2003_405 -
264 Comparuerunt Hanss van Andernach en Jochum van Riessen, tuigende hun zekerlijk kundig te zijn dat Ott Everwijn van Arnhem alhier een kind gehad heeft, hetwelk in het gasthuis aan de pest gestorven, en heeft daarbeneffens zijn paard ook krank is geworden en gebrek aan zijn voet gehad; Jurarunt teste Deo;
laatste wijziging 20-12-2018
2003_405 -
558 Comparuit Coenderth Gaemis met recht gebadet ter instantie van Gaertt die Haess schipper om een kondschap; - vraagstuk: of hem, deponent, wittig en kundig dat hij, schipper Gaertt, hierbevorens enig gelds gedaan om van zijnentwege te verrichten aan Henrick Nuijen, zijn, deponents, zwager, dertijd binnen Coln zijnde, herkomende zijnde van zekere haring, die hij, deponent, van zal. Rutgher Tulleken gekocht heeft gehad; - Antwoord: - Op dit vraagstuk zegt deponent: neen; dan de penningen zo hij Tulleken vnd. van deze haring schuldig was, alhier binnen Arnhem aan gemelde Rutgher Tulleken betaald;
laatste wijziging 10-02-2017
2003_405 -
565 Comparuit Joost Bilsteen en Jan van de Graeff met recht besat ter instantie des heren richters aan plaats des heren en burgemeesters indertijd te Arnhem om kondschap der waarheid te geven tegen een schipper, genaamd Dirck Aelberts van Arnhem; - Vraagstukken: 1) eerstelijke hunluiden, deponenten, elk bijzonder te vragen hoe de aanvang des onlust zich toegedragen heeft tussen Dirck Aelberts voorzegd en Johan van de Graeff? 2) Wat zij voor woorden gehad en doe die gewassen? 3) of Dirck van Arnhem niet Johan van de Graeff met een roer op de kop geslagen en gebloed verwond; ook zijn opsteker op hem, Johan, getogen? - Antwoord: - Joost Bilsteen op het eerste vraagstuk verhoord zijn, deponeert op gisteren des namiddags omtrent tussen 2 en 3 uren onder de predich alhier, de Markt naar de Turfstraat ingaande, gezien te hebben dat Dirck van Arnhem, Johan van der Graeff en Dirck van Erculens, komende uit zijn herberg om naar de poort te gaan, bij de anderen gestaan hebben; - ten anderen zegt Joost Bilsteen, daarbij komende Johan van der Graeff tegen Dirck van Erculens zeide: "Willen wij gaen?", waarop Dirck van Arnhem zeide: "Ghij sultt van hier niet off ghij sultt mijn broider weder lossen off die duijvel sal een schelm weesen"; Antwoordde Jan van der Graeff: "die duijvel is doch een schelm"; deze woorden sprekende heeft hij, Dirck van Arnhem, hebbende een roer op zijn schouders, dat roer opgeheven en hem, Johan, daarmede op zijn kop geslagen en gebloed verwond, waarover Johan struikelende was; dit hij, deponent, ziende, hem, Dirck, dat roer afgenomen en Johan zijn lijf willende weren heeft zijn ponjaard en hij, Dirck, weder zijn mes uitgetogen, doch zijn door de anderen gehouden en gescheiden worden; - Joost voorzegd heeft dat derde beantwoord in het tweede; - Johan van der Graeff zegt op het eerste vraagstuk verhoord zijnde dat hij, gaande met Dirck van Erculens op gisteren namiddag omtrent 3 uren onder de predicatie naar de Markt om zijn affairen te doen,
laatste wijziging 10-02-2017
2003_405 -
559 Comparuerunt deze nabeschreven personen met recht gebadet ter instantie des richters Pelgrum van den Gruijthuijs aan plaats des heren om kondschap der waarheid te geven en hebben gedeposeerd als volgt: - Hans Veltscheerder tuigt, als Laurents Janss van Schoonhoven ten huize van Beerndtgen Nagels verwond was, aldaar over onthaald is worden en komende in de huize daar bij gevonden neffens de dochter Henrick Gaerts en Maess Sluijters en gezien dat hij zeer bebloed was; also dat hij nauwelijks de klederen had uit kunnen trekken, dan het hemd voor op moeten scheuren, en mede vragende hoe hij daaraan en aan dat ongeluk kwame, zeide de dochteren: hij hadde dat zich zelver gedaan, waarop Hanss zeide: "dat is niet goeth" en verder zeggende dat Laurents zeide tegen hem, Hanss: niemand hadde hem dat zelve dan zich zelf aangedaan; Ook mede zeggende dat Hanss hem heeft horen zeggen dat hij de jonge dochteren een testament maakte, zovern hij stierf, edoch niet wetende hoe veel of hoe weinig; ook gehoord dat hij Stralen, de secretaris, een testament maakte en gaf van 10 daler, die hij wel wiste, waar zij waren; mede zeggende, als hij, Hanss, hem eerst verbond, niet anders wist dan dat hij "gegaempt" was en als hiernaar de patient gevraagd worden, zei: hij wilde om de stad van Arnhem in zijn plaats niet staan, en hij, Laurents, berouw zijner zonden hebben bad God om vergiffenis; wijders zeggende die wonde is geweest 2 vinger breed onder het rechte memken, diep ongeveerd een halve vinger lang; sub jurament civitati praestito; - Wilhem van Broickhuijsen zegt dat hij ongeveerlijk voor 2 maanden ten huize van de weduwe Johan Rutghers met Laurents neffens meer anderen heeft zitten drinken en dat Laurents wel beschenkt was, doch hoe hij aan dat ongeluk van de wondig gekomen is, hem onbewust; dan des morgens bij hem komende, heeft gezegd tegen hem: "Laurents, hoe kompt ghij hier tho?" antwoordde hij, Laurents: "Het is een ongeluck";
laatste wijziging 10-02-2017