140 Kaerll van Lynden, ambtman en richter in de Overbetouwe, stelt Wilhem van Kessell, gemachtigde van vrouwe Erica, gravin tot Manderscheidt-Blanckenheim en Vernenburgh, vrijvrouwe tot Batenborch en Stein, in het bezit van alle goederen, gelegen op Rijckersswoirdt in het ambt van Overbetouwe, welke eigendom zijn van Johan van Manen, gewezen rentmeester in den tijd der confiscatie, welk beslag geschiedt uit kracht van een resolutie van den landdag.
Gegeven in dem jaer onss Heeren duisent vijffhonderttnegen ende tsoeventich opten vier ende twintichsten dach des maents Augusti.
Oorspr. (Inv. nr. 67), met de zegels van den oorkonder en van de gerichtslieden Johan van Welderen en Claes Smalevelt in groene was; het eerste zegel is geschonden.

20 Heer Johan van Alphem, ridder, heer tHonpell, en Katheryne van Bronchorst en van Bathenborch, dochter van wijlen heer Deriek van Bronchorst, heer tot Bathentjorch, tAnholt, Gronsfelt en Rymberghe, maken huwelijksche voorwaarden, waarbij o.a. bepaald wordt, dat haar vijf broeders gezamenlijk 5000 Philippus schilden zullen inbrengen, waarvan haar broeder Herman er 1100 zal geven.
Gegeven int jaor ons Heren duysent vijrhondert ind tseventich dess Donredaigs na den Sonnendach Esto Michi.
Oorspr. (Inv. nr. 7), met de geschonden zegels van den eersten oorkonder en de huwelijksvrienden heer Johan van Bronchorst en Bathenborch, domproost te Munster, heer Gijsbert van Bronchorst, heer tot Bathenborch en tAnholt, Henrick van Bronchorst en van Bathenborch, heer tot Gronsfelt en Rymbergh, Herman van Bronchorst en van Bathenborch, heer tot Steyn, Derick van Bronchorst en van Bathenborch en Gadert Keteler in groene was; de zegels van de huwelijksvrienden Goisswijn Steck, ridder, erfmaarschalk van Cleve, Derick van den Boitseler en Wessell van den Boitseler, heeren tot Asperen, en heer Johan, graaf tot Meghen, heer tot Myerle, ridder, zijn verloren.

133 Maximilian, Römischer keizer etc, neemt Wilhelm von Bronnkhorst, vrijheer tot Wattemburg (sic) en Stain, diens moeder Petronella van Bronnckhorst, geboren von Braet (sic) en alle nakomelingen, alsmede hunne goederen, in zijne bescherming en die van het H. Rijk op.
Geben auf unnserem kuniglichen Schloss Prag den achtzehennden Tag des Monats Aprilis nach Christi uunsers Lieben Herrn Geburt funfzehenhundert unnd (siebenn) unnd sechzigisten, unnserer Reiche des Romischen im funfften, des Hungerischen im vierdten unnd des Behaimischen im neunzehennden Jaren.
Oorspr. (Inv. nr. 21), met het geschonden zegel van den oorkonder in roode was.

12 Johan van Erpe, heer tot Waelwijck, Gherit van der Aa Gherits zoon, Lonys van Lanckvelt, Gherit van Brakell Claes' zoon, Pouwels van Haesterijck Rolofs zoon en Lonys van Erpe Lonys' zoon erkennen schuldig te zijn aan Dyerich van Bronckhorst, heer tot Batenberch, tAnholt, Gronsfelt en Ryngberch, 1100 rijnsche guldens, onder verband van leisting te Batenbereh of Vanensteyn en op bepaalde voorwaarden, voor wat betreft de betaling dier geldsom.
Gegeven in den yaer onss Heren dusent vierhondert ende vijftien op Sunte Vincensius' dach des Heyligen martelers.
Oorspr. (Inv. nr. 1), met de geschonden zegels der laatste drie oorkonders in groene was; de zegels der overige oorkonders zijn verloren.