Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Heren en graven van Culemborg

0370 Heren en graven van Culemborg

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0370   Heren en graven van Culemborg
Inleiding
01. Auteursrechten en andere rechten
02. Openbaarheid en citeren
03. De Heeren en Graven van Culemborg
04. Verwante geslachten
05. Het goederenbezit in het algemeen
06. De vorming en organisatie van het graafschap Culemborg
07. De leenkamer
08. De geestelijke stichtingen in het graafschap Culemborg
09. De andere bezittingen in Gelderland
10. Bezittingen elders
11. Het archief
12. Aanpassingen in de oorspronkelijke versie van de inventaris
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.031 gedigitaliseerd
totaal 574.828 bestanden
Inventaris
1. Het archief van de Heeren en Graven van Culemborg
2. De archieven van geestelijke stichtingen in het Graafschap Culemborg
3. Varia
4. Regesten
4.2.01. 1-100
1 Theodericus, graaf van Hollandia, schenkt aan een kapel in de kerk van St. Maria te Trajectum eenig land bij Naltwiick.
2 Otto, bisschop van Traiectum, geeft aan het kapittel van St. Jan de novale tienden der aanwassen te Bosinchem.
3 C(onradus), bisschop van Colonia, aartskanselier van Italia, oorkondt, dat vrouwe Methildis, weduwe van heer W(..) de Foresto, ridder, en haar zoons afstand doen van hun rechten op de tienden van Vrechen en in het schoutambt van St. Aldomarus en St. Bertinus, waarna hij aan genoemde vrouwe en haar zoon H(..) voor één jaar, en daarna aan dezen en zijn broeder W(..) deze tienden in gebruik geeft, op dezelfde voorwaarde, als Wilhelmus, kanunnik van Carpen, ze 5 jaar lang tegen bepaalde jaarlijksche uitkeeringen gebruikt had.
4 A., heer van Ewa, en R., heer van Berga, oorkonden, dat vrouwe Mathildis, weduwe van heer W. de Foresto, ridder, en haar zoons de handeling verrichten, vermeld in den brief van 1241 September. Reg. no. 3.
5 Otto, graaf van Geldria, en richter, schepenen en burgers van Novimagium geven grond voor het bouwen van een nieuwe kerk aldaar aan het kapittel der S. S. Apostelen te Colonia. Afschriften in Inv. no. 2297, dupliek, bijlage M2.
6 Deken en kapittel van de kerk van St. Marie in Traiectum geven aan heer Heynricus de Lecka, ridder, in erfpacht hun tol in Smithusen met de hoven Eiwick en Malberghe op nader omschreven, voorwaarden.
7 Hermannus, heer van Loen, erkent verkocht te hebben aan Otto, graaf van Geldria, zijn gericht te Selhem en Hengeloe op het Goeye, met alle daar woonachtige vrije mannen, alsmede een aantal huizen.
7a Ernous de Lovaigne, heer van Breda, verklaart, dat hij heer Geraerts de Wesemale, heer van Hossele, die hem zijn goederen in Brecht heeft opgedragen, daarmede weder beleent.
8 Gyselbertus de Scalcviick, ridder, zoon van wijlen Arnoldus de Scalcwiick, ridder, erkent verkocht te hebben aan Hubertus de Buesinchem, zoon van heer Hubertus, schenker, de grove en smalle tienden in Weythuyserbroick en elders in het kerspel Boesinchem, leengoed van den proost van St. Jan te Traiectum.
8a Balduinus, abt van het convent van Beata Maria in Insula, beleent Hubertus de Bosinchem, knape, zoon van wijlen (sic) heer Hubertus den schenker, met de jurisdictie van het convent in Vulcop en in Weterinchusen behalve den hof te Sconowen, op voorwaarde dat Hubertus van de goederen van dezen hof geen lasten zal heffen.
9 Theodericus de Altena, proost en aartsdiaken van de kerk van St. Salvator te Traiectum, draagt, met toestemming van het kapittel, over aan Hubertus de Bosinchem, schenker van Traiectum, hun vrije hoeve in Kulenborg, waarop het kasteel van genoemden Hubertus is gesticht, en die hij vroeger van hen in leen hield, waartegenover Hubertus aan hen overdraagt een hoeve gelegen naast de gracht van den bisschop en nog een halve hoeve in de Bodelstrate, beide gelegen onder het gericht van Langmere, die hem daarna weder als leen worden uitgegeven.
