2003_389 -
692 Comparuerunt Ffranss Wilhemss en Bessell Wilhemss met recht besat om een getuig der waarheid te geven en tuigen, zo als zij te Amersfoort getagen zijn om kondschappe te leiden voor hen zelf en niet als gemachtigden van Floryss Thymanss en dan de waarheid met recht te eisen van ettelijke, die zij vermeenden de zaak met zal. Gaert Thymenss wel indachtig te zijn, dat zij in den eersten voor recht hebben laten baden Johan van Westrenen; als hem de weet voorhoofs gedaan is, heeft hem de raad van der stad wege uitgeschickt en, zoals "ons" alle mensen opter straten zeiden, zou hij de waarheid niet verzwegen hebben en wes "wy" met recht op hem vorderden, heeft hun de raad verantwoord dat hij uit de stad was en was nochtans voor en na tijds genoeg in de stad om zulke zaak te tuigen; de andere raadsheren, die zij hadden doen baden, hebben met alle argumenten voorgegaan om de dag te beletten dat Floryss te Arnhem zou wezen en zijn bescheid inbrengen; en met de ander daarom geraadvraagd woe zij zich in de zaak hebben zouden, want zij daar mede beducht waren; zo hebben zij "ons" aan laatst zeggen dat zij niet langer schuldig waren getuig te dragen dan een jaar na de dag "summa"; doch zij moesten tuigen en hebben getuigd te zamen dat zij van de zaak niet wisten en zeiden dat zij met Gaert Thymanss niet te Utrecht geweest hadden, dan Corneliss Vossen Daern Wilhemss dat zij met Gaert voorzegd getagen waren als vrienden en Gaerts medebloedverwanten waren; zo heeft "ons" één, genaamd Splynter van Westrenen, schepen uit die stad komende, gezegd: "lieve gesellen, wy weten waell anderss, gy moet U lyden; hebben zy zielen genoech, gy moet guets genoech hebben"; en alle mensen verwonderden zich, toen dit geschiedde, en liepen van boosheid van het huis en zeiden: "Jesuss, verwondert onss van Jan Janss, Reyer Luyten en Henrick Pott dat zy sulcke e ed en doen": en daar kwam een goed man, genaamd Braickell, tot ons en zei:
laatste wijziging 27-07-2020