Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Heren en graven van Culemborg

0370 Heren en graven van Culemborg

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0370   Heren en graven van Culemborg
Inleiding
01. Auteursrechten en andere rechten
02. Openbaarheid en citeren
03. De Heeren en Graven van Culemborg
04. Verwante geslachten
05. Het goederenbezit in het algemeen
06. De vorming en organisatie van het graafschap Culemborg
07. De leenkamer
08. De geestelijke stichtingen in het graafschap Culemborg
09. De andere bezittingen in Gelderland
10. Bezittingen elders
11. Het archief
12. Aanpassingen in de oorspronkelijke versie van de inventaris
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.031 gedigitaliseerd
totaal 574.828 bestanden
Inventaris
1. Het archief van de Heeren en Graven van Culemborg
2. De archieven van geestelijke stichtingen in het Graafschap Culemborg
3. Varia
4. Regesten
4.2.01. 1-100
4.2.02. 101-200
4.2.03. 201-300
4.2.04. 301-400
4.2.05. 401-500
4.2.06. 501-600
4.2.07. 601-700
4.2.08. 701-800
4.2.09. 801-900
4.2.10. 901-1000
4.2.11. 1001-1100
4.2.12. 1101-1200a
1101 Kersten Mailland, proost van het O.L. Vrouwenklooster bij Hynsberch, machtigt jonkvrouw Metze van Kenswylre, conventuale, om vrij over haar jaarrenten te beschikken.
1102 Diederich van Palant, knape, belooft aan Metze van Kynswylre, klooster juffer te Heyssberch, een lijfrente van 12 molder rogge 's jaars en een voorjaars-varken, op onderpand van zijn molen te Kynsswylre.
1102a Reynolt, heer tot Oye, erkent verkocht te hebben aan heer Reynolt, heer tot Brederode, Genp en Vianen, burggraaf van Utrecht en heer ter Ameyden, een tiend op Langebolgry, die hij van hem in leen had.
1103 Wolter Peters erkent in erfpacht ontvangen te hebben van den deken en het kapittel van Culenborch een hof op den Havendiick aan den Borchoever bij het duifhuis, en nog een hof aldaar.
1104 Jan van Eck Woutersz. verklaart voor het heil der ziel zijner vrouw Zwevelt aan het kapittel te Culenborch een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit 5 morgen land te Eck, gend. de Molenkamp, gegeven te hebben.
1105 Roelant van der Eem, richter te Eck en Mauderic, oorkondt, dat Jan van Eck Woutersz. overdraagt aan Jan Uten Weerde Gherytsz. ten behoeve van het kapittel van Culenborch, voor de ziel van zijn vrouw Zwevelt, een rente van 2 oude schilden 's jaars, gaande uit 5 morgen land onder Eck, gend. de Molenkamp.
1106 Gerit van Spycke erkent verkocht te hebben aan heer Johan, heer to Cuylenborch, zijn tiend in de Vorkoepe, leenroerig aan Gelre.
1107 Ywein Hacke van Overriin verklaart, dat heer Johan, heer to Culenborch, van hem gelost heeft 2 hoeven land in de Tyendhoeven.
1108 Broeder Rutger Spynder, gardiaan, en leesmeester, senioren en het convent van het Minderbroedersklooster te Aichen, beloven aan heer Wernher, heer zo Palant en Breidenbeynt, die hun een rente van 8 mark 's jaars uit zijn wijnhuis te Wiiswylre gegeven heeft, missen te doen lezen in de kerk aldaar.
1109 Derick Doeyss gend. Tengnagell, bastaard, geeft een stuk land, groot 9 morgen, onder Mauwerick gelegen, geheeten het Merenryet, dat hij van Henrick van Mauwerick gekocht heeft, en dat leenroerig is aan den hertog van Gelre, aan Henrick vnd. in erfpacht.
1110 Vrederic van Rynesse en Rynouwen, en Jan van Rynesse en Wulven, leenmannen van den hertog van Bourgondien, oorkonden, dat hun nicht Beerte van Amerongen Elyaesdr., vrouw van Gheryt van Culenborch, bastaard, en haar zoon Elyaes de overdracht van het huis Amerongen c.a., door Gheryt vnd. aan Ghiis-Bert van Nyenrode, bevestigen.
1111 Vrederic van Rynesse van Rynouwen en Jan van Rynesse en van Wulven, leenmannen van den hertog van Bourgondien, oorkonden, dat Beerte Elyaesdr. van Amerongen, vrouw van Gheryt van Culenborch, bastaard, en haar zoon Elyaes opdragen ten behoeve van Ghiisbert van Nyenrode het huis te Amerongen c.a.