0370 Heren en graven van Culemborg
Inventaris
4. Regesten
4.2.01. 1-100
9
Theodericus de Altena, proost en aartsdiaken van de kerk van St. Salvator te Traiectum, draagt, met toestemming van het kapittel, over aan Hubertus de Bosinchem, schenker van Traiectum, hun vrije hoeve in Kulenborg, waarop het kasteel van genoemden Hubertus is gesticht, en die hij vroeger van hen in leen hield, waartegenover Hubertus aan hen overdraagt een hoeve gelegen naast de gracht van den bisschop en nog een halve hoeve in de Bodelstrate, beide gelegen onder het gericht van Langmere, die hem daarna weder als leen worden uitgegeven.
Datering:
1281 Juli 4 [in Translatione beati Martini]
NB:
Oorspr. (Inv. no. 4544), met fragmenten van het zegel van Hubertus van Bosinchem; dat van den Proost is verloren.
Gedrukt: Sloet, no. 1031.
Toegangsnummer:
0370 Heren en graven van Culemborg
laatste wijziging 23-12-2010
9a Hubrecht Schench van Boesinchem erkent overgedragen te hebben aan heer Diderick van ALTENA, proost en aartsdiaken van de kerk van St. Salvator te Utrecht, een hoeve land bij den Biscopsgrave en een halve hoeve in de Bodelstrate, beide gelegen onder de jurisdictie van Lansmer, die hij daarna in leen ontvangt, terwijl de Proost hem de hoeve overdraagt, waarop oorkonder zijn slot gebouwd heeft, gelegen in Culenborch, welke hij vroeger als leen bezat.
10 Hubertus genaamd de Bosinchem, erkent, met toestemming van zijn oom Swederus de Bosinchem, ridder, en zijn broeder Theodericus Splinter verkocht te hebben aan REYNALDUS, graaf van Gelria, zijn kasteel Culenborch, en ontvangt het van dezen weder ten Zutphenschen rechte.
10a Heer Johan, heer van Arckel, oorkondt, dat hij met de andere geërfden overeengekomen is een watergang te verkoopen van beneden de steeg te Everdingen tot Schoenrewoerde en Ameyde toe.
11 Jan van Renesse en Dirck van Bederode, ridders, beloven heer Florens, graaf van Hollandt, getrouw te zullen dienen en eventueele geschillen door den hertog van Brabant te laten beslissen.
12 Jan, hertog van Brabant, belooft de oorkonde van 1290 Juni 11 te zullen nakomen.
13 Jan van Renesse, ridder, verzoent zich met heer Florens, graaf van Hollant, op nader genoemde voorwaarden.
14 Adolphus, Roomsch-Koning, geeft ten verzoeke van Reinaldus, graaf van Geldria, een zestal uitspraken over rechtszaken, o.a. over waarden in de stroomen.
14a Syfridus, aartsbisschop van Colonia, beleent Henricus, heer van Lecke, met een deel van het broekland voor zijn kasteel te Weerde gelegen.
15 Hubertus de Boesichem, schenker en ridder, erkent verkocht te hebben aan deken en kapittel der kerk van den Dom te Traiectum 11 morgen land in Werthuyserbrouck, 15 morgen land beneden de Huefgrave, 7 morgen en 5 morgen aldaar, en ontvangt deze goederen van het kapittel in erfpacht.
16 Deken en kapittel ten Dom tUtrecht erkennen gekocht te hebben van heer Hubert Scenck van Bosinchem, ridder, 10½ morgen land in Weerthuzerbroech, 15 morgen land beneden de Huufgrave, 7 morgen en 5 morgen aldaar, welke landerijen zij hem weder in erfpacht geven.
17 Deken en kapittel ten Dom tUtrecht verklaren, dat zij de landerijen, vermeld in den brief van 1296 November 2, in erfpacht hebben gegeven aan heer Hubrecht Scheinck van Buesinchem, ridder.
18 Jan, graaf van Hollant etc., vergunt aan heer Jan van Renesse en diens vrouw Sofye, vrouwe van der Goude, dat hun goederen zullen vererven op hun oudste dochter, indien zij geen zoon nalaten.
19 Gerardus genaamd de Malderich, heer Saffatinus' zoon, verklaart zijn kasteel te Malderich in leen opgedragen te hebben aan Reynaldus, graaf van Gelria, tot een open huis.
20 Reynaldus, graaf van Gelria, beleent GerardUS, heer van Malderich, met het hem opgedragen huis te Malderich, als open huis.
