309 Johan van Ringenberch en Gysbert van Mekeren, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Cornelis Michielsen en zijn vrouw Eerntgen van Manen aan Sebis van Ryswick en Cornelis Elbertsen, gardiaans van de broederschap van Sint-Anna, een losbare jaarrente van 5½ Carolusgulden hebben overgedragen, te betalen op Sint-Bartholomeus, uit hun huis en hofstede staande in de Kortestraitt, tussen huis en hofstede van Henrick Mesmaeckers en huis en hofstede van Johan Fredericks, uit welk eerstgenoemd huis de broederschap al 1 schild 's jaars heeft

308 Johan Engelen en Henrich Wijntgens, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Anthuenis Henricksen, schipper, en zijn vrouw Marria Gerritsdochter aan Daem van Raetingen een losbare jaarrente van 13 daalder hebben overgedragen, te betalen op 1 mei, uit huis en hofstede door hen van Daem en diens vrouw gekocht, gelegen tussen huis en hofstede van de erfgenamen van Goosen van Leiden en huis en hofstede van het klooster Mariëndael bij de Rijnpoort

307 Gerrit van Rijswick en Andries Leijdecker, schepenen te Arnhem, oorkonden dat Anna, weduwe van Jasper Noijden, en haar kinderen Henrick, Jasper, Nael en Ghertgen, mede optreden voor haar zoon Johan, aan Johan Broeijll en diens vrouw Cornelis Wijntgens een losbare jaarrente van 7½ daalder hebben overgedragen, te betalen met Pasen, uit hun huis en hofstede, gelegen in de Oeverstraet, tussen huis en hofstede van Hans Bierman en huis en hofstede van Claes van Raetingen, uit welk eerstgenoemde huis Goosen Allein al een jaarrente van 4 gulden à 25 stuiver toekomt en Johan en Henrich van Bongaerdt een rente van 4 gulden à 20 stuiver

305 Johan ingen Nulant, hopman in dienst van de koning van Hispaniën, oorkondt dat hij aan Jacop van Wanckum voor diens getrouwe dienst 307 Carolusgulden schuldig is, waarvan hij, zodra hij zelf door de koning of de Staten-Generaal zal zijn betaald, de helft in oktober 1578 in de buurt van Doetecum of Doesborch zal voldoen en de helft een jaar daarna