Steven van Raeij en zijn vrouw Egbertje Huijberts hebben elkaar op 5 september 1727 het vruchtgebruik gegeven, aangezien Egbertje nu is overleden doet Steven een beroep op het recht van vruchtgebruik, en betaalt 200 gulden aan haar vader Huijbert Everts als enig erfgenaam, om haar helft in de boedel af te kopen.

Ernst van Dompseler, scholtis van het ambt Brummen, aan de ene kant en zijn neef Gerhard Jan van Santbergen namens zijn vrouw Maria van Dompseler, aan de andere kant, die een verschil van mening hebben over het eigendom en het vruchtgebruik van enkele roerende en onroerende goederen die Maria van Dompseler bij testament toegewezen zijn door de overleden Lucia van Ommeren, voorheen echtgenote van Ernst van Dompseler, komen nu in Zutphen met elkaar overeen om verdere moeilijkheden te voorkomen, dat Ernst van Dompseler afstand doet van het recht van vruchtgebruik en in eigendom overdraagt een halve hoeve hout en een vierde gedeelte in een halve hoeve hout in het Edische Bosch, waarvan de opbrengsten vanaf 1732 toegewezen worden aan zijn neef, met uitzondering van het akkermaalshout dat Ernst van Dompseler reeds uit de hoeven gekapt heeft.

Gerrit Jan van Sandbergen ook optredend voor zijn vrouw Maria van Dompseler, ingevolge een volmacht van 25 augustus 1734 verleend door Ernst van Dompseler, scholtis van het ambt Brummen, verkopen aan Johan Hendrik vrijheer van Wassenaar Obdam en Kernhem, gecommitteerde in de Staten-Generaal, voor 1450 gulden, een halve hoeve hout in het Eder Hoge en Loobos gelegen in de derde hoeve.

Gerrit Jan van Sandbergen ook optredend voor zijn vrouw Maria van Dompseler, ingevolge een volmacht van 25 augustus 1734 verleend door Ernst van Dompseler, scholtis van het ambt Brummen, verkopen aan de gezamenlijke geërfden van het Eder Hooge en Loobosch, voor 340 gulden, de helft van een vierde gedeelte van een hoeve hout in het Eder Hooge en Loobos gelegen in de negende hoeve.