Uw zoekacties: Huis De Cannenburg

0407 Huis De Cannenburg

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden.

Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer.

Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden.

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.

Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen.

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien.

0407 Huis De Cannenburg

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inleiding

1. Auteursrechten en andere rechten

2. Openbaarheid en citeren

3. Woord vooraf

4. De Cannenburg

5. Overige bezittingen

6. Het archief

7. Literatuur

laatste wijziging 13-01-2023

1.162 beschreven archiefstukken

636 gedigitaliseerd

totaal 26.130 bestanden

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

Inventaris

1. Persoonlijk gedeelte

Toon details van deze beschrijving

2. Zakelijk gedeelte

Toon details van deze beschrijving

3. Aanhangsel

Toon details van deze beschrijving

4. Bijlagen

Toon details van deze beschrijving

4.1. Lijst van stukken die in 1950 bij de veiling van een deel van het archief van De Cannenburg niet verworven zijn door het Rijksarchief in Gelderland
N.B. N.B. Bij het deel van het archief van de Cannenburg zoals dat in 1950 door de familie Van Oldeneel bij het antiquariaat B.M. Israël te Arnhem geveild is, bevonden zich ook enige stukken die niet tot het archief van de Cannenburg behoorden maar uit het archief Van Oldeneel afkomstig waren. Deze zijn hier daarom buiten beschouwing gelaten. De tussen haakjes geplaatste nummers geven aan waar de stukken in de inventaris in- of bijgevoegd zouden moeten worden. De nummers zonder haakjes betreffen stukken die na 1969 aan het rijksarchief ten geschenke of in bewaring gegeven zijn. Dank zij de medewerking van de huidige eigenaars (- naressen) van een aantal der niet-verworven stukken konden ten rijksarchieve kopieën vervaardigd worden; bovendien was het daardoor mogelijk goede beschrijvingen te maken. Bij de beschrijving der overige stukken moest hoofdzakelijk gebruik gemaakt worden van de summiere omschrijving in de veilingcatalogus; die beschrijving is daardoor onvolledig of mogelijk onjuist.

Toon details van deze beschrijving

4.2. Regesten van akten

Toon details van deze beschrijving

1 Gerardus, graaf van Geldria en Zutphania, geeft aan hen, die in zijn land Velua gevestigd zijn of zich daar zullen vestigen, een privilege met betrekking tot in Velua openvallende nalatenschappen van bastaarden. Afschrift in inv. nr. 846, fol. 38, naar een afschrift van de sacellanus van de heer van Middachten, ridder, door Otto van Bronckhorst.

2 Goeswijn van Bunt, heer van Elsloe, en Elisabeth, zijn vrouw, geven de nedermolen te Bochoudt met het recht van dwang voor de laten tot de bank van Bochoudt en de leenlieden van het dorp in erfpacht uit aan Jan Moleman en geven voorschriften omtrent gebruik der molen, rechten en verplichtingen. Afschrift in inv. nr. 830.

3 Henricus, koning van Roma, staat op verzoek van Reinaldus, graaf van Gelria, toe, dat diens onderdanen niet gedaagd kunnen worden noch terecht kunnen staan voor zijn hofgericht, tenzij bij rechtsweigering door de graaf of diens rechters. Geïnsereerd in de brief van 1544 april 22 (reg. nr. 112).

4 Lutgert, weduwe van Herman van Voerst, oorkondt, dat haar zoons Sweder en Roderick een magescheid hebben opgericht over de nalatenschap van hun vader en over hetgeen zij van hun tante Heilwich van Voerst zullen erven. Afschrift in inv. nr. 240.

5 Edewardt, hertog van Geldre en graaf van Zutphen, verleent aan de poorters van Arnhem het privilege om niet in Betuwe in rechte te kunnen worden aangesproken, behalve in nader vermelde gevallen; regelt de wijze, waarop een inwoner van Betuwe voor de richter van Arnhem recht kan zoeken tegen een poorter dezer stad en bepaalt, dat een inwoner van Betuwe naast het landrecht ook dit privilege zal moeten bezweren. Afschrift in inv. nr. 846 fol. 17,

6 Edewaert, hertog van Gelre en graaf van Sutphen, geeft een dijkrecht aan de kerspelen van der Wolde, van den Neyenbroeck, van Oene, van Heerde en van Vorchten, van Mudyngeshecke tot Hulsbergen aan den berchte. Afschrift in inv. nr. 55.

7 Willem, heer van Ysendoren, ridder, beleent Willem van Ysendoren Alaertssone, zijn neef, met alle goederen, die zijn voorouders bij broederscheiding waren toebedeeld, gelegen in het gericht van Ysendoren, ten Zutphensen rechte, voorbehouden de lijf-tocht van jonkvrouwe Voleswiin, moeder van Willem vnd. a. Oorspr. (inv. nr. 680); het zegel van de oorkonder is verloren. b. Afschrift in inv. nr. 682.

8 Reynolt, hertog van Gulick en Gelre, graaf van Zutphen, geeft een dijkrecht aan de kerspelen van Hattem, Vorachten, Heerde, Oen, van den Nyenbroeck en van der Wo1de. Geïnsereerd in een ongedateerd vidimus (reg. nr. 9).

9 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Hattum geven een vidimus van een akte van 1415 oktober 13 (reg. nr. 8). Afschrift in inv. nr. 55.

10 Peter van Redinchave, priester, rector van het altaar van de Heilige Apostelen in de kerspelkerk van Nijmegen, erkent het land, die Mate genaamd, gelegen in het kerspel Hyen, in erfpacht uitgegeven te hebben aan Willem van Ysendoren Alertszoon. Oorspr. (inv. nr. 693); het zegel van de oorkonder is verloren.

11 Warnerus Glasemaker, notaris, instrumenteert, dat Gerardus die Rode en Bate, zijn vrouw, zich verbonden hebben tot een jaarlijkse uitkering van een molder rogge uit hun bij de Grift gelegen goed aan Corstancius Borre, cureit te Setten, waarvoor deze of de pastoor of zijn plaatsvervanger eens per week een mis zullen doen op het Sanctus Spiritusaltaar in de parochiekerk te Vaassen. Oorspr. (inv. nr. 365), met onderschrift en merk van de notaris.

12 Geryt die Rode en Bate zijn vrouw erkennen verkocht te hebben aan heer Corstans Borren ten behoeve van het Sanctus Spiritusaltaar te Vasen een molder rogge 's jaars uit hun beneden de Gryft in het kerspel Vaesen gelegen huis en hofstede. Oorspr. (inv. nr. 365), met fragmenten van de zegels van Geryt die Rode en Harman van Mekeren; het zegel van Jacob van Oesterenhaeve is verloren.

13 Willem Gijsbertszoon, schout, en Tyman Rijkenzoon en Geryt Pijl, schepenen te Apcoude, oorkonden, dat Jan Gijsberts Smitszoon voor zich en Wouter, zijn zoon bij Ermgaird Beernt Lubbertszoonsdochter, verkocht heeft aan Jan Abenzoon, Jan Roemer en Emont, kinderen van Marten Roemer, en Jan en Yden, kinderen van Peter Roemer, 1/3 deel van enige percelen land, gelegen in het gerecht van de proosdij van St. Peter (te Utrecht) in het kerspel Apcoude in het schependom en aasdom, waarvan Wouter vnd. 1/4 hoeve bezit, en belooft dat deze, wanneer hij mondig zal zijn geworden, aan hen bewijzen van eigendom zal geven. Oorspr. (inv. nr. 740); de zegels van de oorkonders zijn verloren.

14 Arndt, hertog van Gelre en Guluck, graaf van Zutphen, die Jan van Hoeclum hiervoor beleend heeft met het goed te Hoeclum, en thans onderricht, dat het jagersambt van Veluwen en Rijxwalden tot genoemd leen behoort, beleent hem ook hiermede. Gevidimeerd in een akte d.d. 30 maart 1435 (reg. nr. 17).

15 Willem, heer tot Bueren en Buesinchem, oorkondt, dat zijn leenmannen interlocutoire vonnissen en eindvonnis gewezen hebben in het proces tussen heer Airnt van Ghent, ridder, en Jan van Giessen Tielmanszoon over de tienden van Moysybroyck, gelegen aan die Giessen. Oorspr. (inv. nr. 734), met de licht geschonden zegels van de oorkonder en van de leenmannen Jan van den Steenhuse, Merten van Ryningen, Dirck Laeck en Jan van Tricht bastaard; het zegel van Volquyn Hackert is verloren.

16 Herman van Mekeren Gijsbertszoon en jonkvrouwe Mechtelt, zijn vrouw, erkennen overgedragen te hebben aan broeder Johan van Boecholt, prior van het convent St. Marienborn, ten behoeve van dit convent een koren- en oliemolen, genaamd de molen van Rode, gelegen in het kerspel Vaesen op de Grift, met 9 morgen land. Oorspr. (inv. nr. 482); de zegels van de oorkonders en de borgen Herman, Peter, Wolter en Wilhelm van Mekeren, Melys ten Voerde en Aerndt van Scoenenborgh zijn verloren.

17 Gerrit van Arnhem, Jan van Sallandt en Wijnant Ridder geven vidimus van de oorkonde van 20 augustus 1429 (reg. nr. 14). Afschrift in inv. nr. 243.

18 Reyner, toegenaamd Schedenck, notaris, instrumenteert, dat mr. Bruno van Bochem, kanunnik en zegelaar te Luyck, Robrecht van Grevenbroeck, drost te Peelt, Henrick van Balen en Bartholomeus van den Put, scheidslieden, een uitspraak gedaan hebben in het geschil tussen jonker Johan van Assch, heer tot Hamme, Beverloe en Quaetmechelen en zijn onderzaten in deze dorpen enerzijds, en de ingezetenen van Hechteldt anderzijds over de scheiding van de heide, weide en "turffmoer". Afschrift in inv. nr. 795 fol. 43.

