3 Anthonis, hertog van Lothringen, enz., erkent ontvangen te hebben van zijn neef heer Reynalt, hertog van Gulich en Gelre enz., de waarde van 7000 gouden oude schilden als lossom van stad, slot en land van Batenborch, welke bezittingen Ghyselbrecht van Bronchorst, heer van Anholt, indertijd verpand had aan diens broeder heer Johan van Berlar, heer tot Helmont en Keerbergen, en welke van dezen aan hertog Anthonis waren gekomen.
Gegeven in den jair onss Heren dusent vierhondert ende dertien des naesten Saterdages nae Sente Gillis' dach confessoris.
Oorspr. (Inv. nr. 38); het zegel van den oorkonder is verloren.

1 Schepenen van Birbacum oorkonden, dat Reynerus, zoon van Margareta, genaamd Pistoris van Birbacum, na opdracht door zijne moeder en met toestemming van den heer van den grond, aan Arnoldus, genaamd Rike, burger van Lovania, opdraagt het vruchtgebruik van een huis en hof in de parochie van Birbacum, waarvoor laatstgenoemde jaarlijks 2 kapoenen en 6 penningen zal afdragen.
Datum anno Domini Mo CCCo sexagesimo mensis Julii die decima nona.
Oorspr. (Inv. nr. 65), mot het geschonden schependomszegel in groene was.

70 Johan Goeltsteen, richter te Bathenboirch, Loir en Hoirssen, Peter Mychgaels zoon en Willem Roest, schepenen te Bathenboirch, oorkonden, dat de jonker van Bathenboirch, na panding wegens door Willem Joirdens zoon verschuldigde tijns, kooper wordt van den Stenacker, groot 3½ morgen, gelegen in het schependom van Bathenboirch.
Gegeven in den jair onss Heren viftienhondert twe ind dartich den tienden dach Octobriss.