122 Joirgen, graaf van Lymborgh, heer tot Styrumbe en Wysch, en Ermgarth, gravin en vrouwe aldaar, verklaren, met hunnen natuurlijken broeder en zwager Johan van Wyssch wegens zijn diensten, bij het beleg van der Borgh bewezen, en ter uitvoering van het testament van Henrich, jongheer tot Wysch, een overeenkomst te hebben aangegaan, waarbij hem 2000 rijdergulden worden toegekend met hunne rechten op de blauwe guldens te Lochum en Voirden als onderpand, 500 rijdergulden, na doode van gravin Walburgh van den Berghe, hunne schoonmoeder, te betalen, het levenslange gebruik van de door hem en zijn vrouw Mettelt reeds thans gebruikte landerijen den Melekwynckell en 1/4 van den Wiinwirt aan den Broderdick, alsmede het bezit van het Henslagh in de heerlijkheid Wysch, den Gansebrynck te Ziick en de visscherij te Etten.
Uff Mandagh den Xen dagh inne Meye anno etc. XV funff. Afschrift op papier (Inv. no. 240).

121 Derick Putzeler, stadhouder van Jan van Keppel, drost der graafschap Zutphen, oorkondt, dat Loef Key als rentmeester en gevolmachtigde van gravin Walburch van den Barge, vrouwe tot Wys etc. voor hem en gerichtslieden aan pater, procurator en gemeene conventualen van het fraterhuis te Doesborch. het goed Snoyenhofstad in het kerspel Steenre heeft opgedragen, behoudens het recht van wederinkoop op bepaalde voorwaarden.
Gegeven yn den jair ons Heren duysent viifhondert viif ind virtich, opten viiften dach des maentz Martii.
Oorspr. (Inv. no. 169). Met de handteekening der gravin Walburch en de geschonden zegels der gerichtslieden Bernt Gruyter, burgemeester, en Sander Oenekonck. Die van de gravin, den landdrost en diens stadhouder verloren.

120 Stadhouder, kanselier en twee leenmannen van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, ratificeeren zeker, in deze akte uitvoerig omschreven accoord tusschen Walburch van den Bergh, weduwe van Henryck van Wysch, en Jurien, graaf van Limburch, heer tot Styrum, echtgenoot harer dochter Ermgart, over de nalatenschap van haren zoon Joachum van Wysch, terwijl stadhouder, kanselier en raden van het voornoemde vorstendom en graafschap partijen condemneeren tot het nakomen van dit verdrag.
Aldus gedaen tot Arnhem den sesten dach Augusti int jaer viifthienhondert vierenveertich.
a) Oorspr. (Inv. no. 232). De zegels van den Keizer als hertog van Gelre en van de leenmannen Willem van Scherpenzeel, drost op de Veluwe, en Ghiisbert van Camphuisen verloren.
b) Gelijktijdig authentiek afschrift op perkament (Inv. no. 232).

119 Wailburch van den Barge, vrouwe tot Wyssch etc. verklaart verkocht te hebben aan Gisbert Koerbeek en Andreas ten Holte de Averysselsche tienden in het kerspel Doetinchem, die zij onlangs had gelost van Johan Ingersmytten, burger te Emerik, terwijl zij zich het recht van wederinkoop voorbehoudt.
Gegeven in den jaire onss Heeren duysent viiffhundert vier und viertich, den sess und twintichsten dach Februarii.
Oorspr. (Inv. no. 132). Met de handteekening van Walburg van den Bergh, wier zegel is verloren.