19 Deken en kapittel van Luyck approberen de uitspraak door mr. Bruno van Bochem, kanunnik en zegelaar te Ludiek, Robrecht van Grevenbroeck, drost te Peelt, Henrick van Balen en Bartholomeus van den Put (reg. nr. 18). Afschrift in inv. nr. 795 fol. 50 verso.

20 Willem van den Oesterenhaeve en Jutte, zijn vrouw, erkennen overgedragen te hebben aan Jutte, weduwe van Willem Brentinges, 5 1/2 molder roggelands, geheten de Oertkamp, de Ham en de Cleyne Crummenacker, gelegen op de Heemeng. Oorspr. (inv. nr. 420), met de zegels van de eerste oorkonder en Henric van den Oesterenhaeve.

21 Agnes van Bronckhorst, abdis van het Stift Elten, beleent Johan van Nieurode met het dienstmansleen, het maarschalkambt en de tienden van Goylant, zoals hij en zijn voorouders die in leen hielden. Afschrift in inv. nr. 735.

22 Jan van Heynsberch, bisschop van Ludych, hertog van Builloin, graaf van Loen, approbeert de huwelijksvoorwaarden tussen Gielissen, heer van Ghete, en Johanna van Assche. Afschrift in inv. nr. 790.

23 Reynolt van Herwen erkent overgedragen te hebben aan heer Roeloff van Epe, vicaris tot Vasen, een hofstad geheten de Schoenlucht, gelegen in Vasenre broeck. Oorspr. (inv. nr. 366), met de zegels van de oorkonder en Johan Wolterssz.(?), peinder te Epe.

24 Herman ter Coeken toe Nairle erkent overgedragen te hebben aan heer Roloff van Epe, pastoor van Hattem, 4 percelen land op de Empssereng bij Westendorp, ieder 5 schepel lands groot, waarvan een genaamd is de Vleckenacker. Oorspr. (inv. nr. 609), met het zwaar geschonden zegel van de oorkonder en het licht geschonden zegel van Johan Wemmerssoin.

25 Reynolt van Herwen erkent overgedragen te hebben aan Herman van Mekeren Gerritss. 3 schepel winterrogge 's jaars uit een stuk land, dat Wijer te Hoenscaten in pacht heeft. Oorspr. (inv. nr. 836); het zegel van de oorkonder is verloren.

26 Agnes van Bronckhorst, abdis van het Stift Elten, beleent Gijsbert van Nieurode, na de dood van zijn vader Johan, met het dienstmansleen, het maarschalkambt en de tienden van Goyland. Afschrift in inv. nr. 735.

27 Reynaldus de Herwen en Hermannus Hermannus'zoon de Mekeren, collatoren van de vicarie op het altaar van God en de Heilige Geest in de parochiekerk te Vaesen, welke vacant is door de dood van heer Arnoldus de Loet, priester, presenteren aan de proost en aartsdiaken van St. Petrus in Trajectum heer Johannes de Zenden, priester, om geïnstitueerd te worden tot de vicarie. Oorspr. (inv. nr. 372), met een fragment van het zegel van de 2e oorkonder; dat van de 1ste oorkonder is verloren.

28 Jonker van Nassouwen, heer van Dyest etc., Jan graaf te Nassouwen en te Saerbruggen, heer van Heynsberch, van Leeuwensch, van Dyest en Syken, burggraaf van Antwerpen, approbeert de huwelijksvoorwaarden tussen Ghieliss, heer van Ghete, en Johannen van Assche, voor zover deze betrekking hebben op de goederen, die leenroerig zijn aan de heerlijkheid Dyest. Afschrift in inv. nr. 790.

29 Gelis van Riemssdick, heer tot Ysendoren, beleent Wolter van Ysendoren, zijn zwager, met alle goederen, die zijn voorouders bij broederscheiding waren toebedeeld, gelegen in het gericht van Ysendoren, tot een Zutphens leen. a. Oorspr. (inv. nr. 680); het zegel van de oorkonder is verloren. b. Afschrift in inv. nr. 682.

30 Arnoldus, hertog van Gelre en Gulich, graaf van Zutphen, gelast alle richters, scholten en peinders van Veluwen op schrift over te geven aan Arnt Killenszoon, keurmeester op Veluwen, de namen van hen, die "in twyechten" zijn, en van hen, die dienstlieden zijn, die eigen-, horig-, vrij- of voogdgoed bezitten en daar horig noch ledig naar zijn. Afschrift in inv. nr. 846 fol. 5 verso.

31 Seger van Groesbeke, heer tot Hoemen, zoon van Johan van Groesbeke, heer van ... Malden en Beick, burggraaf van Nijmegen, en Hadewich, bruidegom, en Elisabeth van Vlodorp, dochter van Willem van Vlodorp, ridder, erfvoogd van Ruremunde, en Cecilia van Hamel en van Elderen, bruid, richten ten overstaan van Gij(sbert), broeder tot Brederode, domproost Utrecht, proost van St. Donaes te Brugge, erfkanselier van Vle(nderen), (Reyner van Broeck)husen en diens vrouw Ermgart van Groesbeke, Derick, heer tot Groesbeke, enerzijds, en Willem van Hamell, heer tot Elderen, Many en Rummen, Joh(an)..., Gaert van Vlodorp, heer van Leute en Dalenbroeck, en Gerrit en Johan van Vlodorp, broeders van de bruid, anderzijds, huwelijksvoorwaarden op. Oorspr. (inv. nr. 294); de zegels van de oorkonders en huwelijksvrienden zijn verloren.

32 Marten van Heyden en Lutgart, zijn vrouw, erkennen overgedragen te hebben aan heer Rutger Stromborch, pastoor te Vaessen, een kleine hofstede, welke behoord heeft tot de Perick, gelegen in het kerspel Vaessen. Oorspr. (inv. nr. 367), met het zegel van de oorkonder; het zegel van Willem ten Oesterenhave is verloren.

33 Adolph, hertog van Gelre en Gulick, graaf van Zutphen, geeft een nieuw dijkrecht aan de kerspelen van der Wolde, Nijenbroeck, Oene, Heerde en Vorchten. Afschrift in inv. nr. 55.

34 Claes van Aller van Stoutenburich erkent dat hij een rentebrief van 8 mud rogge 's jaars uit land van Reynolt van Herwerden bij Kannenburch te Vaessen heeft, waarvan heer Wolter Martenss. en diens twee broeders de helft toebehoort en waarvan dezen eveneens een rentebrief van 4 mud rogge hebben, en verklaart, dat zij elkander desgewenst deze rentebrieven zullen vertonen. Oorspr. (inv. nr. 421), met het geschonden zegel van de oorkonder.

35 Sweder, heer toe Voorst en toe Keppel, en Dirk van Vorst verklaren tegenover heer Otto van Rechteren, ridder, ervoor in te staan dat het huis Almelo met de heerlijkheid en bijbehorende rechten, welke aan Otto vnd. zijn overgedragen, niet meer bezwaard zijn dan in het register, dat diens broeder Sweder aan Otto heeft overgedragen, staat vermeld. Afschrift in inv. nr. 240.

36 Paus Sixtus (IV) bericht aan Johannes Schurenbusch, rector van de parochiekerk in Alten, dat hij hem met de genoemde kerk heeft begiftigd, na vrijwillige afstand van Walterus Duim (?), zijn ('s pausen) familiaris. Geïnsereerd in de akte van 1 juni 1476 (reg. nr. 38).

37 Paus Sixtus (IV) bericht aan de aartspriester van de kerk van Padua, aan Bernardus Cobbing, kanunnik van de kerk van Osilia, en aan de officiaal van Monasterium, dat hij Johannes Schurenbusch, rector van de parochiekerk in Alten in de diocees van Monasterium, met deze kerk begiftigd heeft, nadat Walterus Duim, zijn ('s pausen) familiaris, in zijn handen hiervan afstand gedaan had, en draagt hun op de genoemde Johannes in het reële bezit van de kerk in Alten te stellen en hem daarin te handhaven. Geïnsereerd in de akte van 1 juni 1476 (reg. nr. 38).

38 Gabriel Contardinis, aartspriester van Padua, auditor, door de paus belast met de behandeling van deze zaak, geeft kennis aan de bisschop van Monasterium, zijn plaatsvervanger en degenen die iets te maken hebben met de collatie van de parochiekerk in Alten in het diocees Monasterium, opengevallen door de vrijwillige afstand van Walterus Duim (?), dat Johannes Schurenbusch overeenkomstig pauselijke brieven van provisie d.d. 1476 mei 7, hierbij ingelast (reg. nr. 36 en 37), in het bezit der kerk van Alten moet worden gesteld. Oorspr. (inv. nr. 703), met het geschonden zegel van de oorkonder in rode was en het notarismerk en onderschrift van Gerardus Oldewagen.

39 Decemer Hermanszoon en Katherine, zijn vrouw, erkennen overgedragen te hebben aan Geryt Derixss, en Geertruyt, zijn vrouw, 6 schepel winterrogge 's jaars uit een stuk land, groot 6 schepel zaad-land, die zij van oorkonders in erfpacht houden, en uit hun daarbij gelegen huis en hof. Oorspr. (inv. nr. 837), met de geschonden zegels van Hermen van Mekeren Gerytss. en Johan die Rae.