1111a Arnolt, hertog van Gelre etc., verpandt, voor een schuld van 6000 rijnsche guldens, aan zijn neve en raad Derick van Bronchorst, heer tot Batenborch en t'Anholt, het slot Oyer. en Ditgden.
1112 Meys van Eederen, schepen te Aldenhoeven, erkent in erfpacht ontvangen te hebben van heer Wernher, heer zo Pallant en Breydenbeynt, een hofstad met 3½ morgen land op de Kommeren, alsmede verschillende andere stukken land op de Huntzslacken en elders.
1113 Arnoldus de Vynckenbosch en Everardus de Wynge, schepenen van Lovanium, oorkonden, dat heer FRANCO, graaf van Oestervanum, heer van Borssalia, Voerne, Hoechstraten en Everen, verklaart schuldig te zijn aan jonker Henricus de Glymes, heer van Melyn, Velpen en Brecht, een som van 12000 ponden tournoois, en verklaart tevens, dat al zijn roerende goederen aan genoemden jonker Henricus behooren.
1114 Arnolt, hertog van Gelre etc., beleent Johan van Yseren Dericksz. met 4 morgen land onder Culenborch, gelegen aan de Nye-steghe, en hem aanbestorven van Wilhem van Yseren.
1115 Johan, heer to Culenborch etc., Hubert van Culenborch, bastaard, dijkgraaf te Goedbertingen, Derick Dye Man, Symon Claesz. en Geryt Krall, heemraden aldaar, verklaren, dat zij overgedragen hebben aan het Convent der Regularessen gend. Ther Lely te Amsterdam een halve hoeve land op Lanxmervelt, die vroeger reeds aan dit convent behoord heeft en ingewonnen was wegens verwaarloozing van een schaardijk.
1116 Gherardus Gerytsz., priester, Roeloff Gerytsz., Ghiisbert Gheritsz. en Herberen Gerytsz., gebroeders, erkennen ontvangen te hebben van jonkvrouwe Elyzabeth van Bueren, vrouwe tot Ewiick, 52 arnhemsche guldens, hun verschuldigd door wijlen Johan van Bueren, heer tot Ewiick.
1117 Gerit van Spycke erkent verkocht te hebben aan jonker Gerard, oudsten zoon to Culenborch, heer ten Werde, zijn tienden in de Vorkoepen, leenroerig aan Bueren.
1117a Aleyt van Goeterswiick, vrouwe tot Culenborch etc., en Gerit Cezar van wege Gerit, heer van Culenborch etc., namens diens natuurlijke dochter Johanna, en Alert van Inghen en Wauter van Dichteren van wege Johan van Kuyck namens diens zoon Johan, maken huwelijksvoorwaarden.
1118 Pieter van den Damme, abt van het O.L. Vrouwenklooster te Middelburch, geeft vidimus van den brief van 1425 Augustus 13. Reg. no. 838.
1118a Hubert van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Geryt Cezar, Wouter die Bruyn, Dirck die Man en Gosen van der Weteringhe, schepenen aldaar, oorkonden, dat Geryt Teylinckx overdraagt aan Jan van Kuyck 4 hont land te Redinchem.
1119 Arnolt, hertog van Gelre etc., beleent Gerit van SpiicK met 10 morgen land op de Rolle en 6 morgen in het A venture, beide in het land van Culenborch.
1120 Johan, heer to Culenborch en ter Leck, Gerart, oudste zoon to Culenborch, heer ten Weerde, en Zweder, zoon to Culenborch, erkennen ontvangen te hebben van Wilhelm, heer ten Berge, ten Bylant en tot Hedel, 4500 rijnsche guldens, waarvoor zij hem verpachten den tol te Embrich, waaruit deze verschillende renten moet betalen, en waarbij bepaald wordt, dat de burgers van Culenborch hun rechten zullen behouden.
1121 Johan, heer to Culenborch en ter Leck, Gerart, oudste zoon tot Culenborch, heer ten Weerde, Zweder, zoon to Culenborch, en burgemeesters, schepenen, raad en gemeente van Culenborch beloven Wilhelm, heer ten Berge etc., het rustig bezit van den aan dezen verpachten tol te Embrick te waarborgen.
1122 Johan, heer to Culenborch en ter Leck, Johan, heer tot Homoyt en Wysch, en Zweder, zoon tot Culenborch, ter eenre, en Otto, heer to Bronckhorst en Borcklo, Wilhelm, heer ten Berge, Bylant en tot Hedel, Elbert van Alphen, heer tot Honepel, en Frederich van Ulft ter andere zijden, maken voorwaarden voor een huwelijk tusschen Geryt, oudsten zoon to Culenborch, en Elizabet van Buren, vrouwe tot Ewiick.
