijn garven naar oude gewoonte van de aangetogen lande heeft mogen halen en gebruiken, hetwelk hij alzo bij zich zelf zonder weten en believen van de heren van Pruemen of andere geerfden of vorm van recht aangegrepen heeft? - Jacob van den Lande juravit ad Sancta 11-01-1560; - Item nog Claes richter te vragen boven hetgeen [aangetrokken] is of hij, deposant, ongeveerlijk geleden 3 jaren vanwege des richters van Arnhem Coenraet van Mekeren als stadsroededrager, zo hij Goessen van Waemel zelf niet vinden kon, zijn pachter met recht niet verboden heeft dat hij des aangegraven lands, door Goessen van Waemel aangevangen, niet wijders becroeden of aanvangen zou, en wes hem daarvan bejegend is? - zegt alzo geschied te zijn; heeft Alerdt, Goessens pachter, geantwoord: hij had dat land van Goessen van Wamell, waarvan hij goede schriften had van Goessen; - gehouden bij de eed, die hij Con. Mat. en der stad Arnhem gedaan heeft;
laatste wijziging 20-07-2018