40 Philippus, episcopus Ariensis, verblijvende bij de Curie te Rome, verklaart dat hij Johannes Schurenbusch, rector van de parochiekerk in Alten, in het diocees van Monasterium, de lagere en hogere wijdingen heeft toegediend. Oorspr. (inv. nr. 704); het zegel van de oorkonder is verloren. Met ondertekening van B. Balleani, notaris, de mandato prefati domini episcopi Ariensis.

41 Goert Goertss. en zijn vrouw Eve erkennen overgedragen te hebben aan Ghertruit Gherit Tymenssdochter 5 schepel winterrogge 's jaars uit hun huis te Nyersen. Oorspr. (inv. nr. 536), met het zegel van Hermen van Mekeren en het geschonden zegel van Henrick Janss.

42 Henrick, heer tot Ghemen, Wevelkaven etc., verklaart Henricus Laerbergh, clericus, zoon van wijlen Gerd Laerbergh en Gebben, diens vrouw, begiftigd te hebben met de door hem gestichte vicarie op het altaar van St. Anthonius maarschalk in de kapel te Brederfoirt, met de daarbij behorende goederen, het daarbij behorende huis in de vrijheid en de kost op het huis Brederfoirt. Oorspr. (inv. nr. 708), met het zwaar geschonden zegel van de oorkonder.

43 Adolph, graaf tot Nassouw, heer tot Wiesbaden, stadhouder-generaal der lande van Gelre, hofmeester etc., oorkondt, dat hij uitspraak gedaan heeft in het geschil tussen Herman die Vossch van Steeynwich en zijn broeders ter eenre, en Coinraidt van Leisten ter andere zijde, waarbij Coinraidt van Leisten aan voornoemde gebroeders 150 goudgulden zal geven boven de reeds betaalde 100 goudgulden, het dijkgraafambt van Veluwen langs der IJselen zal bedienen volgens de ambtsbrief, die Herman die Vossch van Steeynwich in handen zal stellen van de stad Arnhem, hetwelk Johan van Middachten tot dusverre niet gedaan heeft, en stelt Coinraidt van Leisten aan als dijkgraaf. Oorspr. (inv. nr. 45), met het geschonden zegel van de oorkonder in rode was,

44 Wyllem Gaertss, en Jutte, zijn vrouw, erkennen overgedragen te hebben aan Johan Geryt Tymanss. en Lysebet, zijn moeder, 2 molder winterrogge 's jaars uit hun huizen en hofsteden aan die Hegge en op de Heemenck in het kerspel Wasen. Oorspr. (inv. nr. 368), met het geschonden zegel van Henrick Smyt; dat van Henryck Johanss. is verloren.

45 Kairle, hertog van Gelre en van Gulich, graaf van Zutphen, oorkondt, als "liefhebber der rechtveirdicheit", dat de rentebrieven, die Coenrait van Leesten heeft, afkomstig van Jacob van Essende, de overleden man zijner vrouw, gaande uit goederen te Heerde, van Herman die Voss en zijn broeders, eertijds van Henrick die Voss van Steenwick, groot 10 herenponden en 35 molder rogge 's jaars, geldig zijn, dat Coenrait van Leesten voor de tijd van 4 jaar is aangesteld als dijkgraaf opter IJsselen tegen afstand dezer jaarrenten gedurende de tijd dat hij dit ambt bekleedt, en tegen een jaarlijkse betaling van 50 molder haver, en dat Coenrait van Leesten hem geleend heeft 200 enkele Rijnse gulden. Oorspr. (inv, nr. 46), met een fragment van het zegel van de oorkonder in rode was.

46 Johan van Goeyr, Danyel van Goeyr, Katheryne van Goeyr, kloosterjuffer in het vrouwenklooster tzo Ruremonde, en Margarete van Goeyr gaan een scheiding aan over de nalatenschap van hun ouders. Afschrift in inv. nr. 742.

47 Reyneken Roshoernen, richter van de heerlijkheid en het ambt Brederfordt van wegen Everwijn, graaf van Benthem en Steynforden, oorkondt, dat Lubbert ten Bettenkampe en Alijt, zijn vrouw, een jaarrente van 1 overlandse Rijnse goudgulden uit hun goed Bettenkampe, gelegen in het kerspel Alten, buurschap Lintelo, overgedragen hebben aan heer Johannes Schurenbusch, pastoor te Alten. Oorspr. (inv. nr. 705); het zegel van de oorkonder is verloren.

48 Ludolphus Coehuys, cureit, en Henricus Fredericuszoon, Wichardus Bernharduszoon en Jacobus Gisbertuszoon, fabriekmeesters van de parochiekerk van St. Martinus te Eep, collatoren van de vicarie van het Heilige Kruis, de Heilige Maagd Maria en St. Anna haar moeder in die kerk, welke openstaat door de dood van Egbertus Werneruszoon, priester, presenteren aan de proost der kerk van St. Petrus te Traiectum Gerhardus Dibbolduszoon cot genoemde vicarie. Oorspr. (inv. nr. 555), met het geschonden zegel van Ludolphus Coehuys.

49 Wessell van Ermen, drost van het land van den Berghe vanwege Oiswailt, graaf van den Berghe en heer van den Bylant, oorkondt, dat Johan Tidboll Henrixss. en Styne, zijn vrouw, voor 7 1/2 gouden Rijnsgulden 's jaars de Lanssinckmaet, groot 16 malderzaad land, gelegen in het land van den Berghe, in erfpacht gekregen hebben van Johan van der Kuelen. Oorspr. (inv. nr. 709), met de zegels van de oorkonder en de gerichtslieden Barnabas van den Berghe, bastaard, en Willem Greve.

50 Deesmer Wyllemszoon, Egbert Wyllemss, en Wycher Berntzoon, kerkmeesters tot Eep, erkennen, dat de rogrente van 2 molder 's jaars, die zij schuldig zijn aan Claes Smyt als erfgenaam van Wychman ter Koeken en Nyese, zijn vrouw, te niet gedaan is, waartegen zij aan Claes Smyt overdragen 3 schepel land, gelegen bij de Predichberch op de Epereng. Oorspr. (inv. nr. 558); de zegels van de eerste twee oorkonders zijn verloren.

51 Wilhem van Horion, heer tot Eyngy, Lyeck en Groetach etc., en Johan van Goeyr tot Heele richten huwelijksvoorwaarden op tussen Willem van Horion vnd. en Barbara, dochter van Johan vnd. Afschrift in inv. nr. 742.

52 Heynrich van Gulpen, stadhouder en "meener" der leenmannen van het hertogdom en land van Lymborch, beleent, ten overstaan van Johan van der Hoerick, Steven Belderbuesch, Johan van Tzeels, voogd tot Lontzen, Johan van der Eyck, Wilhem Joest, Wilhelm Rave en Heynrich van der Heyden, leenmannen, na opdracht door Pirot Huprecht, meier tot Lymborch, Wolter van Kettenis met de helft van twee "wyeren" en een bennelt, genaamd die Bruel, gelegen te Stockem. Afschrift in inv. nr. 809.

53 Heynrich van Gulpen, stadhouder en "meener" der leenmannen van het hertogdom en land van Lymborch, beleent, ten overstaan van Steven Belderbusch, Syment Bertolff, Wilhem vom Sande, Wilhem Joest, Wilhem Rave en Wingen Crop, leenmannen, na opdracht door Joest Beysels, j.u.d., raad des hertogs, Dederich den Bruwer, wonende te Eupen, met een bennelt, die Euwellen genaamd, gelegen te Eupen. Afschrift in inv. nr. 809.

54 Heynrich van Gulpen, "meener" der leenmannen van het hertogdom en land van Lymborch, beleent, ten overstaan van Syment Bertolff, Wilhem Rave, Johan Parijss van Rebetraidt en Wingen Crop, leenmannen, Heynrich van Ruysschemberg, na opdracht door zijn zwager Joest Beysels, j.u.d., met de Marschalcxhoff, de Knoetghenshoff, met de laatschap binnen Eupen gelegen, de twee tienden en een jaarrente van 19 gulden min 5 schillingen uit de Cleenen Hoff zu Ruve, voorbehouden het 1/4 deel van de Marschalckhoff en 1/2 aandeel in Knotghynshoff, die aan zijn nicht Soffia toebehoren. Afschrift in inv. nr. 809.

55 Heinrich van Gulpen stadhouder en "meener" der leenmannen van het hertogdom en land van Lymborch, beleent ten overstaan van Wilhem Rave, Johan Parijss van Rebetraidt en Wingen Crop, leenmannen, na opdracht door Joest Beyssels, j.u.d., jonker Syment Bertolff met een jaarrente van 6 gulden 5 schillingen uit de Cleynen Hoff zu Reve. Afschrift in inv. nr. 809.

56 Segher van Halveren, heer tot Ysendoeren, beleent Eernst van Ysendoeren, zijn neef, met het Leeghe Huyss tot Ysendoeren met de hofstad, de bongerd en 7 morgen land, tezamen groot 10 morgen, en met de Geeren en het Ghresbroeck en een deel van de Veelue, groot 46 morgen, Zutphens leen, zoals dat zijn voorouders bij broederscheiding was toegedeeld. Oorspr. (inv. nr. 680), met een fragment van het zegel van de oorkonder.

57 Johan van Groesbeeck, heer tot Hoemen, Malden en Beeck, en Johan van Goeyr tot Heel richten huwelijksvoorwaarden op tussen Johan van Groesbeeck vnd. en Bertha van Goeyr, dochter van Johan van Goeyr vnd. Afschrift in inv. nr. 742.