1123 Wernher, heer zo Palant en Breidenbent, en zijn zoon Emont ter eenre, en Johan van Buedberch, erfmaarschalk van Gelre, en zijn zoon Herman van Buedberch ten andere, maken huwelijksvoorwaarden tusschen Emont van Palant vnd. en Ydgen, dochter van Johan van Buedberch vnd.
1124 Wilhem, heer ten Berge, ten Bylant en tot Heedell, belooft den tol te Embrick, dien hij van Johan, heer to Culenborch etc., gepacht heeft, bij lossing onmiddellijk te zullen ontruimen.
1124a Frederich Uten Hamme, knaap, en Frederich Uten Hamme, ridder, erkennen schuldig te zijn aan jonker Geryt van Culenborch en diens vrouw Giisbert 290 Frankrijksche schilden.
1125 Heynrich Rait, richter van den koninklijken stoel te Aiche, en Clois van Roide, Statz van Segroide, Johan Beysel, Johan Elreborn, Lambrecht Buck, Peter van den Bucke, Goitschalck van Hoikirche, Gerart van Haren en Fetschyn Coliin, Schepenen aldaar, oorkonden, dat heer Wernher van Palant, heer zo Breidenbeyndt, ridder, voor het zielenen van zijn ouders overdraagt aan broeder Rutger Spynder, gardiaan van het klooster der Minderbroeders te Aiche een rente van 1 ton haring 's jaars te betalen uit een rente van 9 gulden 's jaars uit een huis op het Eversshoufd.
1126 Geryt, heer to Culenborch etc. (sic), Franck van Wytenhoirst en Aelert van Ingen erkennen schuldig te zijn aan Willem, heer ten Berge etc., een som van 1000 rijnsche guldens, met den tol te Emrick als onderpand.
1120a Frederick Uten Hamme, knaap, en zijn vader Vrederick Uten Hamme, ridder, erkennen schuldig te zijn aan jonker Geraert van Culenborch en diens vrouw Giisbert no Frankrijksche schilden.
1127 Deryck van Zweten, knaap, belooft de belangen van heer Johan, heer tot Culenborch etc., en diens zoon Geryt, heer then Weerde, tegenover de grafelijkheid van Hollant te zullen behartigen.
1128 Diderich van Ceismer, schout, en schepenen te Barle oorkonden, dat Gerit Boelant, burger te Wesel, en zijn vrouw Lusbethe overdragen aan Johan den Brunen, burger te Berck, hun helft in den hof te Hezehusen in het gericht van Barle, met recht van wederinkoop.
1129 Johan van Arkel, heer tot Huekelem, erkent schuldig te zijn aan Otte van Asperen, heer tot Spiick, 190 rijnsche guldens wegens geleend geld.
1130 Yolent van Gaesbeeck, vrouwe van Culenborch en Ackoy, ter eenre, en Johan, heer te Culenborch en ter Lecke, ter andere zijde, gaan door tusschenkomst van haar broeder Jacob, heer te Gaesbeeck, Apcoude, Putte en Stryen, en Johanszoon Geryt, oudsten zoon te Culenborch, heer ten Weerde en tot Ewiick, een overeenkomst aan ter beëindiging hunner geschillen over den lijftocht van Yolent.
1131 Claes van Elten, Dirck van Elten, met zijn vrouw Margriet, erkennen verkocht te hebben aan Lambert van Aelst 2 morgen land onder Aelst, kerspel Lyenden.
1132 Walraven van Haeften, drost van Bueren en Boesynckhem, oorkondt, dat Johan van Yseren Derixz. en Geryt van Nattenvelt Rutgersz., met zijn vrouw Cristina en zijn zuster Fye, overdragen aan Maes Gerytsz. ten behoeve van het kapittel te Culenborch 1 morgen land, gelegen ther Weyde onder Boesynckhem.
1133 Ywiin Hacke van Overriin, knaap, verklaart, mede namens zijn dochter Aernt, dat hij gescheiden is van zijn zwager Gherit van SpiicK van hetgeen hun aanbestorven is van zijn vrouw Mechtelt, en afkomstig is van wijlen Neude van Spiick en diens vrouw Alidt.
1134 Arnolt, hertog van Gelre etc., verklaart toe te treden tot het verbond van ridderschappen en steden der drie kwartieren van Nijmegen, Zutphen en Arnhem.
1135 Reynout van Wnc en Peter van Wnc oorkonden, als leenmannen van den jonker van Gaesbeec, dat Beerte Eliaesdr. van Amerongen, vrouw van Geryt van Culenborch, bastaard, voor de hooge brug te Duersteden, na doode van haar vader, haar leengoederen verzocht heeft.
