13 Walbourich van Nienaer en Moers, gravin van Hooren, geeft aan Mertijn Duertau een hoeve met boomgaarden en schaapskooi in pacht in de omgeving van Hulckesteyn bij Aernhem, onder zekere voorwaarden.
Ongeveer gelijktijdig afschrift van een z.g. chirographum Inv.nr. 49)

12 Kaerle, Roomsch keizer enz., geeft aan Philips van Lalaing, graaf van Hoochstraten, op zijn verzoek het huis Hulckensteyn, gelegen aan den Rijn buiten de stad Arnhem, opnieuw in leen, nu als Zuytphensch leen en dus ondeelbaar, terwijl het vroeger als Geldersch en Zuytphensch leen deelbaar was.
Gegeven in onser stadt van Bruessele den XIIten dach van Octobri int jaer onss Heeren duysent vijffhondert ende eenenvijfftich, van onsen Keyserrycke 't XXXIIte ende van onsen ryeke van Castilliën ende anderen 't XXXVIte.
Oorspr. (Inv.nr. 6); met het geschonden zegel van den oorkonder in roode was

11 Kaerle, Roomsch keizer enz., staat aan Philips van Lalaing, graaf van Hoichstraten, toe een hoofd te bouwen in den Rhijn aan den weg naar Arnhem tegenover de gerichtsplaats, ter beveiliging van zijn huis Hulckensteyn, en geeft hem het recht van aanwas, door dit hoofd ontstaan, onder voorwaarde, dat hij eventueel deze landen, evenals Hulckensteyn, van hem in leen ontvangen zal.
Gegeven in onser stadt van Bruessele den VIIIten dach van Octobri int jaer onss Heeren duysent vijffhondert eenenvijfftich van onsen Keyserrycke 't XXXIIte ende van onsen rycken van Castilliën ende andere 't XXXVIte.
Oorspr. (Inv.nr. 44); met het geschonden zegel van den oorkonder in roode was

10 Burgemeesteren, schepenen en raad der stad Arnhem, geven aan Phylips van Lalainge, graaf tot Hoechstrate, heer tot Viele etc., alle rechten van aanwas, die zouden kunnen ontstaan bij de krib, door Phylips in de rivier gelegd beneden aan den berg, waarop het gericht staat, tot beveiliging van zijn huis Hulckesteyn.
Gegeven int jaer ons Heren duysent vijffhondert ind vijfftich opten twyntichsten dach Martii.
a) Oorspr. (Inv.nr. 44); met het geschonden stadszegel van Arnhem in groene was.
b) Afschrift uit het schepenprotocol, gecollationeerd door den secretaris R. Sluysken.