58 Heynrich van Gulpen, "meener" der leenmannen (van het hertogdom en land van Limburg) en Steven Belderbusch, Syment Bertolff en Wilhem Joest, leenmannen, oorkonden, dat Heynrich van Gulpen, stadhouder, Geret van Kaldenbach, drost, Wilhem Rave, Herman Pontz, Thyewes Lull en Thijs Heerendarn, dedingslieden, een uitspraak gedaan hebben in het geschil tussen jonker Heynrich van Ruysschenberg en Katherinen Spiese van Montzen, weduwe van Joest Beyssels, j.u.d., over diens nalatenschap. Afschrift in inv. nr. 809.

59 Willem Symonsz., "geset schout in deser saecken", Cornelis Aelbertss, en Jacob Clemenss., schepenen tot Apcoude in het gerecht van de proosdij van St. Peter tUtrecht, Dirck Hermenss., en Claes Gerytss, , asingen in hetzelfde gerecht in het aasdom, oorkonden, dat Willem Jansz. van Amersfoert en Peternelle, zijn vrouw, Gheryt van Elten, de hoeymaecker, en Meertyn, zijn vrouw, Jan Claeszoon de kremer en Marie, zijn vrouw, en Claes Willemsz., de raymaecker, en Marie, zijn vrouw, enige percelen land in de Grote en Kleine Zaete en in het aasdom in bovengenoemd gerecht overdragen aan Heynrick Janss, die vulre. Oorspr. (inv. nr. 740); de zegels van de 1ste oorkonder, van Goeyert van Voerdt Heynrickss. en Willem Janss. van Amersfoert zijn verloren.

60 De officiaal van de proost en aartsdiaken van de kerk van St.Petrus in Traiectum verleent aan heer Johannes then Holte, priester, voorgedragen door Johannes Lambertuszoon Averbeke, Johannes Lambertuszoon in Nyerssen en Johannes Lubbertuszoon, fabriekmeesters in Vasen, en jonkers en buren in Vasen, collatoren van de vicarie op het altaar van Sint Anna en Katherina en Sint Cornelius, gesticht in de parochiekerk van Vasen aan de zuidzijde, opengevallen door resignatie van heer Theodericus, pastoor in Vasen, institutie tot genoemde vicarie. Oorspr. (inv. nr. 373), met het zegel van de oorkonder.

61 Ernst van Ysendoern van Sterkenborch beleent Johan van Ysendoern, zijn broeder, met het Lege Huis te Ysendoern, met de hofstede en land groot 10 morgen, met de Bloemcampen en de Wormcamp en een kamp, daarnaast gelegen, tezamen 10 morgen, met 4 kampen, de Geeren genaamd, groot 16 morgen, en met 2 kampen, de Geersbroecken genaamd, groot 10 morgen, liggende in de heerlijkheid Ysendoern, ten Stichtsen rechte. Oorspr. (inv. nr. 680); het zegel van de oorkonder is verloren.

62 Andryess. Meussz. en Henryck Mewuss., gebroeders, erkennen overgedragen te hebben aan wijlen Lubbert Evertss. en Gertken, zijn vrouw, een rentebrief van 2 molder rogge 's jaars, afkomstig van Arent Deryckss. en gaande uit een stuk land, in dat Osterlaent genaamd, gelegen op de Hemeenck in het kerspel Vasen. Oorspr. (inv. nr. 422), met het zegel van Jacob ten Hoelt en een fragment van het zegel van Derick Brower.

63 Heymerick Jacobss, en Thomas Peterss., heemraden in het Hollanderbroeck, oorkonden, dat Thonis Zell Hermanss. en Hennyken, zijn vrouw, voor het gericht overgedragen hebben aan Arnt van Boicholtz, ambtman tot den Graeff en van het land van Cuyck, en Janna van Merwijck, zijn vrouw, een rente van 3 molder rogge 's jaars, gaande uit hun huis en hofstad met 1 hollandse morgen. Oorspr. (inv. nr. 750), met het zegel van de 2de oorkonder; het zegel van de 1ste oorkonder is verloren.

64 Heer Gosen van Rossem, deken tot Rossem, Johan de bastaard van Rossem, scholt, Dyrck van Hemert, scholt tot Poyderoyen, en Marten van Tuyll oorkonden, dat jonkvrouwe Janna van Hemert, weduwe tot Rossem, en haar zoon Marten van Rossem, heer tot Poyderoyen, een magescheid opgericht hebben. Afschrift uit 1595 (inv. nr. 61).

65 Gerrit van Scherpenzeell genant Palyck, landdrost van Veluwen, en de gerichtslieden Johan Brantsoen en Gerit van Gelre oorkonden, dat Lambert Rutgerss. en Lumme, zijn vrouw, overgedragen hebben aan Derick van Hern het goed de Halfftercamp, gelegen in het ambt Eep in het kerspel Vaessen. Oorspr. (inv.. nr. 440), met het zegel van de oorkonder.

66 Geryt... en Vobbe, zijn vrouw, dragen over aan Henrick... en Lene, zijn vrouw, een erf en goed op de Haeffcampkerenck. Oorspr. (inv. nr. 375); de zegels van Henrick ter Brugghen en Jacob ten Holt, scholt te Epe, zijn verloren.

67 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem oorkonden, dat Johan dye Waell verklaard heeft, dat hij gehoord heeft, dat Marten van Rossum, maarschalk, de staten van Utricht wederom vermaand heeft hem te betalen, en dat de domdeken en de burgemeester Henrick van der Borch dat toegezegd hebben. Oorspr. op papier (inv. nr. 74), met het opgedrukte zegel der stad Arnhem onder een ruit.

68 Claes vann Monnickhuszen, drost te Ahues, vanwege de bisschop van Munster, verklaart overgegeven te hebben aan Jacob tonn Strette, drost te Berederfort, ten behoeve van de hertog van Gelren Hinrick Higginck, zoon van Arndt en Elseken Higgings, en ontvangen te hebben Hinrick Smeddinck, zoon van Wynten en Gese Smeddinges. Oorspr. (inv. nr. 701), met het zegel van de oorkonder.

69 Claes Claess., schout, Dirck Dircksz. en Ghijsbert Dircksz., schepenen tot Abcoude in het gerecht van de proosdij van St, Peter tUtrecht, oorkonden, dat Claes Wermen overgedragen heeft aan Daem Martensz. 4 1/2 morgen land in de Winkell. Oorspr. (inv. nr. 740), met de min of meer geschonden zegels van de 1ste oorkonder, Jan Egbertz, Coster en Tyman Ghijsbertz., buirman tot Abcou.

70 Pieter Heynricxz., schout, en Claes Claeszoon en Jan Cornelisz., gezworenen in het ambacht van Pijnacker, oorkonden, dat Cornelis Jacopss, als man van de weduwe van Jan Vranckenz., aan de heer van Warmondt, raad-ordinaris in het Hof van Hollant, de helft van een huis, 11 morgen en het daarop staande geboomte, verkocht en de helft van 3 morgen land in erfpacht gegeven heeft, zoals Jan Vranckenz. die in erfpacht had van Hillegont van Alckemade, gelegen in het ambacht van Voerburch. Afschrift uit 1604 in inv. nr. 724.

71 Cornelis Jacobsz. als man van Aeltgen Baerntsdochter en Vranck Aerntsz, als voogd van de nagelaten kinderen van Jan Vranckez. erkennen aan de heer van Warmondt, raad-ordinaris van Hollant, een huis met 10 1/2 morgen land en het daarop staande geboomte verkocht en 8 morgen land in erfpacht gegeven te hebben, zoals Jan Vranckez, deze in gebruik had van Hillegont van Alckemade, gelegen in het ambacht van Voorburch. Afschrift uit 1604 in inv. nr. 724.

72 Adryaen van Rede en zijn vrouw Lucya van Ghoer verklaren ten verzoeke van haar moeder Johanna, dochter van Montfordt, weduwe van jonker Johan van Ghoer, afstand te doen van de rente wegens achterstallige betaling van het hun bij huwelijksvoorwaarden toegezegde kapitaal, ten behoeve van hun zwager en zuster Johan van Groesbeeck, heer tot Houmen etc., en Bertha van Goer, zijn vrouw, voorts afstand te doen van dit kapitaal, waartegen zij de rente tot Montfordt zullen ontvangen tot een bedrag als hun voorn, zuster en zwager al ontvangen hebben, en verklaren met laatstgenoemden de door hun moeder na te laten goederen gelijkelijk te zullen delen, waarbij de oorkonders het goed en de rente tot Montfordt, en Johan van Groesbeeck en Bertha van Ghoer het goed ynder Nyerstat en Apenbroeck zullen krijgen. Oorspr. (inv. nr. 295), met het zegel van de oorkonder en de handtekeningen van de oorkonder en Johanna van Montfordt.

73 Karel, hertog van Gelre, graaf van Gulik en Zutphen, heer van Groningen en Ommelanden, Coevorden en Drenthe, verpandt, na de dood van Jacob then Sterte, de heerlijkheid Bredevoort aan Marten van Rossem, heer tot Poederoyen. Afschrift in inv. nr. 702, pag. l.

74 Johan Wijnen, stadhouder, Johan Strevels, Lambrecht Spoers, Heynrick Meysters, Mathijs Snicken en Henrick van der Sande, schepenen der dingbank van Beegden, oorkonden, dat Cornelis van der Lynden verklaard heeft, dat hij in 1496 aan jonker Johan van Goeyr de hof te Apenbroeck heeft overgedragen, hetgeen door Lambrecht Spoers, indertijd ook schepen, bevestigd wordt. Afschrift in inv. nr. 742.

75 Kairll, hertog van Gelre en Guylich, graaf van Zutphen, heer van Groenynghen, der Omlanden, tot Covorden en Denthe, verklaart, dat het goed ther Kannenborch to Vaesen zijn leengoed is, en door Derick van Keppell en zijn voorouders tot op heden als zodanig in leen is gehouden. Oorspr. op papier (inv. nr. 393), met het opgedrukte secreetzegel en de handtekening van de oorkonder.