1136 Arnolt, hertog van Gelre etc., beleent zijn raad Gerart, heer (sic) tot Culenborch, Ewick en Werde, met den burcht en de stad Culenborch, met de hooge en lage heerlijkheid, binnen de in den brief nader omschreven grenzen.
1137 Lyse van Druieten, weduwe van Reynart Rost van Bynsvelt, Heynrich Muyle, Johan en Heymerich van Bynsvelt, haar zoons, Nese, Liisgen en Lutgart van Bynsvelt, haar dochters, verklaren, dat zij wegens de schulden, nagelaten door hun man en vader, verkocht hebben aan Diderich van Palant hun deel in het benedenste huis te Kyntzwylre, waarmede vervolgens Girhart, hertog van Guilche etc., dezen beleent.
1138 Arnolt van Goer en zijn vrouw Jutta van Geldorp erkennen verkocht te hebben aan Diderich van Palant hun aandeel in het Nederste huis te Kyntzwylre, afkomstig van haar eersten man, heer Heymerich van Druieten, ridder.
1139 Johan Slabbart van Kyntzwylre en Diederich van Palant gaan een overeenkomst aan betreffende de rechten van eerstgenoemden en zijn zuster Mettele, kloosterzuster te Heynsberg, op de goederen van Kyntzwylre.
1140 Jan van Arkel, heer tot Hokelem, erkent schuldig te zijn aan Otte van Asperen, heer tot Spiick, 300 rijnsche guldens.
1141 Bilie, weduwe van Johan van der Schuren, haar zoons Goyswiin en Johan van der. Schuren en Diederich Meuter, man van haar dochter Liisgen, beloven, dat zij hun aanspraken op het goed te Kradenpoel in het land van Lymboirch, dat in het bezit is van Karselis van Eupen, erfmaarschalk van Lymboirch, slechts voor het gericht zullen geldend maken.
1142 Johan Slabbart van Kintzwylre erkent verkocht te hebben aan Diderich van Palant zijn aandeel in het goed te Kintzwylre, dat hem aanbestorven was van zijn zoon Johan Slabbart.
1143 Aert die Bouman, bontwerker, en zijn vrouw Luytgairt van Wely erkennen ontvangen te hebben van jonker Gherit, oudsten zoon tot Culenborch, heer ten Weerde en tot Ewiick, de som van 24 rijnsche guldens, welke Johan van Bueren, heer tot Ewiick, hun schuldig was.
1144 Johan van Arkel, heer tot Hokelem, erkent schuldig te zijn aan Otto van Asperen, heer tot Spiick, 350 rijnsche guldens.
1145 Jan van Arkel, heer tot Hokelem, erkent verkocht te hebben aan Otto van Asperen, heer tot Spiick, den burcht te Hokelem, geheeten Markenborch, leenroerig aan Hollant, en losbaar binnen 10 jaar voor het bedrag der afgegeven schuldbekentenissen.
1146 Jhan van Arkel, heer tot Hokelem, verklaart gekocht te hebben van Otte van Asperen, heer tot Spiick, een hofstad onder Eynspick, belast met 300 arnhemsche guldens voor Herman Pieck, waarvoor hij schuldig erkent te zijn 350 rijnsche guldens.
1147 Jan van Arkel, heer tot Hoekelem, erkent schuldig te zijn aan Otte van Asperen, heer tot Spiick, 30 oude schilden en 70 rijnsche guldens.
1148 Jacob, heer to Gaessbeck, Putte, Strynen en Apcoude, en Yolent van Gaessbeck, vrouwe van Culenborch en tAckoye, geven aan heer Johan, heer to Culenborch en ter Leck, het losrecht van de heerlijkheid Ackoye, en wel binnen 15 jaar voor 8000 gouden kronen.
1149 Yolent van Gaesbeeck, vrouwe van Culenborch en Ackoy, belooft, binnen den termijn van 15 jaar, waarbinnen de heer van Culenborch het losrecht heeft (zie Reg. no. 1148), de heerlijkheid Ackoy niet te verkoopen of te verpanden.
1150 Arnolt, hertog van Gelre etc., beleent Aleit, dochter van Gerit Cesar, met de Rosshoeve in Culenborgerbroeck en de Rollhoeve aldaar, waarvoor haar man Johan die Kymp, die aan de helft van de Rollhoeve gelijftocht wordt, den eed doet.
1151 Claes van der Duven belooft Ott van Blittersswick en Johan van Redinchaven, die voor hem bij Johan Neve borg gebleven zijn, schadeloos te zullen houden.
