Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Diaconessenhuis Arnhem

2296 Diaconessenhuis Arnhem

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Auteursrechten en andere rechten
2. Openbaarheid en citeren
3. Geschiedenis van de archiefvormer
3.01. Diaconessen
3.02. Het Hervormd Diaconessenhuis te Arnhem
2296 Diaconessenhuis Arnhem
Inleiding
3. Geschiedenis van de archiefvormer
3.02.
Het Hervormd Diaconessenhuis te Arnhem
Uit de notulen van de Hervormde gemeente Arnhem blijkt dat er al vóór 1883 plannen waren tot het stichten van een Diaconessenhuis naar Fliedner's model. In januari 1883 besloot men tot de stichting. Ze zou voorzien in een behoefte.
Men kon echter niet direct een geschikte 'Oberin' vinden. Anders dan bij Fliedner kwam er eerst een besturend zuster en pas later een geestelijk leider.
Op 11 september 1883 werd zuster Johanna von Ness, tot die tijd 'Oberin' van het Gemeenteziekenhuis in Wesel, tot besturend zuster benoemd. Op dezelfde dag benoemde de kerkenraad een bestuur van het te stichten Huis, in de vorm van zeven leden van de kerkenraad. Vervolgens werd door het bestuur in oktober 1883 de 'Vereeniging het Nederduitsch Hervormd Diaconessenhuis te Arnhem' opgericht. De statuten verkregen rechtsgeldigheid op 9 december 1883 door een Koninklijk Besluit.
Op 18 december werd de villa van de Arnhemse architect Fromberg aan de Bovenbrugstraat gekocht. Het werd geheel verbouwd. Op de zolder werden enkele kamertjes ingericht als verblijfplaats voor de zusters. Moeder von Ness liet een aantal diaconessen naar Arnhem komen die hun opleiding in Kaiserswerth of in Bielefeld hadden genoten.
De opening van het Diaconessenhuis vond plaats op 5 augustus 1884 door ds. K.F. Creutzberg, de voorzitter van het bestuur. Op 29 september 1884 werd de eerste patiënt opgenomen.
Het Diaconessenhuis begon zeer bescheiden maar groeide snel. Helaas kunnen we daar weinig meer over terugvinden omdat de notulen uit de beginperiode zijn verloren gegaan. Gelukkig zijn er nog wel de almanakken van het Diaconessenhuis, omdat daarin de jaarverslagen staan.
Moeder Johanna von Ness begon in 1884 alleen. In 1887 waren er al 16 diaconessen en 3 proefzusters. Toen zij in 1902 afscheid nam, waren er zestig diaconessen in het Huis. De laatste inzegening van diaconessen in Arnhem vond plaats in 1966 in de Diaconessenkerk.
Het Diaconessenhuis te Arnhem begon met een capaciteit van 24 bedden. In 1888 waren het er al 70 en in 1941 225.
In 1887 werd de eerste operatiekamer ingericht.
Pas in 1898 werd de eerste Rector of geestelijk verzorger benoemd. Het was ds. Disselhoff en hij kwam, net als de besturend zuster, uit Duitsland. Hij was een kleinzoon van Fliedner. Al in 1900 keerde hij terug naar Kaiserswerth. Ds. A.M. Knottnerus, Hervormd predikant uit Zaamslag, volgde hem op en heeft tot 1934 met vaste hand het directoraat gevoerd. Hij had niet veel contact met de Hervormde gemeente Arnhem. Zijn opvolger, ds. A. Keers uit Roermond, kwam in maart 1935 en is tot zijn emeritaat in november 1953 Director geweest. Met hem begon een periode van nauwere samenwerking met de kerk. Hij werd benoemd tot predikant voor bijzondere werkzaamheden en zat als zodanig in de kerkenraad, het Ministerie, de Ring en de Classis. Hij werd op 10 oktober 1954 opgevolgd door ds. M.J.W. Knipscheer uit Holten. Toen deze in 1973 afscheid nam als predikant-directeur zou hij niet meer worden opgevolgd.