20a Heer Geraert van Mouderick, ridder, beleent, na opdracht door Belye, vrouw van Borre van den Hoven, zijn neef Olyfiir Jansz. van Ecke met goederen tusschen Ecke en Mouderick, welke leengoederen bij kinderloos overlijden van Olyfiir zullen komen aan de kinderen van Jan van Eck bij oorkonders zuster.
21 Hubertus genaamd Sceyncke de Culenborch, ridder, draagt aan Reynaldus, graaf van Gelria, een door hem en zijn voorouders zonder voldoenden titel bezeten polder in leen op, gelegen tusschen Lanxmere en Insula Sancte Marie, en verzoekt den Graaf, aan de aanspraken van het klooster Insula Sancte Marie op tienden te Paveya en Rietvelth aandacht te schenken.
22 Rodolphus de Ryfferscheidt en de Moelberch, ridder, verklaart het huis Mylendonck tot een open huis van heer Reinaldus, graaf van Gelria, in leen te houden.
22a Johannes de Boesinchem, knaap, erkent verkocht te hebben aan Volpertus de Molendino een hoeve land boven Rietvelt achter Parijs, aan hem leenroerig.
23 Johan, abt van sinte Pouwels te Utrecht, beleent vrouwe Clemence, weduwe van heer Hubrecht van Boesinghem, ridder, met den halven tiend te Kesteren.
24 Jhan, heer van Arkel, erkent verkocht te hebben aan heer Gysebrecht, den heer Utengoye, ridder, Jhan van Bosinchem en Gysebrecht van Kaets, knapen, en ten behoeve van het land, dat gelegen is tusschen Bosinchem en den Divediic, een watergang, waardoor dit land langs de Linche in de Merwede kan afwateren.
25 Jhan van Bosinchem, knaap, beleent zijn oom heer Didderic Splinter van Bosinchem, ridder, met het huis te Blancouwen met 13 morgen land daarbij gelegen.
26 Reynaldus, graaf van Gelria, stelt de beslissing over zijn geschillen met Johannes de Bosinchem over den burcht te Maldryc c.a. in handen van Rudolphus genaamd Cocus, Stephanus de Wissche, ridders en raden, en Johannes de Peterzem, drost, ter eenre, en heer Hubertus de Vianen, ridder, ter andere zijde.
27 Johannes de Boesinchem, knaap, belooft een uitspraak door scheidsmannen, ter zake van zijn geschillen met den graaf van Gelria over den burcht te Maldrich en een polder tusschen Beest en Culemborch, te zullen opvolgen.
28 Johannes de Boesinghem en Culenborch, knaap, belooft, mede namens zijn zoon Hubertus, den burcht Malderich, waarmede Hubertus door den graaf van Gelria was beleend, als open huis te zullen bewaren.
29 Alard van Buren en zijn zoon Otte van Buren erkennen, dat de dorpen Mauderic, Eck, Inghen en Lienden van hen een wetering gekocht hebben, uitloopende in de Corne te Buren.
30 Richter en schepenen van Rodinc oorkonden, dat heer Jacobus, priester te Obbendorp, overdraagt aan Henricus gend. Rumbolo, zoon van Philippus de Serveza, 24½ morgen land onder Rodinc en 7 morgen allodiaal goed tusschen de ville Serveza en Patterna, tegen betaling van 20 malder koren 's jaars.
31 Johannes de Boesenkem, knaap, verklaart verkocht te hebben, met toestemming van zijn vrouw Peronella, aan het kapittel van St. Pieter te Traiectum 8 hoeven op Rietfeld achter Pariis, welke hij daarna van het kapittel in erfpacht ontvangt.
32 Johannes de Boesenkem, knaap, belooft aan het kapittel van St. Pieter te Traiectum dat hij zijn oudsten zoon Hubertus, zoodra deze meerderjarig zal zijn geworden, den brief van 1311 October 26 zal laten bevestigen.
33 Johan, heer van Arkel, geeft aan de bewoners van Sidendervelt een watergang, waarmede zij op den Zyric, vandaar in den Damme, door de sluizen tArkel en de Linghe op de Merwet kunnen uitwateren.
34 Johan van Bosinchem, knape, belooft zijn huizen te Malderich en Culenborch te zullen openen voor Reynold, graaf van Gelre, en zich te zullen onderwerpen aan diens uitspraak over het broekland, vermeld in het testament van zijn vader.
35 Henric van Rick, abt van St. Pauwels tUtrecht, beleent vrouwe Clementie, weduwe van heer Hubrecht van Bosinchem, met het goed en de tienden te Kesteren, zooals zij daarmede beleend was door den overleden abt Johan.