1152 Tzander van Kintzwylre, bastaard, erkent verkocht te hebben aan Diederich van Palant 5 morgen land in de Zwensich morgen, 4 morgen land op den Aldenhoevensen weg, en 3 morgen beemden aan den Drugen Wyer, leenroerig aan den kooper als heer van Kintz-wilre.
1153 Zuster Jutta Kyevits, priores, en het convent van St. Maria Magdalena te Wiick bij Duersteden verklaren een hofstad te Amerongen in erfpacht gegeven te hebben aan Aelbrecht Roeloff Dirc Lamsz.
1154 Heer Johan, heer tot Culenborch etc., en Johan van Arkel, heer tot Huekelem, sluiten een overeenkomst, waarbij verschillende betalingen worden vastgelegd, en het slot te Huekelem aan Culenborch wordt overgegeven ten behoeve van Otto van Arckel, oudsten zoon van Johan.
1154a Johan van Arkel, heer tot Hoekelem, erkent, dat heer Johan, heer tot Culenborch en ter Leck, te zijnen behoeve 22 rijnsche guldens etc. meer heeft uitgegeven dan afgesproken was, en dat hij deze gelijk met de pandsom voor het slot Hoekelem weder zal aflossen.
1155 Hubert van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Willem Zuurmont, Alert van Ingen, Wouter van Overriin en Wouter Dye Bruun, schepenen aldaar, oorkonden, dat heer Jacob Koel, kapittelheer te Culenborch, aan zijn collega heer Johan van Laer ten behoeve van het kapittel van Culenborch een rente van 4 £ 's jaars uit een huis en hofstad te Culenborch belooft.
1156 Johan Slabbart van Kentzwylre erkent schuldig te zijn aan Wilhem van Moerich gend. van Tyechelen 105 rijnsche guldens, en stelt als borgen Johan van Palant den jongen en Diederich van Palant, gebroeders.
1157 Diederich, aartsbisschop van Coelne etc., Gerhart, hertog zu Guylche etc., Frederich, graaf zo Moerse etc., en Geirhart van Loyn, heer zo Guylge en graaf zo Blanckenhem, maken als scheidslieden een compromis tusschen Arnold van Hemberch, erfkameraar van Coelne, Geirhart van Hemberch, gebroeders, en Johan van Hembfrch ter eenre, en Wernher van Pallant ter andere zijde, tusschen Wernher vnd. ter eenre en Heidenrich van Dadenberg en Johan en Gerhard Duven, gebroeders, ter andere zijde, en tusschen Wernher vnd. ter eenre en Goedard van Gluwell en Johan Steyngyn ter andere zijde, waarbij bepaald wordt, dat partijen hun aanspraken te Coelne moeten inleveren.
0370 Heren en graven van Culemborg
Inventaris
4. Regesten
4.2.12. 1101-1200a
1157
Diederich, aartsbisschop van Coelne etc., Gerhart, hertog zu Guylche etc., Frederich, graaf zo Moerse etc., en Geirhart van Loyn, heer zo Guylge en graaf zo Blanckenhem, maken als scheidslieden een compromis tusschen Arnold van Hemberch, erfkameraar van Coelne, Geirhart van Hemberch, gebroeders, en Johan van Hembfrch ter eenre, en Wernher van Pallant ter andere zijde, tusschen Wernher vnd. ter eenre en Heidenrich van Dadenberg en Johan en Gerhard Duven, gebroeders, ter andere zijde, en tusschen Wernher vnd. ter eenre en Goedard van Gluwell en Johan Steyngyn ter andere zijde, waarbij bepaald wordt, dat partijen hun aanspraken te Coelne moeten inleveren.
Datering:
1442 Mei 14 [Bedadingt en geslossen zo Coelne op Maendach nyest na unss Herren Opvartxdage]
NB:
Oorspr. (Inv. no. 7371), met de zegels van den eersten oorkonder en van de partijen Arnold (fragment), Gerhart en Johan van Hemberch, Godart van Gluwell (fragment), Heidenrich van Dadenberch en Johan Duven; die van den 2en en 3en oorkonder, van Werner van Pallant en Johan Steyngin zijn verloren, terwijl de 4de oorkonder en Gerhard Duven niet gezegeld hebben.
Toegangsnummer:
0370 Heren en graven van Culemborg
laatste wijziging 23-12-2010
1158 Everwiin, graaf te Benthem, heer to Steynforden, belooft Geryd, oudsten zoon to Culenborch, heer ten Werde en tot Ewiick, schadeloos te houden wegens de medebezegeling van een brief betreffende het jaargeld van zijn moeder Mechteld van Rifferschede, vrouwe to Saffenberg.