De vrouwelijke leiding was in al die jaren eerst in handen van Moeder Johanna von Ness. Zij werd in juli 1902 opgevolgd door Zuster Maria baronesse von Lepel. In november 1921 werd de barones opgevolgd door de uit het Rotterdamse Huis afkomstige Zuster Anna Norel. Zij maakte de moeilijke oorlogsjaren mee. Onder haar leiding is de zusterraad in het leven geroepen. In de begintijd was deze raad een orgaan waarin wel zaken besproken werden maar van invloed op het beleid nog geen sprake was. Toch kan de zusterraad gezien worden als een voorloper op de ondernemingsraad. Ook in de periode dat zuster Norel besturend zuster was, is de zesdaagse werkweek ingevoerd.
Toen zij in februari 1944 het Huis verliet werd zij vervangen door Zuster W.N. barones van Hardenbroek. Zij werd opgevolgd in oktober 1958 door Zuster A.C. Oskamp die tevoren besturend zuster in het Groningse Huis was geweest. Zuster Oskamp legde haar functie in 1965 neer. Op 1 mei 1966 werd ze opgevolgd door Zuster J. Vink, echter niet meer in de hoedanigheid van besturend zuster, maar als verpleegkundig directrice. De Zusters Vink en E.A. Storm gelden als laatsten die tot de Arnhemse diaconessengemeenschap toetraden.
In de loop van de jaren van het bestaan van het Diaconessenhuis werd in toenemende mate de behoefte aan steun van medische zijde sterker. De arts dr. J.J. Homoed is van meet af aan en tot zijn dood in 1908 toe, bij het Diaconessenhuis betrokken geweest als adviseur van het bestuur maar nooit als directeur. Gedurende de laatste jaren voor zijn overlijden werd hij geassisteerd door dr. W. Renssen Sr. Hij bleef er tot zijn dood in 1917 en werd als 'Huisarts' opgevolgd door zijn zoon. Dr. Renssen Sr. hield zich bezig met de scholing van de zusters. Pas veel later ontstond de Nederlandse bond voor de Ziekenverpleging die de opleiding tot verpleegster ging organiseren. Er kwam een examenregeling en zelfs de twee oudste zusters behaalden hun diploma.
De eerste geneesheer-directeur was de internist dr. M.F. Emous. Bij zijn komst in 1918 werd een drie-koppige directie ingesteld bestaande uit de predikant-directeur als voorzitter, de besturende zuster en de geneesheer-directeur. Dr. Emous bleef tot 1948 en maakte dus de oorlogsjaren mee. Zijn opvolger dr. J.C. Kooijman was meer bouwheer dan geneesheer. Onder zijn leiding zijn gelden ingezameld en plannen gemaakt voor de bouw van een nieuw ziekenhuis aan de Van Lawick van Pabststraat; omdat het oude verwoest was. In 1955 werd het nieuwe ziekenhuis geopend. Tot die tijd was het Diaconessenhuis gevestigd in het huis 'Rosorum' aan de Amsterdamseweg.
In 1959 werd de directie uitgebreid met een economisch-directeur in de persoon van W.H. Acksen. Acksen was voordien al economisch adviseur van de directie. Toen hij in 1970 vertrok, werd hij opgevolgd door dr. J.H. Bolland. Al in 1918 was de boekhouder-administrateur G.L. Klamer in dienst gekomen. Hij heeft zich als zodanig zeer verdienstelijk gemaakt, eerst in de villa aan de Bovenbrugstraat, dan in het eerste huis aan de Van Lawick van Pabststraat, vervolgens in het huis 'Rosorum' en tenslotte in het nieuwe Diaconessenhuis aan de Van Lawick van Pabststraat.
