884 Gaert van Cruytzenach heeft overgegeven en handtasting de schepenen [Gysbert van Camphuysen en Geryt van Herde] gedaan dat hij Michell van Holt binnen 10 dagen naastkomende betalen zal 23 rijder gl., waarop verlacht 1 rijder gl., die Gaert Michell half korten zal inhoud zijner handschrift;

744 Op deze nabeschreven interrogatorien en artikelen begeert de weduwe van zal. Wolter van Dyem haar getuigen, nl. Arnt van der Hoeven, Tryngen, vrouw van Bommelss maagd, Jenne, Herman Poeyten wijf, Steven, der weduwe voorzegd knecht, en Gerytgen, Joachym des Weverss huisvrouw, geexamineerd te worden: - Item de getuigen voorzegd af te vragen of zij niet gezien hebben dat 2 of 3 mans gekomen zijn vóór Barbaren van Essen huis met een karre, waar rogge op was, waarbij gekomen zijn heer Pouwell Sluyssken en zijn moeder en wilden de rogge tot hun huis gevaren hebben, waarbij gekomen is de weduwe voorzegd en het paard met de toom genomen en gezegd zij wilde hebben dat de luiden voorzegd de rogge tot haar huis brengen zouden, zo zij in het gebruik was en de rogge placht te ontvangen; des heer Pouwell niet toelaten wilde en de weduwe voorzegd ter aarde gestoten en “hoick” en “koevell” van het hoofd getagen en geslagen en heeft de rogge tegen haar dank en wille te huis gevoerd, zeggende tot de voerman dat hij varen zou of hij wilde varen; - heeft Arnt van der Hoeven, bij de 54 jaar oud wezende, beedigd als het behoort, [getuigd] dat hij op Sente Symon en Judendag lestleden tussen 8 en 9 uren des morgens gekomen is van huis om te kerke te gaan en gezien dat de weduwe van zal. Wolter van Dyem gestaan heeft bij een karre, waarop de rogge was, en gaarne gehad dat de voerman de rogge tot haar huis gebracht had; - heeft heer Pouwell de weduwe voorzegd de “koevell”en “hoyck” afgetagen en geslagen met de “hoyck” en daarmede is hij voorbijgegaan en weet wijders daar niet van; - heeft Tryngen, vrouw van Boemelss maagd, 15 jaar oud wezende, beedigd als het behoort, [getuigd] dat zij op Sente Simons en Judendag lestleden des morgens gezien heeft dat de weduwe van zal. Wolter van Dyem bij een karman, die rogge op zijn karre tot haar huis brengen zou, waar hij die placht te brengen bij tijden haars mans zal., waarop heer Pouwell Sluyssken gezegd dat de voerman de rogge te zijnen huize

739 Tuigt Jan Delyss dat heer Pouwell Sluyssken gekomen is bij Delyss ther Hoeven en dezelve gemaand voor de rogge, die hij placht te betalen aan Wolter van Dyem, dat hij die rogge aan hem als een momber zijner zuster kinderen betalen zou, waaraan hij gepeind had; zo heeft Delyss voorzegd beloofd dat hij de rogge aan zijn huis brengen zou op Sente Symon en Judendag lestleden en, als Jan Delyss vorzegd te Arnhem in de Koningstraat met de karre gekomen was, is vrouw Sluyssken daar bij gekomen en gezegd dat hij met de karre en rogge door de steeg aan haar huis varen zou; heeft Jan Delyss de karre gewend in mening naar vrouw Sluysskenss huis te varen; Is gekomen Steven, Wolter van Dyems knecht, en het paard gekeerd, dat het stil staan moest waar bij gekomen is de weduwe van zal. Wolter van Dyem en wilde het paard met de karre trekken zou naar haar huis, waarover gekomen is heer Pouwell Sluyssken en gezegd dat Jan Delyss varen zou naar zijn huis en schutten zijn schade en, als hij aan het varen was, heeft hij gehoord dat vrouw Sluyssken zei tot de weduwe voorzegd dat de rogge haar dochter kinderen toebehoorde, waarmede de weduwe van Wolter van Diem vrouw Sluyssken ter aarde gestoten heeft; dat ziende heeft heer Pouwell Sluyssken de weduwe van Wolter van Dyem “onweerdelick” van zich gestoten en met de mouw geslagen, waarin heer Pouwell zijn getijdeboek had, dat daar uitgevallen is; dat de weduwe van Wolter van Dyem opgenomen en heer Pouwell naar het hoofd geworpen; daarna is Johan Delyss met de karre voortgevaren en de rogge aan heer Pouwell Sluysskens huis gebracht; - tuigt Johan Dericks dat heer Pouwell Sluyskenss gekomen is te Beghbergen bij hem gelijk hij ook geweest was bij Delyss ter Hoeven, zo de rogge, waar twist om is, betaald wordt uit 3 goederen en gepeind aan deze rogge voorzegd; waarop Johan Derickss hem beloofd dat hij hem de rogge te Arnhem brengen wilde op Sente Symon en Judendag gelijk geschied is;

673 Comparuerunt Jacob van den Lande, Wilhem Wemmerss, Jan van Essen, Johan van Nymegen, Johan en Claess van Oever met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en hebben door dwang des rechten getuigd als nabeschreven: - In den eersten heeft Jacob van den Lande getuigd en gezegd dat hij een stuk lands, Gysbert van Camphuysen toebehorende, gelegen achter Sente Walburgenkerk achter Heyenhave, de naaste 8 of 9 jaar zelf gebouwd heeft en dat in die jaren voorzegd de heren van Pruymen de tiend van dit stuk lands, Gysbert van Camphuysen toebehorende, trekken hebben laten; - heeft Wilhem Wemmerss getuigd en gezegd dat hij en Lubbert die Hoy omtrent in het jaar van 1528 lestleden ongeveerlijk de tiend van de Geelhorn van Johan Schull, indertijd rentmeester der heren van Pruymen, gepacht hebben gehad en de tiend van dit stuk lands, nu ter tijd Gysbert van Camphuysen toebehorende, mede getagen, ingevoerd en alleen gelegd, waarover toentertijd twist was; dan, zo geen verder vervolg daarom gedaan werd, hebben zij de tiend tot behoef der heren van Pruymen behouden en afgedorst; - heeft Jan van Essen getuigd en gezegd dat hij met Willem Wemmerss vader de tiend van de Geelhorn viermaal gepacht heeft gehad en altijd de tiend van dit stuk lands voorzegd in behoef der heren van Pruymen onbespierd getagen heeft; - heeft Jan van Nymegen getuigd en gezegd dat hij de tiend van de Geelhorn viermaal van de heren van Pruymen gepacht heeft gehad en toen ook de tiend van dit stuk lands voorzegd mede getagen heeft en niet geweten of gehoord dat bespiering van de tiend te trekken van dit stuk lands voorzegd geschied is; - nog hebben Johan van Essen en Wilhem Wemmers en Claess van Oever getuigd en gezegd dat zij als pachters van den Kattenpoelschen tiend vanwege de heren van Pruymen de tiend getagen hebben van een stuk lands, geheten Steven Claerss kempken, gelegen naast Laewyck camp op de ene zijde en de gemene steeg op de andere zijde,