36 Bernard van Scalckwiic, knaap, verpandt aan Ghysebrecht Uten Goye, zoon van den burggraaf van Utrecht, zijn gericht van Scalcwiic.
36a Bernaerd van Scalcwiick, knaap, belooft aan heer Giisbrecht Uten Goye, burggraaf van Utrecht, en diens zoon Gysebrecht, dat hij zijn bezittingen te Scalcwiick alleen aan hen zal verkoopen of verpanden.
37 Notaris Johannes, genaamd de Sancta Columba, geestelijke, instrumenteert, dat Hubertus, oudste zoon van JohannIS de Bosenkem, Den verkoop door zijn vader van 8 hoeven land op Reytfelt achter Pariis (zie Reg. no. 31) bevestigt.
37a Jhan van Aemstelle, knaap, erkent verkocht te hebben aan] Jhan van Boesinchem zijn eigen goed te Scalcwiick, dat heer Arnt van Scalcwiick van hem in leen houdt.
37b Jan van Amestelle, knaap, belooft aan Jhan van Boesinchem, dat hij van het land te Scalckwiick, dat heer Arnt van Scalcwiick van hem in leen heeft, te zijnen behoeve afstand zal doen, zoodra hij weder in het Sticht mag komen.
38 Hubertus, zoon van Johannes de Culenborch, erkent, dat Reynaldus, graaf van Gelria, hem 4 hoeven land in Paveya, met den tiend en het dagelijksch gericht, in pand heeft gegeven.
39 Reynald, graaf van Ghelre, beleent, na opdracht door Johan van Bosinghem, diens oudsten zoon Hubrecht met het huis te Culenborch met 16 morgen land, 2 deelen van Woroncscampe met den tiend, den tiend van Lansmere en den tiend van 12 hoven op Rietvelt alsmede van de 4 hoven van Paveyen, behoudens den lijftocht voor Johan vnd., waarna Hubrecht met deze goederen beleent zijn stiefmoeder Parnyele, vrouw van Johan vnd.
40 Johan van Bronchorst, proost van Oudemonster, beleent, na opdracht door Johan van BOSINGHEM, diens oudsten zoon Hubrecht met een hoeve land aan de bisscopsgrave, behoudens den lijftocht voor Johan vnd., waarna Hubrecht zijn stiefmoeder Parnyele, vrouw van Johan vnd., lijftocht.
41 GerardUS genaamd Kanel, van Ditzen, verklaart over te dragen aan GerardUS, heer van Ondilstorp, ridder, 10 morgen land in Ditzen, en deze van hem aan te nemen in erfpacht voor 6 malder koren 's jaars.
41a ALART, heer van Bueren, en zijn oudste zoon Otto doen ten behoeve van het convent Mariënweert afstand van hun rechten op tienden tusschen Trichtervelt en Beesd, van recht op waterafvoer en van weiderecht op land van de abdij.
42 Bernart van Scalcwiic, knaap, verpandt aan Ghisebrecht Uten Ghoy, burggraaf van Utrecht, zijn gericht te Scalcwiic voor den tijd van 10 jaren.
43 Henricus, abt van St. Paulus te Traiectum, beleent Hubertus de Bozinchem, broeder van Johannes de Bozinchem, met de helft van den tiend in Kesteren, zooals zijn moeder vrouwe Clemencia deze bezeten had.
43a Bernaerd van Schalcwiick, knaap, erkent verkocht te hebben aan zijn neve Giisbrecht Uten Goye, burggraaf te Utrecht, het gericht te Schalcwiick en belooft hem dit te zullen opdragen voor den Bisschop, zoodra Giisbrecht dit wenscht.
44 Gisebrecht van Kaetse, knaap, draagt op aan Johan van Bosinchem 4 hoven land te Lanxmere, en ontvangt deze weder van hem in leen op bepaalde voorwaarden.
45 Baernt van Scalcwiic, knaap, verklaart verkocht te hebben aan Jan van Bosinchem de kerkgift te Scalcwiic met het personaat.
46 Henric van Riele, abt van St. Pouwels tUtrecht, beleent jonkvrouwe Lysebette, dochter van wijlen heer Hubrecht van Bosinchem, ridder, en wijlen vrouwe Clemence, met den halven tiend te Kesteren c.a.
46a Reynaud, zoon van den graaf van Gelre, belooft aan heer Peter, heer van der Lecke, dat deze zijn tol te Smithusen zal mogen overbrengen naar de stad Emmeric op den Rine.