76 Johan van Isendoren geeft als tynsheer een huis en hofstad in de heerlijkheid Isendoren in tyns uit aan Thomas Henrickss. na opdracht door de erfgenamen van Hilleken Goerts Creyts dochter. Afschrift in inv. nr. 683, vervaardigd in 1583 door de landschrijver van Nederbetuwe.

77 Herman van Ghoir, stadhouder en "meener" der leenmannen van het hertogdom Lymborch, beleent ten overstaan van Jan van den Sande, Evert van Belven en Jan Verver, leenmannen, Reynnart van Belven, na opdracht door Heynrich van Ruysschenberg, heer zu Eeckx, met een jaarrente van 19 Lymburghse gulden, gaande uit de Kleynen hoff zu Ruve, die Everardt van Belven toebehoort. Afschrift in inv. nr. 809.

78 Barth, Stockman, openbaar notaris, instrumenteert, dat in tegenwoordigheid van Wilhelmus de Omalia, procurator vanwege de curie van Leodium, Johannes de Flerucus en Cornelius Dulkens, openbaar notaris, getuigen, Wilhelmus van Horion en Barbara van Goeyr, zijn vrouw, enerzijds en Johannes van Groesbeeck en Bertha van Goeyr, zijn vrouw, en Adrianus van Reydt en Lucia van Goeyr, zijn vrouw, anderzijds, schoonzonen en dochters van Johannes van Goeyr en Johenna van Monffort, hun proces voor de officiaal van Leodium over de huwelijksvoorwaarden van Wilhelmus van Horion en Barbara van Goeyr en het testament van Johenna van Monffort met een akkoord hebben beëindigd en dat zij eventueel hieruit voortvloeiende geschillen zullen onderwerpen aan de uitspraak van met name genoemde arbiters. Afschrift in inv. nr. 742.

79 Jan Wijnen, stadhouder, Heyn Meysters, Lem Spoers, Jan Strevels, Heyn van den Sande en Goert Hubrechs, schepenen der dingbank tot Beegden, oorkonden, dat Nelis van der Lynden getuigd heeft dat hij eertijds de hof Apenbroeck met de in de hof behorende Vorst overgedragen heeft aan jonker Johan van Goeyr, en dat Lem Spoers als schepen getuigd heeft, dat wijlen Jan van der Lynden, vader van Nelis vnd., van de hof en de Vorst altijd tot Beegden gichting en goeding gedaan heeft en hiervan schatting heeft gegeven. Afschrift in inv. nr. 742.

80 Evert van Lynteloe verklaart, dat hij Bernt Avervelt, "echte en natuurlijke" zoon van Herman en Johenni(ken), zijn eigen man, heeft overgedragen aan Merten van Rossum, heer tho Puderoyen etc. Oorspr. (inv. nr. 701), met het zegel van de oorkonder.

81 Richter en schepenen der dingbank van Polle oorkonden, dat Johan Strevels, hun medeschepen, Lenaert van Mylenborch, eertijds hun scholt, en Jan Gielen, gezworen bode, getuigd hebben, dat enige met name genoemde percelen eertijds in bezit waren van jonker Johan van Goeyr en joffer Johanna van Monffort, zijn vrouw, en dat deze percelen niet tot het huis Heel behoorden. Afschrift in inv. nr. 742.

82 Otto van Tellicht, drost tot Elten, geeft volmacht aan Marten van Rossem, heer tot Pudroyn, maarschalk, te onderhandelen met de landschap van Monster wegens bezegelde contracten en door wijlen bisschop Erick afgegeven bevelen ten tijde dat hij, Otto, ritmeester was. Notarieel afschrift (inv. nr. 68).

83 Jan Reyersz., schout, Dirck Dirckz. en Jan Dirckz., schepenen tot Abcoude in het gerecht van de proosdij van St. Peter tUtrecht, en Jan Reyersz., schout, Gherrit Petersz, en Albert Symonz., azingen in hetzelfde gericht in het aasdom, oorkonden, dat Sander Henrickz. en Claesgen, zijn vrouw, weduwe van Henrick Henrickz., en diens kinderen de helft van 45 morgen land met bijbehorend huis en paardemolen, gelegen in bovengenoemd gerecht in de Winkell, overgedragen hebben aan Daem Martensz. Oorspr. (inv. nr. 740), met de min of meer geschonden zegels van de 1ste oorkonder, Jan Egbertz, en Gherrit Willemsz.

84 Heer Johan then Holt, pastoor in Vaessen, heer Johan then Holt, vicaris, en heer Willem Janss. verklaren, dat zij in overleg met de kerkmeesters en buren in Vaessen, collatoren van de St. Annavicarie aldaar, een overeenkomst gesloten hebben over een onderlinge ruil van het pastoorsbeneficie, de St. Annavicarie en de O.L. Vrouwenvicarie en de daartoe behorende woningen. Oorspr. (inv. nr. 369), met de zegels van Jan van Heyde, richter in 't Nije Broick, Gerrit then Holt, scholt, en Willem Horstinck.

85 Richter en schepenen der dingbank van Beegden oorkonden, dat Tysken Scepers, Lemmen Spoers, Pouwels Leenskens, Heyn Lesters en Heyn Boden getuigd hebben dat de Daniels bempt, gelegen tot Beegden, nooit in een winhof tot Heel gelegen of in een andere hof, behorende aan het huis van Heel gehoord heeft, maar steeds door de naburen van Beegden is verpacht. Afschrift in inv. nr. 742,

86 Richter en schepenen der dingbank van Beegden oorkonden, dat Pauwels opten Lyctenberch, Thijs Sceper, Lemmen Spoers, Cornelis van der Lynden, Henriek Lesters en andere inwoners van het dorp Beegden getuigd hebben dat wijlen jonker Johan van Goeyr de hof Apenbroeck en de kamp, de Vorst genaamd, steeds als een geheel heeft bezeten en dat de gezworen bode getuigd heeft dat hij eertijds ten verzoeke van jonker Johan van Groesbeeck, drost tot Stockem, wegens de Vorst een "affgebot" gedaan heeft aan de heer van Horion op het huis van Heele. Afschrift in inv. nr. 742.

87 Gert Schulte Pravestynck, van wege de bisschop van Munster, erkent met Marten van Rossem, heer tot Pudrogyen, maarschalk etc., ambtman tot Bredefoert van wege de hertog van Gelre, een wissel van horigen te hebben aangegaan, waarbij hij aan het huis Bredefoert heeft overgegeven Gese, dochter van Johan Schurinck en Naele Greven te Medeho, en ontvangen heeft in de hof tho Pravestynck Fia, dochter van Henrich Roselynck en Henrica. Oorspr. (inv. nr. 701), met het zegel van Johan den Hoghen, richter binnen Statloen en van Havesstloen.

88 Steven van Ruytenborch en Agnies van Leuwenberch, zijn vrouw, verkopen aan Zeger van Arnhem het erf en goed, "de Poll genant Kannenborch", zoals verkoper dat van de executeurs van hertog Karel ontvangen heeft als schadevergoeding voor zijn gevangenschap. Afschrift in inv. nr. 389.

89 Gijsbert van Wenkom erkent twee brieven te bezitten van een tiende in het kerspel Vaissen, genaamd de Wantenck, van jonker Derrick van Keppel en Steyna van Raesvelt, zijn vrouw, die deze na vier jaar mogen lossen voor 225 gouden overlandse Rijnse keurvorster gulden. Oorspr. (inv. nr. 423), met het zegel van de oorkonder.

90 Marten van Rossem, heer tot Poederoyen, pandheer van het huis en de heerlijkheid Bredevoort, erkent krachtens zijn aangewonnen Munsterse goederen een wissel van hofhorigen te hebben aangegaan met de heerlijkheid Bredevoort. Afschrift in inv. nr. 701, p. 3.

91 Baethe, weduwe van Goessen Henricks, erkent overgedragen te hebben aan het Heilige Geest en 0.L. Vrouwenaltaar in de kerk te Vasen een jaarrente van 1 molder winterrogge uit haar goed aan de Hegge, gelegen in het kerspel Vasen. Oorspr. (inv. nr. 370), met het geschonden zegel van Geryt ten Holt, scholt te Epe; het zegel van Jan Gabelss., pander, is verloren.

92 Burgemeesteren, schepenen, raad en gildemeesters van Arnhem oorkonden, dat Joest, graaf tot Bronckhorst, heer tot Borckelloe etc., Christoffell, graaf tot Moerze en Sarwerden etc., en Seger van Arnhem als executeuren van Kaerle, hertog van Gelre, met consent van Willem, hertog toe Gelre etc., uit de erfenis van hertog Kaerle, niet behorende aan het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, overgegeven hebben aan Stheven van Ruytenborch een erf en goed, geheten de Kannenborch, met de pel- en volmolen, gelegen te Vaessen, door Dirck van Keppel overgedragen aan hertog Kaerle, de Gulden en Silveren Spickeren buiten Arnhem gelegen, en het huisje, dat hertog Kaerle heeft lateren timmeren tot Marten op grond van het klooster van Redynckhem, en hechten hun goedkeuring hieraan. Oorspr. (inv. nr. 390), met het secreetzegel der stad Arnhem.