Kooijman legde in 1964 zijn functie neer als geneesheer-directeur. Hij werd opgevolgd door dr. V.H. Haag. Dr. Haag zou echter al in 1968 zijn functie weer neerleggen. Op 1 juli 1969 volgde M. van den Berg hem op als geneesheer-directeur. Van den Berg zou tot 1981 blijven en een belangrijke rol bij de fusiebesprekingen vervullen. Hij deed dat op zeer bekwame wijze en genoot het volledige vertrouwen van het personeel. Van den Berg legde in 1981 om gezondheidsredenen zijn functie neer. M.H. de Vries, tot dan toe hoofd van de Medische Dienst werd waarnemend geneesheer-directeur. Op 1 februari 1983 werd ir. H.A. Bak algemeen directeur, M.H. de Vries medisch directeur en zuster Vink bleef verpleegkundig directrice. Bak is blijkbaar geen medicus maar meer een bedrijfskundig manager. Zou nu eindelijk de situatie verwezenlijkt zijn die Kooijman zo graag wenste? Namelijk een niet medisch directeur als hoofd van de directie.
Fliedner had in Kaiserswerth de leiding, hoewel zijn eerste vrouw zich wel met het huishoudelijk personeel bemoeide. Zijn tweede vrouw zou later de functie van hoofd van de huishouding gaan vervullen. Een 'Oberin' kwam er in Kaiserswerth echter pas 12 jaar na de stichting. In Arnhem daarentegen begon men met het aanstellen van een 'Oberin' terwijl de eerste geestelijk leider of predikant er pas na 17 jaar kwam.
Net als in Kaiserswerth begon men zeer klein. Al het werk werd gedaan in de villa aan de Bovenbrugstraat. In 1886 vond de eerste uitbouw plaats en in 1894 werd de villa Wurfbain gekocht. In 1896 werd de Pauline-Stichting voor hulpbehoevende oude dames ingericht. Later kwamen daar nog het Emmahuis voor besmettelijke zieken en Bethesda voor hulpbehoevende burgervrouwen bij; allemaal in de Bovenbrugstraat.
In 1907 werd de pastorie samen met het ernaast gelegen huis als kinderafdeling ingericht. Pas in 1954, met de komst van ds. Knipscheer, kwam er weer een pastorie.
Al in 1900 ontstond m.n. op initiatief van Moeder von Ness en dr. Renssen 'De Johanna Stichting' als een instelling tot verzorging van gebrekkige en mismaakte kinderen'. Steeds zijn zusters van het Arnhemse Diaconessenhuis in de Johannastichting werkzaam geweest. In het Bestedelingenhuis werkten diaconessen aan de verzorging van ouden van dagen en verwaarloosde jeugd en van het begin af aan zijn de diaconessen ingezet in de wijk- en gezinsverpleging.
De diaconessen stonden 's ochtends vroeg op. Om 6.15 zaten ze al achter het eerste ontbijt. Om 6.30 volgde een godsdienstoefening voor iedereen die in het Huis werkte en om 9.30 u. was het tweede ontbijt. Om 13.45 u. werd een middagmaal gebruikt en tussen 16.30 en 18.30 was er rust. Om 20.00 u. was het gezamenlijk avondeten. Om 21.00 u. een laatste godsdienstoefening want om 21.30 u. was het bedtijd, althans voor hen die niet de wacht hoefden te houden en als er niet nog een klus was die voor de nacht gedaan moest worden.

Om dit vol te kunnen houden moesten de zusters wel eens met vakantie. De jonge zusters hadden recht op twee en de diaconessen op drie weken vakantie per jaar.
De diaconessen vielen op door hun kleding. Ze droegen een lange donkere jurk met witte stipjes, daaroverheen een witte schort zonder schouderbanden, waarvan het bovenstuk werd vastgemaakt door middel van spelden; om hun hals droegen zij een witte losse kraag. Verder een witte muts, waarvan de banden in een grote strik onder hun kin werd geknoopt. In 1971 zou dit blauwgrijze uniform met grote kap vervangen worden door een witte jurk met een klein papieren kapje.