1159 Henrich van Betgenhusen, Dederich van Rurke, Goitschalck zo Muntze en Johan van Osen, knapen, geven vidimus van den brief van 1430 Maart 19. Reg. no. 896.
1160 Arnolt, hertog van Gelre etc., verklaart, dat hij de heerlijkheid Katzhage, die hij voor 4 jaar van Johan, heer tot Ghemen, gekocht had, thans weder aan dezen heeft verkocht.
1161 Walraven van Haeften. drost van Bueren en Buesinchem, oorkondt, dat het college van St. Barbara te Culenborch, na executie door Jan die Vlieger Coenenz., eigenaar wordt van 4 hont land ter Weyde onder Buesinchem, afkomstig van de erfgenamen van Lambert Gaesbec.
1162 Heer Gyelis Andriesz., pastoor te Vyanen, geeft vidimus van den brief van 1411 Mei 26. Reg. no. 547.
1163 Daem Rommel van Hetzincgen en zijn vrouw Conegunt erkennen de goederen en renten, vermeld in den brief van 1439 Maart 6 (reg. no. 1071), waaraan deze gehecht is, te hebben verkocht aan hun zwager heer Wernher, heer zo Palant en Breydenbeynt.
1164 Aleyt van Goeterswiick, vrouwe tot Culenborch en ter Leck, geeft een beslissing in de geschillen tusschen het Zusterhuis van de 3de orde van St. Franciscus te Culenborch en het kapittel aldaar.
1165 De heer van Culenborch en Daem van Hoekelem gaan, door tusschenkomst van Otte van Asperen van Vuyren, Hubert van Culenborch, bastaard, Peter van Yngen en Goessen die Joede, een overeenkomst aan betreffende het bewaren van het slot Hoekelem.
1166 Arnolt, hertog van Gelre etc., beleent Elizabeth van Bueren, dochter van wijlen Johan van Bueren, heer tot Ewiick, echtgenoote van Gerit van Culenburgh, heer tot Weerde, met de leenen, haar van haar vader aanbestorven, waaronder de heerlijkheid Ewiick, en met eenige Burensche leenen, terwijl haar man aan enkele dier leenen gelijftocht wordt.
1167 Johan, heer tot Ghemen, verklaart geen rechten meer te hebben op de heerlijkheid Caetsshage, die hij aan Johan van Rossem heer Johansz. verkocht heeft.
1168 Willem Zuermont, knaap, beleent Peter Goesensz. met een akker land te Honswiick, als opvolger van zijn vader Gosen.
1169 Walraven van Haefften, drost van Bueren en Boesichem, oorkondt, dat Ghiisbert van Bueren Johansz. en zijn vrouw Johan van Riisswiick overdragen aan Liissbet, weduwe van Tyman Droem, een huis en hofstad te Bueren, buiten de poort gelegen.
1170 Walraven van Haefften, drost van Bueren en Boesichem, oorkondt, dat Ghiissbert van Bueren Johansz. en zijn vrouw Johan van Riisswiick overdragen aan Elyzabeth, weduwe van Thyman Droem, een rente van 3 gouden kronen 's jaars uit het huis, vermeld in den brief van gelijken datum. Reg. no. 1169.
1171 Hubert van Culenborch, bastaard, richter van Culenborch, Willem Zuurmont, Wolter van Overriin, Wolter Dye Bruun en Derick Dye Man, schepenen aldaar, oorkonden, dat Gertruut Pelgrymsdr. overdraagt aan Jan Giisbertsz. ten behoeve van Jan Engbertsz. Craft 1½ morgen land op Lanxmervelt in de Were, en nog 11 morgen aldaar.
1172 Gerit van Spyke erkent verkocht te hebben aan heer Johan, heer to Culenborch en ter Leck, 10 morgen op de Rolle en 6 morgen land in de Avontuer, zijnde leengoed.
1173 Henric van Eck erkent in erfpacht ontvangen te hebben van heer Johan, heer to Culenborch en ter Lecke, 8 morgen land onder Eck op de Meynt en het Sendtgen.
1174 Dirck van Derthesen, richter te Eck en Mauderic, oorkondt, dat Alart van Derthesen Jansz. met zijn vrouw Johanna overdragen aan Johan Uten Weerde Gherytsz., als rentmeester van den heer van Culenborch, een hofstad met 1½ morgen land onder Eck op de Cortehoeven.
1175 Diderich van Bronckhorst, heer ten Batenborch, tAnholt, to Gronsfelt en Ringberch, en Geryt, oudste zoon to Culenborch, heer ten Werde en Ewiick, verklaren, in tegenwoordigheid van Wilhelm, heer ten Berge, Bylant en tot Hedel, een verbond gesloten hebben.
1176 Geryt Trant erkent in erfpacht genomen te hebben van het kapittel van Culenborch een hof op Parus.
1177 Danyel van Everdingen, richter in Everdingen en Zydervelt, Willam Heynrycz,., Jacop Zasse en Bouwen Hermansz., schepenen aldaar, oorkonden, dat Wyllam Zuermont de rente, vermeld in den brief van 1423 April 25 (reg. no. 776), overdraagt aan Beernt Aerntz. ten behoeve van het kapittel van Culenborch.
1178 Johan van Eck Woltersz. erkent overgedragen te hebben aan heer Johan, heer tot Culenborch en ther Leck, zijn erfpacht van een rijswaard in den Riin, behoorende aan den heer van Culenborch.
1179 Deken en kapittel van St. Barbara te Culenborch verklaren in erfpacht gegeven te hebben aan Henrich Hermansz. Diirt 6 morgen land op Zoegewiick.
1180 Hubert van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Willem Zuurmont, Jan van Kuuck, Wouter Dye Bruun en Jan Dye Visscher, schepenen aldaar, oorkonden, dat HenricH Hermansz. Diirt overdraagt aan Geryt Mellysz. ten behoeve van het kapittel van Culenborch 6 morgen land op Zoeghewiick.
1181 Walraven van Haeften, drost van Bueren en Buesinchem, oorkondt, dat Geryt van Dam: en zijn vrouw Jan overdragen aan Geryt Melis ten behoeve van het kapittel van Culenborch 20 hont land onder Buesinchem in de Otterputten.
1181a Hubert van Culenborch, bastaard, richter, Willem Zuermont, Jan van Kuyck, Alert van Yngen en Dirck die MAN, schepenen te Cuknborch, oorkonden, dat Geryt Loeff en Jan Arnesz. overdragen aan Herman Koevoet | deel van 4 hont land op Redinchem.
1182 Deken en kapittel van St. Barbara te Culenborch erkennen ontvangen te hebben van Aleit van Gueterswiick, vrouwe van Culenborch en ter Lecke, een rente van ½ oud schild uit 3½ morgen land onder Buesinchem in de Otterputten, en beloven voor haar nagedachtenis missen te zullen lezen.
1183 Hubert van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Willem Zuurmont, Wouter van Overriin, Derick Dye Man en Johan Dye Visscher, schepenen aldaar, oorkonden, dat Kathrine Bertoutsdr. Vlyeger overdraagt aan Peter van Ingen ten behoeve van diens dochter Mechtelt 3 morgen land op Lanxmervelt.
1184 Dyrck van Derthesen, richter te Eck en Mauderic, oorkondt, dat Johan van Oywiick en zijn vrouw Bertraet overdragen aan Symon de Witte Willamsz. 4 morgen land onder Mauderic in de Meynte.
1185 Johan, heer tot Culenborch en ther Lecke, beleent Lubbert Zasse, ten behoeve van diens vrouw Hadewich, dochter van Andryes van Eynde, met den lijftocht aan (4) morgen land onder Mouderick in de Huusmathen.
1186 Walraven van Haeften, drost van Bueren en Buesinchem, oorkondt, dat het college van St. Barbara te Culenborch, na executie door Jan die Vliegher Coenenz., eigenaar wordt van 4 hont land ter Weyde onder Buesinchem, afkomstig van de erfgenamen van Lambert GaesbEck.
1186a Geraert, heer tot Culenborch, then Weerde en tot Ewiick, verpacht aan Franck van Wytenhorst het goed de Roidehorst te Werth aan den Iissel gelegen, waarvoor deze eerst na doode van des oorkonders natuurlijken broeder, Henrick van Culenborch, 15 rijnsche guldens 's jaars zal betalen.
1187 Hubert van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Jan van Kuuck, Wouter van Overriin, Wolter Dye Bruun en Jan Dye Visscher, schepenen aldaar, oorkonden, dat Jacob van Asch en zijn broeder Mellys alsmede Johanna Wolter Mellysz. dochter, overdragen aan Geryt Mellysz, 2 morgen land op de Holle.
1188 Hubert van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Jan van Kuyck, Wouter van Overriin, Wouter die Bruun en Jan Dye Visscher, schepenen aldaar, oorkonden, dat Peter van Ingen, als rentmeester van den heer van Culenborch, overdraagt aan Geryt Mellysz. ten behoeve van de zusters van het St. Maria-huis te Culenborch een huis met hofstad aldaar, naast het huis der zusters gelegen.
1189 Walraven van Haefften, drost van Bueren en Buesinchem, oorkondt, dat in het gericht van Buerenmalsen Wouter Lambertsz. en Ghiisbert, zijn vrouw, overdragen aan Wouter van Dichteren 2 morgen en 24 roeden land te Buerenmalsen, gend. Over die Voer.