93 Hermen Berentss. en Alyet, zijn vrouw, erkennen verkocht te hebben aan het Heilige Geest, Onze Lieve Vrouwen en Sint Anthonisaltaar en -vicarie en aan heer Jan en heer Jan, gebroeders, een jaarrente van 3 schepel winterrogge uit hun goed in de buurschap Vestendorp in het kerspel Epe. Oorspr. (inv. nr. 371), met het geschonden zegel van Geryt Scuerman; het zegel van Deryck van Keppel is verloren.

94 Wilhem van Scherpenzeell, drost op Veluwen, en Aloff Bentinck en Johan van Hell, gerichtslieden, oorkonden, dat Dierick van Keppell en Christina van Raesfelt, zijn vrouw, aan Marten van Rossem, heer tot Puderoyen, maarschalk, en drost to Bredefoirt, overgedragen hebben al hun goederen, tynsen, tienden, wildbaan, visserijen, bossen etc., de beek vanaf de Voegelheggen tot haar begin, met het recht daarop molens te leggen, in het kerspel Vaessen en elders op Veluwen gelegen, uitgezonderd de Kannenborch en andere reeds door hen verkochte goederen. Oorspr. (inv. nr. 391), met het zegel van de eerste oorkonder.

95 Wolter de Rode van Heeckeren, scholt te Lochem binnen en buiten vanwege Wilhelm, hertog toe Gulich, Gelre, Cleeff en Barge, graaf toe der Merck, Sutphen en Raevensborch, heer toe Raevensteyn etc., oorkondt, dat Dirick van Keppell van Ampzen en juffer Stina van Raesfelt, zijn vrouw, wegens de overdracht van hun goederen op Veluen aan Merthen van Rossem, heer tot Puderoyen, maarschalk 's lands van Gelre, drost toe Bredenfoirde, tot onderpand stellen al hun goederen in het ambt Lochem. Oorspr. (inv. nr. 392), met het geschonden zegel van de oorkonder.

96 Evert van Lintelo en Sophia, zijn vrouw, erkennen een wissel van hofhorigen te hebben aangegaan met Marten van Rossem, heer van Poederoyen, maarschalk van Gelderland en drost tot Bredevoort. Afschrift in inv. nr. 701, p.4.

97 Wilhem, hertog tot Gulich, Gelre, Cleeff en Berg, graaf tot der Marck, Zutphen en Ravensberg, heer tot Ravestein etc., vergunt zijn maarschalk en raad Mertin vann Rossum, heer tot Puderoyen, boven de molen bij de Cannenborg een tweede molen te leggen bij des Greven hoevell. Oorspr. (inv. nr. 424), met het opgedrukt secreetzegel van de oorkonder.

98 Sander Bentinck en Reynt van Apeldoirn vanwege hun neef Adolph Bentinck, jagermeester, en Aelbert en Joseph van Arnhem vanwege hun broeder Seger van Arnhem maken een overeenkomst aangaande de niet nagekomen punten uit de huwelijksvoorwaarden van Seger van Arnhem en (Anna) de dochter van Johan Bentinck, jagermeester, en de door deze aan Johatina, oudste dochter van Seger vnd., toegezegde 200 gulden. Oorspr. (inv. nr. 241), met de min of meer geschonden zegels van de 2de, 3de en 4de oorkonder, van Seger van Arnhem en Henrick van Essen als leenheer; de zegels van de 1ste oorkonder en Adolph Bentinck zijn verloren.

99 Elsebe van Graes en Oetberch van Langen, jufferen en kledermeestersen te Assbecke, erkennen een wissel van horigen te hebben aangegaan met Johan Schroder, burger te Coesfelde, waarbij zij tegen overgifte van Stinen Roelvynck, natuurlijke dochter van wijlen Elseken Roelvynck en Hinrick Raterdinck, geboortig van Roelvynck in het kerspel Leyden, buurschap to Weer, ontvangen hebben Elseken Roelvynck, dochter van wijlen Bernt en Stynen Roelvynck, geboortig van dezelfde buurschap. Oorspr. (inv. nr. 701), met het zegel van het kapittel te Assbecke.

100 Seyger van Arnhem erkent overgedragen te hebben aan Mertten van Rossum, heer tho Puderoyen, de goederen Kannenborch en Vogelhegge met de molen en het water, gelegen in het kerspel Vasen, zoals Derrick van Keppel die bezeten heeft en oorkonder ze gekocht heeft van Steven van Rutenborch. a. Oorspr. (inv. nr. 389); het zegel van de oorkonder is verloren, b. Afschrift in inv. nr. 389.

101 Marten van Rossem, heer tot Puderoen etc., erkent krachtens zijn aangewonnen Munsterse goederen een wissel van hofhorigen te hebben aangegaan met de hoge heerlijkheid van het huis en ambt Brederfoirt, waarbij hij tegen overgifte van Maria, dochter van Toben en Gesen Hundorps, gekomen op het goed Gussenclo, ontvangen heeft Anna, dochter van Harmen Storteloos en zijn vrouw Greten, gekomen op het goed Geessinck in het ambt Bocholte. Oorspr. (inv. nr. 701), met het zwaar geschonden zegel van de oorkonder.

102 Marten van Rossem, heer van Poederoyen, erkent als pandheer van de heerlijkheid en het huis van Bredevoort een wissel van horigen te hebben aangegaan als vermeld in reg. nr. 101. Afschrift in inv. nr. 701, p.3.

103 Wilhelm, hertog tho Guilich, Gelre, Cleve en Berg, graaf to der Marck, Zutphen en Ravensberg, heer to Ravenstein, oorkondt aan ambtlieden en bevelhebbers van de Kwartieren van Nymmegen, Zutphen en Arnhem, dat hij wegens de aanval door de Burgundisschenn, Marten van Rossem, heer tho Puyderoyen, maarschalk en ambtman te Bredenfort, heeft aangesteld tot overste bevelhebber van ruiters, knechten en overig krijgsvolk in genoemde Kwartieren. Oorspr. op papier (inv. nr. 71), met de handtekening en het opgedrukt secreetzegel onder ruit van de oorkonder.

104 Wilhelm, hertog tho Guilich, Gelre, Cleve en Berg, graaf tho der Marck, Zutphen en Ravensberg, heer tho Ravenstein, stelt Merten van Rossum, heer tho Puderoyen en ambtman tho Bredefort, aan tot overste bevelhebber. Oorspr. op papier (inv. nr. 72), met de handtekening en het opgedrukt secreetzegel onder ruit van de oorkonder.

105 Francois, koning van France, erkent schuldig te zijn aan de maarschalk van Gueldres 27630 ponden Tournoys wegens door deze gemaakte onkosten bij het leveren en betalen van troepen. Oorspr. (inv. nr. 73), met de handtekening en het opgedrukte zegel onder ruit van de oorkonder.

106 Cairle de vijfde, Roemsche keizer enz., sluit met bannerheren, ridderschappen en steden van Gelre en Zutphen een traktaat, waarbij de keizer heer van deze landen wordt op voorwaarden, in deze brief aangegeven, terwijl heer Willem, hertog tot Cleve en Guilick enz., en bannerheren, ridderschappen en steden van Gelre en Zutphen elkander wederkerig van hun eed ontslaan. Afschrift in inv. nr. 846 fol. 7.

107 Burgemeesters, schepenen en raad der vier kleine steden van het Kwartier van Veluwen, Harderwick, Wageningen, Hattem en Elburch, oorkonden het traktaat van Venlo d.d. 12 september 1543, hierbij geïnsereerd, gezien te hebben en beloven dit in al zijn punten te zullen onderhouden en de keizer als erfheer te erkennen. Afschrift in inv. nr. 846, fol. 6 verso. N.B. Het slot ontbreekt. Blijkens archief Hof van Gelderland, inv. nr. 1543 fol. 13 is de datum voor Harderwijk 29 september, voor Hattem 27 september, voor Elburg 28 september en voor Wageningen 2 oktober 1543. Het hier in regest beschreven stuk is naar het Harderwijkse exemplaar.

108 Reiner van Schalon, prins van Oranien enz., stadhouder-generaal van het hertogdom Gelre en der graafschappen Zutphen, Hollant enz., oorkondt, dat hij gezworen heeft de burgemeesteren, schepenen, raad, gemene burgers en ingezetenen van de stad Harderwijck als getrouwe onderzaten te zullen beschermen en hen te zullen handhaven in hun oude privileges. Afschrift in inv., nr. 846 fol. 11.

109 De prins van Oranien etc., stadhouder-generaal van het hertogdom Gelre en graafschap Zutphen etc., verbiedt de inwoners dezer landen nieuwe secten aan te hangen en de oude leer te verlaten. Afschrift in inv. nr. 846 fol. 11 verso.

110 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Antwerpen oorkonden, dat Henrick van Duysborch, ingezeten poorter der stad, jonker Janne van Ysendoren, wonende te Breevoort, gemachtigd heeft 84 ponden groten Vleems te innen van Franck Claess, en diens vrouw Tryne. Oorspr. (inv. nr. 89); het zegel ten zaken der stad is verloren.

111 De keizer beveelt stadhouder, kanselier en raden van Gelre en Zutphen ten verzoeke van bannerheren, ridderschappen en steden een plakaat af te kondigen inzake het erfrecht. Afschrift in inv. nr. 66 fol. 81 verso.

112 Carell der funfft, Roemsscher keizer, bevestigt bannerheren, ridderschappen, steden en onderdanen van het vorstendom Geldren en graafschap Zutphen in al hun vroeger verkregen privileges, rechten en vrijheden, inzonderheid in het van koning Heinrich verkregen recht vermeld in de akte van 1310 september 5 (reg. nr. 3), die in deze is geïnsereerd. Geïnsereerd in de akte van 1544 mei 31 (reg. nr. 115).

114 Charle, Roemssche keizer, belooft het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen niet te zullen vervreemden of te splitsen. Afschrift in inv. nr. 846 fol. 11 verso.