47 Reynaut, zoon van den graaf van Gelre, belooft hulp aan Johannes van Bosinchem tegen diens vijanden.
47a Deken en kapittel van de kerk van Reys geven aan heer Petrus, heer van Lecka, ridder, de grove en smalle tienden van het broekland bij het kasteel Werda in het kerspel Halderen.
47b Ghysebrecht, heer van Yselsteyne, ridder, geeft aan Johan van den Zande wijlen Hubrechtsz. 12 morgen land te Schalcwijck.
48 Reynaut, erfzoon van den graaf van Ghelre, belooft den zoen, die de graaf van Hollant gemaakt heeft tusschen den graaf van Ghelre en den oorkonder, te zullen houden, geen bede meer te zullen vragen van de bewoners van de Betouwe en te zullen beletten, dat zijn vader zulks doet.
49 (Johan van Bosichem) geeft vrijheden aan de poorters van Culenborch.
50 Baernt van Scalcwiic, knaap, verklaart, dat hij aan Jan van Bosinchem zijn gericht van Scalcwiic en de kerkgift met het personaat aldaar verkocht heeft, en deze door heer Vrederic, bisschop van Utrecht, daarmede beleend is geworden.
51 Henricus, zoon van wijlen heer Johannes, heer van Ryfertscheit, erkent gegeven te hebben aan heer Gerardus de Endelstorp, ridder, drossaard van den graaf van Juliacum, een rente van 15 mark keulsch 's jaars, na lossing waarvan heer GerardUS hem een gelijke rente uit zijn allodiaal goed als leen zal opdragen.
51a Johan van Aemstel beleent Arnout van Scalcwiick met het huis te Scalcwiick met 4 morgen land, waarmede zijn vader heer Arnout van Scalcwiick door des oorkonders vader den heer van Aemstel beleend was geweest.
51b Henricus, aartsbisschop van Colonia, maakt heer Petrus, heer van Lecka, tot borgman van het kasteel Aspele bij Reys en beleent hem met een broekland tusschen de Segedike en Caltvort langs de Antiqua Ysela.
51a Johan van Boesinchem, knaap, erkent gekocht te hebben van heer Steven van Zulen, ridder, het halve gericht van Scalcwijck, dat hem, zoodra het kind van Johan van Zulen mondig zal zijn geworden, door dezen opgedragen zal worden.
51d Johan heer Aerntsz. van Hoekelom ridders, erkent, dat hij en zijn erfgenamen bij zijn vrouw Jonffrou Clemensie voor het huis Sconouwen leenplichtig zullen zijn aan Johan van Boesinchem.
52 Otto, heer van Cuyck, beleent jonkvrouw Margriete Uytten Goye Jansdr. met de gerichten van Houten, van het Wael, van Honswiick en van Tulle, een waard van 20 morgen ten Wael, het veer te Tulle en te Adenslic, de gerichten van Jaersvelt, van Everdingen, van Godebertsdingen en van Pariis aan gene zijde der wetering naar de Leck toe, de gerichten van Gaspaerden en Overheicop en de visscherij tusschen Pariis en Audeslick.
53 Reynout, zoon van den graaf van Gelre, belooft hulp aan Hubrecht den Sceynke van Bosichem en aan Sweder en Henric van Vyanen, gebroeders, en, na afloop van den oorlog, hun burchten en huizen terug te zullen geven, zooals zij hem deze hebben overgegeven.
54 Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Aleyd, weduwe van heer Vrederick Zoudenbalch, en haar zoons Adaem en Vrederic aan Egbrecht van den Wiele, burger te Utrecht, in erfpacht geven hun helft van de hofstede c.a. genaamd heer Jacob Zoudenbalchs hofstede, gelegen bij de Kerkerbrugghe. Reg. no. 1706.
55 Henric van der Wolfsteghe, abt van St. Pauwels tUtrecht, verklaart, dat indertijd de heer van Ringhelberch den halven tiend te Kesteren van de abdij in leen hield, en overdroeg aan vrouwe Clemense, vrouw van heer Hubrecht van Bosinchem.
56 Johan, bisschop tUtrecht, stelt een dijkgraaf en heemraden aan voor den Leckediick.
56a Otte, heer van Kuyck, beleent Ghisbert van Kaets met de leenen, die deze en zijn voorouders in leen hadden.
57 Heynric, abt van St. Marienwerde, geeft vidimus van den brief van 1314 Juli 1
58 Johannes de Arckell, zoon van heer Johannes, heer van Arckel, erkent in pacht te hebben ontvangen van het kapittel ten Dom te Trajectum de tienden te Gasparde en Gobertingen.
59 Jan van Arckel, oudste zoon van heer Jan, heer van Arckel, erkent, dat zijn pacht voor de tienden te Gasparde en Goedeberdinghe betaald moet worden in goede groote koningstournoysen.
60 Deken en kapittel van de kerk van St. Johannes te Traiectum oorkonden, dat zij alle goederen van hun kerk, gelegen in Bosinchem, behalve het patronaatsrecht van de kerk aldaar en de goederen, die de opvolgers van wijlen heer Stephanus de Buren, ridder, van hun kerk hebben, afgestaan hebben aan Hubertus genaamd Pincerna de Bosinchem, knaap, voor een rente van 330 zwarte tournoisen 's jaars.
61 Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Johan Willamsz., burger, aan Egbrecht van den Wiele, burger, in erfpacht geeft zijn vierde deel van heer Jacob Zoudenbalchs hofstede. Reg. no. 1706.
62 Schout en schepenen van Utrecht oorkonden, dat Gheraerd van Damassche, burger, in erfpacht geeft aan Egbrecht van den Wiele zijn ¼ deel van heer Jacob Zoudenbalchs hofstede. Reg. no. 1706.
63 Gerardus de Vischenich, schatmeester van de kerk van Monasterium in Eyflia en procurator van heer EVErardUS, proost van Werdena, oorkondt, dat hij genoemden proost, aan wien abt en convent van het klooster van St. Bertinus en deken en kapittel van de kerk van St. Audomarus al hun rechten in het land van Vregghene voor 9 jaar hebben afgestaan, niet eerder den brief daarvan in handen zal geven, alvorens deze een renversaal heeft afgegeven.
64 Renout, graaf van Ghelre, belooft Hubrecht den Sceyncke van Bozinchem schadeloos te houden voor een borgtocht van 330 £ zwarte tournoisen bij Didderic Romers, burger te Utrecht.
65 Otthe, heer van Cuyck, ridder, verklaart verkocht te hebben aan heer Willem, graaf van Heynegouwen etc., al zijn bezittingen in het sticht Utrecht en in de heerlijkheden van Aemstel en Woerden, uitgezonderd het leen, dat Hubrecht de Scenck heeft, en dat dient voor de tafel van den bisschop van Utricht.
66 Reynout, graaf van Gelren etc. erkent in erfpacht genomen te hebben van den abt van St. Paulus te Utrecht diens hooge en lage gericht te Lienden.
67 Johan, bisschop tUtrecht belooft Hubrecht den Scenc schadeloos te houden voor een borgtocht van 709 £, 17 schellingen en 4 penningen zwarte tournoisen bij Vrederic Heer Waernerszoon.
68 Peter, heer van der Leck, en zijn zoon Henrick geven aan Heinric van Bilant al hun goed in het kerspel Ewiic, behalve het hooge en lage gericht, in erfpacht.
68a Willam, graaf van Henegouwen, Hollandt etc., beleent Hubrecht Schencke met 2 hoeven land in Ackoye en 25½ morgen land in Rippickerwaird.
69 Reynalt, graaf van Gelre, geeft landrechten aan de ingezetenen van Zoutboemell, Boemelrewert en Thiekewert.
70 Reynolt, graaf van Geke, geeft landrechten aan de ingezetenen van Beesdt en Reynoy.
703 Reynout, graaf van Gelre geeft landrechten aan de ingezetenen van Betu, Avesate en Zoelen. Reg. no. 1870.
71 De officiaal van het hof van Colonia oorkondt, dat heer Everardus genaamd de Thoneburch, proost van de kerk van Werdena, erkende, voor 9 jaar de goederen, vermeld in den brief van 1326 December 28, in bezit genomen te hebben. Reg. no. 63
72 Henricus de Spanheym, proost van de kerk van St. Maria te Aquae, geeft aan Arnoldus genaamd Parvus, ridder, meier en voogd van Aquae, den tiend in het kerspel Berge over den Punt en in de stad Aquae.
73 HenricH, heer van Wickerode, oorkondt, dat Winant van Meynrode en zijn vrouw Jutte erkennen verkocht te hebben aan heer Gerard van Endelsdorp en diens vrouw Lyse een rente van 8 rnark 's jaars, gaande uit zijn hof te Meynrode en een hoeve land.
74 Gheervant van Calichem, abt van St. Pauwels tUtrecht, verklaart, dat het verzuim van het leenverhef van den halven tiend te Kesteren door jonkvrouwe Elysabeth, vrouw van Ghisebrecht van Caets, uit nood en met zijn voorkennis is geschied.
75 De schepenen van Cirne oorkonden, dat Thomas de Berge, knaap, en zijn vrouw Hilla erkennen verkocht te hebben aan heer Arnoldus gend. Parvus, ridder, meier en voogd van Aquae, een rente van 10 mark keulsch en 10 kapoenen 's jaars, waarvoor zij tot onderpand stellen hun hof te Kruthusen bij Pirne.
76 Reynout, graaf van Ghelren, geeft aan den abt van St. Marienwerde en diens convent een watergang van den dam beneden Trichterbroec langs den Zeghediic van Lanxmerrebrouc naar de Linghe. Reg. no. 263.
77 Arnoldus genaamd Scalun de Nersdam en zijn oudste zoon Johannes beloven aan heer Gerardus de Endelsdorp, ridder, dat zij de goederen in de parochie Dalen, die zij hem voor een jaarrente van 10 mark en 20 kapoenen verpand hebben, zullen waarborgen.
78 BELA, weduwe van Harlenus de Gevennigh, en haar eenige zoon Adam verklaren verkocht te hebben aan heer GerardUS de Endelsderp, ridder, een rente van 3 mark en 3 kapoenen 's jaars, gaande uit hun molen te Baylen en hun huis en hof aldaar met 4½ morgen land en een rente van 2 solidi 's jaars.
79 Johan, bisschop tUtrecht, beleent, na opdracht door Johan van Zulen, Hubrecht den Scenc met het halve gericht van Scalcwiic.
80 Sveder, heer van Vyanen, ridder, beleent, na opdracht door Jan van Lopic, Steven ten Vriese ten behoeve van diens broeder Hubrecht Scenck met het gericht van Wolfslant en het andere gericht, dat Ghisebrecht van Scalcwiic vroeger bezat, gelegen tusschen den Diefdiic en het gericht van Paris, met de tienden en de tynsen.
81 DANIEL, kapelaan te Culenborch, geeft vidimus van den brief van 1297 Juni 6. Reg. no. 20.
82 Lambrecht, heer van Buren, erkent verkocht te hebben aan de dorpen Maudryc, Eck, Inghen en Lyenden een watergang uit de Zoel door zijn gericht, uitwaterende in de Corne te Buren.
83 Hubert Schencke van Culenborch verklaart, dat hij aan Reynaud, graaf van Gelre en Zutphen, heeft opgedragen het huis, dat hij gebouwd heeft op de zijde van Culenborch aan de kant van Everdinghen, en het daarna in leen ontvangen heeft.
84 Heinric, abt van St. Marienweerde, geeft vidimus van den brief van 1314 Juli 1. Reg. no. 39.
85 HEINRIC, abt van St. Marienweerde, geeft vidimus van den brief van 1314 Juli 26. Reg. no. 40.
86 Johan van Bilsteyn en zijn vrouw Katherina, heer en vrouwe van Wickerode, erkennen verkocht te hebben aan heer Gerard van Endelsdorp, ridder, een rente van 40 mark brabantsch en 25 £ 's jaars en al hun hoenders in het kerspel Dalen, de rente gaande uit hun deel van het gericht van Dalen, hun halven hof te Buschusen en een rente van 3 mark 's jaars uit het dorp Bucholt.
87 Hubrecht van Everdinghen, knaap, geeft aan Hubrecht den Scencke, heer van Culenborch, het gericht, den tyns en de kerkgift van Zidewendervelt, uitgezonderd den grooten en kleinen tiend, in erfpacht.
88 Hubrecht van Everdinghen, knaap, verpandt aan Hubrecht den Scenck, heer van Culenborch, zijn gericht, tyns en kerkgift van Sidewendervelt - behalve den grooten en kleinen tiend - waarvoor diens broeder Steven die Vriese zijn leenman is, te lossen na 10 en binnen 12 jaren.
89 Hubrecht de Scencke, heer van Culenborch, geeft renversaal van den brief van 1332 Mei 31. Reg. no. 88.
90 Alaert van den Wael, knaap, verklaart verkocht te hebben aan Hubrecht den Scencke, heer van Culenborch, zijn gericht op Autena met de tienden en tynsen, leenroerig aan den proost van Oudemonster.
91 Alaert van den Wael, knaap, belooft aan Hubrecht den Scenck, dat hij zijn grootmoeder Gloria van Everdinghen zal laten afstand doen van haar lijftocht aan het goed te Autena, vermeld in den brief van gelijken datum.