1190 Willem Zuermont, knaap, beleent, na opdracht door Jan Holl Geritsz., Peter Gosensz. met 2 morgen land te Honswiick.
1191 Daneell van Loenresloet, knaap, belooft aan zijn broeder Adriaen Valckenaer het goed, waarmede hij hem beleend heeft, te zullen vrijwaren, hetgeen mede beloofd wordt door Wouter, Jan en Beatrys van Loenresloet, broeders en zuster van den oorkonder.
1192 Agnes van Bronchorst, abdis van Elten, beleent heer Johan van Ghemenych, ridder, met de tienden te Aeldst, Meerten en Lienden, en de halve heerlijkheid Lienden met den ouden hof.
1193 Johan van Pallant de jonge en Johan van der Wal doen uitspraak in het geschil tusschen Werner van Pallant, broeder van Johan, en Godert van Geluwel den jongen over het graven van een sloot door een boomgaard, aan Werner toebehoorende.
1194 Notaris Henricus Grevensteyn instrumenteert, dat op verzoek van Wernher van Palant, zoon van heer Wernher, heer zo Palant en Breydenbent, Herman Strichel en Daym Knovelwiich verklaringen afleggen omtrent een moordaanslag op Wernher vnd. door Godart van Gluwel den ouden en Godart van Gluwel den jongen, op zijn huis te Bacheym.
1195 Johan van Birgell verklaart van Dederich van Moetzenborn diens goederen in de landen van Lymburg en Guilche levenslang ten gebruik ontvangen te hebben tegen betaling van 100 koopmansguldens 's jaars, en stelt het huis te Kessenich, aan hem en zijn broeder Frambach van Birgel behoorende, als onderpand.
1196 Geryt, broeder tot Culenborch, erkent voldaan te zijn door zijn broeder, heer Johan, heer tot Culenborch en ther Lecke, van een rente van 25 oude schilden 's jaars, hem toegevallen na doode van Jolente van Gaesbeke, vrouwe tot Culenborch, en welke hij heeft overgedragen aan zijn zoon Willem.
1196a Adolph, hertog van Cleve etc., en Gherit, oudste zoon to Culenborch, heer ten Weerde en tot Ewick, verklaren een compromis aangegaan te hebben, vnl. over Weefde en WeerderbroEck.
1197 Reynout van Wnc en Jan van Best, leenmannen van Jacob, heer van Gaesbeec, oorkonden, dat Beerte Elyas' dochter van Amerongen, vrouw van Geryt van Culenborch, bastaard, indertijd voor de hooge brug te Duersteden haar leengoed verzocht heeft.
1198 Willem, zoon tot Egmonde, broeder tot Gelre, heer 's lands van Mechelen, lijftocht zijn vrouw Walburgh van Moirsse aan het slot Nergenna, den tol te lisseloirde, de tienden van Veluwen, alle bij hem in pand, waarvan de pandbrieven in bewaring gegeven worden aan de stad Ruyrmunde.
1199 Goirgin van Brandenberg, zijn vrouw Suutgen van Enschringen en zijn tante Gertrud van Enschryngen erkennen schuldig te zijn aan Frederich van Brandenberg, heer zu Clerve, 39 rijnsche guldens, en verpanden hiervoor hun goed te Sevenalre.
1200 Johan, heer to Culenborch en ter Leck, beleent, na opdracht door Johan van Cuke, Johan van Tiele Goissensz. met den tiend en 6 morgen op Priis.
1200a Geryt, oudste zoon tot Culenborch, heer then Weerde en tot Ewiick, c.s. doen uitspraak in de geschillen tusschen zijn vader en zijn oom Geryt.
4.2.13. 1201-1300
4.2.14. 1301-1400
4.2.15. 1401-1500
4.2.16. 1501-1600
4.2.17. 1601-1700
4.2.18. 1701-1800
4.2.19. 1801-1900
4.2.20. 1901-2000
4.2.21. 2001-2100
4.2.22. 2101-2200
4.2.23. 2201-2300
4.2.24. 2301-2400
4.2.25. 2401-2500
4.2.26. 2501-2600
4.2.27. 2601-2700
4.2.28. 2701-2804
4.2.29. S1-S100
4.2.30. S101-S131
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.031 gedigitaliseerd
totaal 574.828 bestanden

Kenmerken

Datering:
1241-1810
Auteur:
A.P. van Schilfgaarde, K.J.W. Peeneman, W.F.M. Ahoud
Categorie:
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.031 gedigitaliseerd
totaal 574.828 bestanden
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)