115 Carell, Roemssche keizer etc., vidimeert zijn bekrachtiging der privileges van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen van 1544 april 22 (reg. nr. 112). Afschrift in inv. nr. 846 fol. 15 verso.

116 Charle, Roemssch keizer etc., bevestigt bannerheren, ridderschappen, steden en onderdanen van het hertogdom Gelre en graafschap Zutphen in al hun privileges, rechten en vrijheden, zoals deze in het traktaat van Venlo van 1543 september 12 zijn opgenomen. Afschrift in inv. nr. 846 fol. 13.

117 Rotger Smisinck, domdeken, Godertt van Scedelick, drost te Duimen, en Henrick Bispinck vanwege de bisschop van Munster, en Marten van Rossem, maarschalk, gaan met tussenkomst van Bernd van Hackfordth, drost, een overeenkomst aan betreffende inkomsten in het ambt Bredeffordt. Oorspr. op papier (inv., nr. 698), met de handtekeningen van partijen en Bernd van Hachfordth.

118 Kaerle, Roomsch keizer etc., verleent aan Pelgrim van Thije, als opvolger van Johan Knippenborch, commissie als dijkgraaf langs der IJsselen op der Veluwen. Oorspr. (inv. nr. 47), met een losliggend fragment van het zegel van de oorkonder in rode was.

119 Johan van Ysendoeren, zijn zwager, met alle goederen, die zijn voorouders bij boedelscheiding waren toebedeeld, gelegen in het gericht van Ysendoeren tot een Zutphens leen. a. Oorspr. (inv. nr. 680); het zegel van de oorkonder is verloren. b. Afschrift in inv. nr. 682.

120 Johan van Eynatten tzo Opsennich, stadhouder en "menner" van het hertogdom en land van Lymborch, beleent, ten overstaan van Jacob van der Heyden gent. Bilderbusch en Arnt Huefftman van Eupen, leenmannen, Johan Gruessbeeck, oudste zoon van Hoemen, met het huis van Stockum, de Marschalckxhoff en Knoerghuyshof, zoals deze hem door Henrich van Ruyssenberch bij huwelijksvoorwaarden zijn overgegeven. Afschrift in inv. nr. 809.

121 De koningin-douairière van Hongrien, landvoogdes, doet uitspraak in een geschil tussen jonkers en ruiters die de Staten van Utrecht gediend hebben in 1527 en 1528, en deze Staten, en wijst aan eerstgenoemden toe 7000 carolusguldens, te betalen door de Staten van Utrecht, die eveneens de verteringen bij de weerden en weerdinnen binnen Utrecht gedaan zullen betalen, en daarenboven uit de eerste bede, die het land van Ghelre zal toestaan, 1750 carolusguldens. Oorspr. (inv. nr. 74), met de handtekeningen van de landvoogdes en de gedeputeerden van Utrecht, Johan van der Vorst van Loenbeke, domdeken, Johan van Culenborch en Johan van der Haer.

122 N.N. getuigen, dat de koningin-douairière van Hongrien en Bohemen, regentes en gouvernante van de Nederlanden, een uitspraak heeft gedaan in het geschil tussen Marten van Rossum, heer van Puderoyen, en gedeputeerden van de Staten van Utrecht over hetgeen hij van de Staten van Utrecht te vorderen heeft aan soldij en voorgeschoten gelden wegen het in dienst zijn van de Staten in 1527 en 1528. Vrijwel gelijktijdig afschrift in inv. nr.74.

123 Marten van Rossem, heer tot Puderoyen, erkent ontvangen te hebben van de Staten van Utrecht 3000 carolusgulden, die hem nog toekwamen wegens soldij en voorgeschoten gelden. Gelijktijdig afschrift in inv. nr. 74.

124 Burgemeesters, schepenen en raad der stad Nijmegen oorkonden, dat Seeb Janss., Engell van Ekenongh en Heyll van der Velde getuigd hebben, dat wijlen Seger van Groisbeeck, heer tot Hoemen en Beeck, zijn rentmeester Albert van Rechave verboden had de tyns van 2 hoenders, voordien door Nael van Doirn tot Beeck verschuldigd, te heffen, daar zij deze tyns had afgelost. Oorspr. op papier (inv. nr. 690), met het opgedrukte secreetzegel onder ruit van de stad Nijmegen.

125 Wilhem Hinckert, stadhouder der lenen van de heerlijkheid Baer vanwege Lamrall van Egmondt, prins van Gaveer, bannerheer van Baer en Lathem etc., beleent Katherin Morin van Waldt, vrouwe tot Wyer en Koese, met de Empser tiend, grof en smal, gelegen in het kerspel Eep in de buurschap van Emptz, en met 5 hoeven hout in het Reder en Wordt-Reder bos. Afschrift in inv. nr. 610.

126 Catherina Moren van Walth, vrouwe tot Wierode en Koessel, voor zichzelf en voor haar man, Gelaude de la Tour, en haar onmondige kinderen, en haar oudste dochter Francois van Kirckom erkennen overgedragen te hebben aan Marten van Rossem, heer tot Puderoyen, maarschalk, de Eempster tiend, grof en smal, gelegen in het kerspel Eep, en 5 hoeven hout in het Reder en Worth-Reder holt. Oorspr. (inv. nr. 610), met de geschonden zegels van Wylhem Hynckert, stadhouder van de graaf van Egmondt, Ghisbert van Wijhe en "Johan Schenck en met de handtekening van de 2de oorkondster; het zwaar geschonden zegel van de 1ste oorkondster ligt er los bij.

127 Wilhem Hinckert, stadhouder der lenen van de heerlijkheid Baer vanwege Lameraell van Egmondt, prins van Gaveer, bannerheer van Baer en Lathem etc., beleent Marten van Rossum, heer tot Puderoyen, maarschalk, na opdracht door Catherin Morin van Walt, vrouw tot Wyer en Koesen, en haar dochter Franchoyse, met de Empser tiend grof en smal, gelegen in het kerspel Eep, buurschap Empst, en met 5 hoeven hout in het Reder en Wort-Reder bos. Afschrift in inv. nr. 610.

128 Symen Henricz., schout, Jacob Dirric Hermensz. en Claes Jacobz., schepenen tot Abcoude in het aasdom van het gerecht van de proosdij van St, Peter tUtrecht, oorkonden, dat Daem Martensz. in die Winkell erkent schuldig te zijn aan Katheryn Jacobs tot Aemstelredam in die Zvan 16 carolusguldens 's jaars, waarvoor hij de helft van 13 morgen land in bovengenoemd gerecht heeft verbonden. Oorspr. (inv. nr. 740), met het geschonden zegel van de eerste oorkonder.

129 Burgemeesters en gezworen raadsheren der stad Bylssen, gelegen ter Loerynsscher erden in het land van Luydich, verklaren, dat heer Wyllem Peterss. van Hoylbeck, pastoor te Hoemen en "gezworen" kapelaan te Nijmegen, die vanaf (15)14 tot St. Jansmisse Baptiste laatstleden de kerspelkerk van St. Moryss te Bylssen had bediend, daarna op verzoek van de heer van Hoemen, collator van de kerk aldaar, vertrokken was naar Hoemen, maar verhinderd werd die kerk te bedienen, vervolgens te Nijmegen in dienst van de parochiekerk aldaar was aangesteld maar in de uitoefening van zijn bediening was verhinderd, een eigen kerk met bijbehorende inkomsten verdiend heeft. Oorspr. (inv. nr. 661), met de zwaar geschonden zegels van de stad Bylssen, van Kerst van der Hecken, secretaris en Leo... van den Cruess.

130 Glaude de la Tour verklaart het transport van de Empster tienden en de 5 hoeven hout in het Reder en Woert-Reder bos door zijn vrouw Catharina Moren van Walth en haar dochter Francoys van Kerckom aan Marten, heer tot Puderoyen, maarschalk, en de opdracht van de heerlijkheid Lathum door zijn vrouw en dochter vnd. goed te keuren. Oorspr. (inv. nr. 610), met de geschonden zegels van Wilhem Hynckari, stadhouder van de graaf van Egmondt, van Goessen van Varick en Bernt Beyer; het zegel van de oorkonder is verloren.

131 Die van de Rekenkamer te Bruessele vergunnen Jan van Grousbeeck, wonende tot Stockum bij Eupen, aldaar een windmolen op te richten. Afschrift in inv. nr. 811.

132 (Keizer) Kairle etc. bekrachtigt een ordonnantie op het procederen voor het leengericht te Zutphen en te Gelder, opgesteld door de Landschap te Nijmegen 10 september 1547. Afschrift in inv. nr. 846 fol. 26.

133 Kairle, Roemsch keizer etc., geeft een ordonnantie voor stadhouder, kanselier en raden van het vorstendom Ghelre en graafschap Zutphen. Afschrift in inv. nr. 846 fol. 29.

134 Johan Schroder genant Richters erkent overgegeven te hebben aan Martin van Rossem, heer tot Puderoien, als pandheer van de heerlijkheid Brederfort, Stinen Roelvynck, natuurlijke dochter van wijlen Elsken Roelvink, die hij verkregen heeft van de stiftsjuffers van Asbeck bij een akte van ruil van horigen van 1542 augustus 23 (reg. nr. 99), door welke deze akte gestoken is. Oorspr. (inv. nr. 701), met het geschonden zegel van de oorkonder.

135 Johan Schroir genant Richters en Hinrica, zijn vrouw, erkennen overgegeven te hebben aan Martin van Rossem, heer tot Puderoen, ten behoeve van het huis Brefort, Engelle, dochter van Johan Rolevinck en Gesen, zijn vrouw, wonende op het goed Rolevinck in het kerspel Ledden, buurschap to Weer, waarvoor Lummen, dochter van Hinrick en Wilhm Roick, uit de hofhorigheid is ontslagen. Oorspr. (inv. nr. 701); het zegel van de oorkonder is verloren.

136 Hubert Goertz. en Lyss, zijn vrouw, erfgenamen van Henrick van Heteren, gaan een overeenkomst aan met Thonys Dirxss., rentmeester van de jonker (van Heumen), over de verpachting van de halve Heterenscamp (te Malden?) door genoemde jonker. Afschrift in inv. nr. 663 met ondergeschreven kwitantie der pachtsom.

137 Johan Peters en Meth, zijn vrouw, erkennen overgedragen te hebben aan Gerrit Buys en Anna, zijn vrouw, een jaarrente van 3 goudgulden uit de Collartscamp, gelegen in het kerspel Winssen in het Rijck van Nijmegen. Afschrift in inv. nr. 696.

138 Johan van Groesbeeck en Berta van Goer, zijn vrouw, heer en vrouw van Hoemen, Groesbeeck, Malden en Beecke, richten een magescheid op tussen hun kinderen, waarbij heer Gheryt, domdeken te Ludiek, heer Wyllem van Groesbeeck, ridder, heer der Duytsscher Oirden van de balije van Byessen tot Maestriecht, Dyrck van Groesbeeck en Elyzabeth en Anna van Groesbeeck, jufferen in het St. Gertruydensticht tot Nijvell, afstand doen van hun ouderlijke nalatenschap ten behoeve van hun broeders Johan en Zeger van Groesbeeck. a. Oorspr. (inv. nr. 297), met de handtekeningen van de oorkonders en hun kinderen en de min of meer geschonden zegels van de oorkonders en hun kinderen Johan, Zeger, Dirck, Elisabeth en Anna, met dat van Geryt van Groesbeeck in rode was, en met de zegels van Jaspar van Bronckhorst, Balthazar van Vlodrop, heer tot Lewt en Rijckolt, Thomas van Apelteren, heer tot Persingen, en Henrick van Stepray, heer tot Doddendael en Doernick en de handtekeningen van Balthasar van Vlodro
p, Thomas van Apelteren en Alaert van Goer; de zegels van Willem van Groesbeeck, Wilhem van Vlodrop, heer tot Dalenbrueck en Opbricht, Alaert van Goer, heer tot Caldenbrueck, en Wylhem van Schevick zijn verloren.

139 Zeger van Groesbeeck verklaart ingevolge het magescheid, door zijn ouders Johan van Groesbeeck en Berta van Goer tussen hun kinderen opgericht, waarbij zijn jongere broeders en zuster hun erfdeel hebben afgestaan ten behoeve van hem en zijn oudste broeder Johan van Groesbeeck, en waarbij Johan hem de heerlijkheid Groesbeeck en de hof in der Nyerstadt heeft afgestaan wegens het door hem, Zeger, beraamde huwelijk, dat hij de zorg op zich zal nemen voor zijn jongste zuster Anna van Groesbeeck, en dat hij er zorg voor zal dragen dat zijn jongere broeders en zuster het bovengenoemde magescheid zullen bezegelen. Oorspr. (inv. nr. 298), met de handtekeningen en de min of meer geschonden zegels van de oorkonder, Johan van Groesbeeck, zijn vader, Dyrck van Groesbeeck en Gerardt van Groesbeeck, domdeken te Ludiek, zijn broeders, dat van laatstgenoemde in rode was, en met de handtekening van Willem van Groesbeeck, zijn broeder; het zegel van Willem is verloren.

0407 Huis De Cannenburg

Inventaris

4. Bijlagen

4.2. Regesten van akten

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Gelders Archief

139

Zeger van Groesbeeck verklaart ingevolge het magescheid, door zijn ouders Johan van Groesbeeck en Berta van Goer tussen hun kinderen opgericht, waarbij zijn jongere broeders en zuster hun erfdeel hebben afgestaan ten behoeve van hem en zijn oudste broeder Johan van Groesbeeck, en waarbij Johan hem de heerlijkheid Groesbeeck en de hof in der Nyerstadt heeft afgestaan wegens het door hem, Zeger, beraamde huwelijk, dat hij de zorg op zich zal nemen voor zijn jongste zuster Anna van Groesbeeck, en dat hij er zorg voor zal dragen dat zijn jongere broeders en zuster het bovengenoemde magescheid zullen bezegelen. Oorspr. (inv. nr. 298), met de handtekeningen en de min of meer geschonden zegels van de oorkonder, Johan van Groesbeeck, zijn vader, Dyrck van Groesbeeck en Gerardt van Groesbeeck, domdeken te Ludiek, zijn broeders, dat van laatstgenoemde in rode was, en met de handtekening van Willem van Groesbeeck, zijn broeder; het zegel van Willem is verloren.

1549 juli 29 (op maendach)

0407 Huis De Cannenburg

laatste wijziging 26-01-2005

140 Kaerle, Rooms keizer etc., bevestigt Jan van Groesbeeck, heer van Stockem, in het recht van het banpanhuis onder het gericht van Balen. Twee afschriften in inv. nr. 809.

141 Joest graaf tho Brunckhorst, heer to Borckloe, Heidenrick, drost, Bernardt Schwicker, licentiaat, en Werner Cloith, namens de bisschop van Munster als leenheer van de heerlijkheid Borckelloe, enerzijds, en Marten van Rossum, maarschalk, pandheer van het huis en de heerlijkheid Brederforth, en mr. Joisten van Cranevelt, raad en momber der domeinen in het land van Gelre en graafschap Zutphenn, anderzijds, doen uitspraak tussen de inwoners van het ambt Brederfort, nl. die van het kerspel Wentersswick en wel de buurschappen Medehoe, Derpederboer en Miste enerzijds, en die van de heerschap Borckelloe, nl. van Vragender anderzijds, over de limietscheiding tussen Borckelloe en Brederfort. Geïnsereerd in de akte van 20 april 1551 (reg. nr. l46).

142 Georgien van Asbeck en Joest, zijn vrouw, erkennen overgegeven te hebben aan Marten van Rossem, heer tot Puderogien, maarschalk, als pandheer van het huis en ambt Brederffoert, Geertken, dochter van Johan en Metten Vrerix, waarvoor Marten van Rossem Naelken Boynck, dochter van Werner en Marry Boynck, uit de horigheid ontslaat. Oorspr. (inv. nr. 701), met het zegel van de oorkonder.

143 Burgemeesters en schepenen van Rueremunde geven ten verzoeke van heer Harman van Bronckhorst, heer tot Batenburch en Stein, een verklaring inzake erfrecht. Afschrift in inv. nr. 66, fol. 124.

144 Marten van Rossem, heer tot Puderoyen, erkent als pandheer van het huis en de heerlijkheid Bredervorth, dat hij Ludtgert Wassinck, ticheler, toegestaan heeft zijn dochter Liese, die vanwege haar moeder horig is, te vrijen tegen wissel met Hilla, dochter van Willem en Konne ten Weekamp, ontslaat Liese van hofhorigheid en neemt Hilla als zodanig aan. Oorspr. (inv. nr. 701), met het licht geschonden zegel van de oorkonder.

145 Jonker Aerndt Huyne van Anstenroede de jonge, zoon van jonker Aerndt Huyne van Anstenroede zo Geleenne, en jonkvrouwe Anna van Groesbeecke, dochter van jonker Johan van Groeszbeecke, heer tot Hoemen etc., richten huwelijksvoorwaarden op. Oorspr. (inv. nr. 300), met de min of meer geschonden zegels van Aerndt Huyne van Anstenroede der alde, Johan van Groeszbeecke en zijn zoons Johan en Sieger, heer Wijnant van Breylle, landcommandeur van de balije van den Biessen zo Tricht van de Duytsche Orde, Wolther Hoen, heer ten Hoensbroecke, Johan van Emstenroede, erfvoogd zo Meer, en diens zoon Gerard, Heynrich van Ruysschenberch, heer zo Eechs, Thomas van Apelteren, heer zo Persingen, en Balthasair van Vlodorp, heer zo Leuthe; de zegels van de bruidegom, heer Gerart van Groeszbeecke, deken van St. Lambrechtskerk zo Ludich, h. Wilhem van Groeszbeecke, commandeur tzo Gruyttraide, gebroeders, en Merten Offerman, kanunnik van St. Lambrechtskerk vnd. en proost van de St. Johanskerk zo Ludich
zijn verloren of hebben er nooit aangehangen.

146 Frantz, bisschop te Munster en Osnabrugk, administrator te Minden, verklaart, dat hij zijn goedkeuring hecht aan het verdrag opgericht 1550 mei 27 en hier geïnsereerd (reg. nr. 143) betreffende de limietscheiding tussen de heerschap Borcklo en het ambt Brederfort. Oorspr. (inv. nr. 699), met het zegel van de oorkonder in rode was.

147 Johan van Groesbeeck de jonge en Sophia van Stommel, zijn vrouw, erkennen ontvangen te hebben van hun broeder en zuster Jacob van Eyl, heer tot Gijsteren, en Elisabeth van Groesbeeck, zijn vrouw, 2000 gulden Brabants. Afschrift in inv. nr. 665.

148 Marie, koningin-weduwe van Hongren en Boemen, regentes en gouvernante in 's keizers erfnederlanden, gelast Merten van Rossem, heer van Pudroyen, maarschalk van Gelre, ettelijke vendelen aan te werven. Oorspr. (inv. nr. 76), met de handtekening en het opgedrukte zegel van de landvoogdes.