92. I Willaem, graaf van Heynegouwen en Holland etc., erkent verkocht te hebben aan heer Willaem van Duvenvorde, heer van Oesterhout, en Hubrecht den Schenck de heerlijkheden van den Goye en van Haghensteine, nl. Gaspaerde, Everdinghe, Gobertinghe, Tulle ende Wale, Honswiic en Jaersvelt, zooals wijlen jonkvrouwe Margriete ze van hem hield, behalve het huis ten Goye en het gericht van Houten en ten Goye, die Ghisebrecht Uten Goye van hem houdt.
93 Willaem die Woest, richter van Ghoberthinghen, en Bertout Meercoern en Dirc Coppiir, landgenooten aldaar, oorkonden, dat Roeloef Goetjanszoon erkende geen rechten meer te hebben aan een akker land op Ghobertinghervelt, behoorende aan het St. Peters altaar te Culenborgh.
94 Reynardus de Beyntzvelt, Hermannus de Bacheym, Hunginus de Mulnarkin, Hermannus de Levendale, WernerUS de Muysbach en Johannes de Vlattin, drost van Juliacum, ridders, maken een scheiding tusschen heer Gerardus Rost genaamd van Sentarnoltzwilre, schenker van Nidecgin, ridder, en Nesa, weduwe van Arnoldus, broeder van heer GerardUS vnd., waarbij Gerardus het kasteel in Vrechin en de gerichten van Bacheym, Vrechin en in Bruwilre, met de goederen in Igendorp, en Nesa den hof in Venckeym en 2 hoven in Bacheym ontvangt, en de andere goederen gelijkelijk verdeeld zullen worden.
95 Henric van Jutfaes, domdeken te Utrecht, geeft vidimus van den brief van 1317 November 10. Reg. no. 46.
96 Gherart Trant van Mauderic, richter in de Nederbetue, oorkondt, dat Wouter van Avenzaet overdraagt aan heer Hubrecht den Scenk, heer van Culenborch, zijn huis en hofstede te Aude-avenzaet met 6 morgen land.
97 Aert Dirck, Jacob van Diemen en Diederick Reyners, schepenen van Ackoy, verklaren, dat heer Hubrecht Skencke van Culenborch, ridder, naast de wetering van Culenborch aan het einde van de heerlijkheid Achoy een "roode opslagers" heeft.
98 De schepenen van Wilre oorkonden, dat Aleydis de Boistwilre, weduwe van ??? genaamd Des Vetten, verklaart verkocht te hebben aan GerardUS de Endelsdorp, ridder, 30 morgen land onder Wilre, en, daar zij aan de geldigheid van dezen verkoop, zonder toestemming van haar erfgenamen, twijfelt, dezen door genoemde schepenen laat bevestigen.
99 Steesken van Brakel verklaart op te dragen aan heer Heynric van der Lecke, ridder, de manschap en het goed, die van hem uit het goed Langhereec houden heer Everart van Ulft, heer Herman van Steynre, ridders, Daem, zoon van wijlen heer Vrederic, heer van den Berghe, Doys van Diden en Heynric die Ghyer.
100 Reynolt, graaf van Gelre etc., geeft een landrecht aan de ingezetenen van Thielrewert en Boemelrewert.
4.2.02. 101-200
4.2.03. 201-300
4.2.04. 301-400
4.2.05. 401-500
4.2.06. 501-600
4.2.07. 601-700
4.2.08. 701-800
4.2.09. 801-900
4.2.10. 901-1000
4.2.11. 1001-1100
4.2.12. 1101-1200a
4.2.13. 1201-1300
4.2.14. 1301-1400
4.2.15. 1401-1500
4.2.16. 1501-1600
4.2.17. 1601-1700
4.2.18. 1701-1800
4.2.19. 1801-1900
4.2.20. 1901-2000
4.2.21. 2001-2100
4.2.22. 2101-2200
4.2.23. 2201-2300
4.2.24. 2301-2400
4.2.25. 2401-2500
4.2.26. 2501-2600
4.2.27. 2601-2700
4.2.28. 2701-2804
4.2.29. S1-S100
4.2.30. S101-S131
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.031 gedigitaliseerd
totaal 574.828 bestanden

Kenmerken

Datering:
1241-1810
Auteur:
A.P. van Schilfgaarde, K.J.W. Peeneman, W.F.M. Ahoud
Categorie:
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.031 gedigitaliseerd
totaal 574.828 bestanden
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)