In de beginjaren werkte men bij petroleumlicht. In 1907 kreeg het Huis elektrisch licht.
Het hele complex van gebouwen werd langzamerhand te oud, vergde veel onderhoud en was onpraktisch in het gebruik. In 1912 besloot men tot nieuwbouw. Van de gemeente werd voor honderdduizend gulden een 4 hectaren groot terrein aan de Van Lawick van Pabststraat gekocht. Er werd een bouwfonds gevormd maar er was nog onvoldoende geld. Bovendien zorgde de Eerste Wereldoorlog voor vertraging. Zodoende kon de eerste steen pas in 1930 worden gelegd.
Er kwamen betere sociale voorzieningen in Nederland. In 1929 werd de 55-urige werkweek ingevoerd. De diaconessengemeenschap wilde daar eerst niet aan meedoen. Men zag het als een inperking van de liefde-dienst. Aangezien de diaconessen niet in loondienst werkten, was men ook niet verplicht er aan mee te doen. Maar er werkten ook zusters in het Huis, die wel een opleiding genoten, maar zich niet bij de diaconessengemeenschap wilden aansluiten. Voor hen gold de 55-urige werkweek wel. Om geen ongelijkheid te scheppen werd besloten de wet vrijwillig te aanvaarden. Dientengevolge gingen in 1929 59 diaconessen en 40 proefzusters naar een 55-urige werkweek. Tegelijk werd het staatsexamen voor de ziekenverpleging ook voor de diaconessen ingevoerd.
In de villa aan de Amsterdamseweg woonden de diaconessen op zolderkamertjes. Naast het Diaconessenhuis aan de Van Lawick van Pabststraat werd een zusterhuis gebouwd. Dat is echter samen met het Diaconessenhuis in 1945 verloren gegaan.
De kracht van de gemeenschap der diaconessen werd in de oorlogsjaren sterk op de proef gesteld. De band tussen de zusters hield echter stand. Al vanaf de eerste dag van de oorlog (10 mei 1940) waren er Duitse soldaten in het Huis ondergebracht. Zij eisten dat de patiënten zouden worden weggebracht om ruimte te maken voor gewonden vanwege de gevechten op de Grebbeberg en later uit Rusland. Naast Duitse gewonden kregen de diaconessen ook veel Nederlandse gewonden te verplegen. Toen de gewonden weer vertrokken waren, werden de gewone patiënten weer terug gehaald. Ze konden echter niet allemaal geplaatst worden want de Duitsers zouden blijven tot september 1944. Daarom opende het Diaconessenhuis dependances in het St. Elisabeth's Gasthuis en het Gemeenteziekenhuis. Later, tijdens de slag om Arnhem, werden, omgekeerd, de patiënten uit het St. Elisabeth's Gasthuis en het Gemeenteziekenhuis naar het Diaconessenhuis overgebracht.
Op 24 september 1944 brachten de diaconessen, onder leiding van Jhr. van der Does als voorzitter van het Rode Kruis, de patiënten weg vanwege de evacuatie. De meesten gingen naar Otterlo, waar een noodziekenhuis werd ingericht in het Kröller-Müllermuseum. 150 patiënten bleven achter in Otterlo. Anderen, m.n. de ernstig zieken werden doorgestuurd naar Apeldoorn. De zusters raakten verspreid over een aantal kleine hulpziekenhuisjes.
Het personeel woonde niet in het museum maar in de dienstgebouwen van een nabijgelegen kasteel of op een oude boerderij. Iedere morgen werden zij met paard en wagen naar het museum gebracht.
3.03. De na-oorlogse jaren
3.04. Het nieuwe ziekenhuis
3.05. De medische staf
3.06. De relatie arts - patiënt
3.07. De directiestructuur
3.08. Het bestuur
3.09. Democratisering
3.10. Literatuur

Kenmerken

Datering:
1893 - 1988
Auteur:
P. Verkaik
Categorie:
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal