Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Heerlijkheid Wisch

0443 Heerlijkheid Wisch

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Auteursrechten en andere rechten
2. Openbaarheid en citeren
3. Verzamelinventaris
4. De heren van Wisch
0443 Heerlijkheid Wisch
Inleiding
4.
De heren van Wisch
Een kort overzicht van de geschiedenis der heeren van Wisch uit het met Ermgard van Wisch, gravin van Limburg Stirum, uitgestorven huis Wisch heeft Van Spaen gegeven in deel I zijner Inleiding tot de historie van Gelderland, blz. 358 vlg. Zijn genealogische gegevens zijn verbeterd door J. D. Wagner en wijlen jhr. mr. W. G. Feith in het maandblad van De Nederlandsche Leeuw, jaargang XLII (1921), kol. 71 vlg. Schrijver dezes heeft in de inventarisatie van dit archief een aanleiding gevonden om de geschiedenis van de heeren van Wisch en hunne heerlijkheid, in het bijzonder in de 13de en de 14de eeuw, aan een nader onderzoek te onderworpen. De uitkomsten daarvan zijn gepubliceerd in deel XXXIII van de 'Bijdragen en Mededeelingen der vereeniging Gelre. In deze inleiding en bij de bewerking van den inventaris is met die uitkomsten rekening gehouden.
De heeren van Wisch waren bannerheeren. Met dien titel werden in de latere middeleeuwen aangeduid eenige tot den hoogen adel behoorende heeren, die in de Statenvergaderingen den voorrang hadden boven de minder hoog geplaatste ridderschap. Men heeft hen wel als gelijken van den Gelderschen landsheer willen beschouwen en inderdaad hebben hunne gedragingen tegenover dien landsheer, o.a. het verzet tegen het heffen van schatting door dezen in hunne heerlijkheden, aanleiding gegeven voor die bewering. Toch wordt m.i. hunne positie daardoor niet in het juiste daglicht gesteld. Hoe dit zij, in geen geval kan de aanzienlijke plaats, die zij innamen, verklaard worden uit de belangrijkheid van de gebieden, waar zij heerlijke rechten uitoefenden. Dit geldt niet het minst van de heeren van Wisch, wier heerlijkheid vóór ca. 1330 slechts een klein gebied (oorspronkelijk waarschijnlijk een mark) bij het slot ter Borch omvatte. De namen "banner heerlijkheid" en "bannerij" en de voor Wisch gebruikelijke benaming "hoogheid" zijn eerst in de 17de eeuw in verband met de aanzienlijke maatschappelijke positie van de heeren in zwang gekomen, doch men leide er niet uit af, dat die heerlijkheden onafhankelijke staatjes geweest zijn in tegenstelling tot die, waaraan de bedoelde benamingen niet werden gegeven.
De bannerheeren van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen hebben in het kwartier van Zutphen het eerste lid van de Staten uitgemaakt, totdat verschillende omstandigheden, in het laatst der 16de en het begin der 17de eeuw, er toe geleid hebben, ze van dit tooneel af te voeren. *  De laatste, die als bannerheer werd verschreven, is geweest Joost graaf van Limburg Stirum, overleden in 1621. Hij was als graaf van Bronkhorst en heer van Wisch in de rechten van twee bannerheerlijke geslachten getreden.
Na het overlijden van Dirk heer van Wisch, dat omstreeks 1370 moet hebben plaats gevonden, noemden zich zijn zoon Henrik en diens oomzegger Dirk beiden heer van Wisch. Dirk was een zoon van Steven van Wisch, die de oudste broeder van Henrik, bovengenoemd, was geweest, doch die vermoedelijk vóór zijn vader overleden was. Sindsdien is de heerlijkheid altijd tweeheerig geweest. Het aandeel van Dirk is door zijn dochter Steven in het geslacht Homoet gekomen. Haar kleinzoon Henrik van Homoet verkocht het in 1486 aan Oswald graaf van den Bergh, *  wiens nakomelingen in het bezit van de halve heerlijkheid zijn gebleven, terwijl de andere helft aan het geslacht Wisch bleef behooren. De laatste wettige telg van dat geslacht, Ermgard van Wisch, heeft alle bezittingen van haar huis, alsmede de rijke erfenis van de Bronkhorsten van Borculo, ten gevolge van haar in 1539 gesloten huwelijk met Georg graaf van Limburg, heer van Stirum, overgebracht aan het geslacht Limburg Stirum.
Dat de titel bannerheer een persoonlijk karakter droeg, blijkt uit het feit, dat de splitsing van alle heerlijke rechten den heeren van half Wisch uit het geslacht Wisch niet heeft belet, dien titel zonder restrictie te voeren. Daarentegen hebben zij ten aanzien van de uitoefening hunner heerlijke rechten en het gezamenlijk bezit van goederen in en buiten de heerlijkheid Wisch op verschillende tijdstippen overeenkomsten gesloten met de heeren van de andere helft. Een overeenkomst van dien aard, in 1495 tusschen Johan heer van Wisch en Oswald graaf van den Bergh aangegaan, berust in het archief van het Huis Bergh. Bij dergelijke transacties zijn in lateren tijd de meeste goederen en tienden, die tot het gezamenlijke bezit behoorden, verdeeld, doch het recht van jurisdictie en andere heerlijke rechten zijn steeds onverdeeld gebleven, behoudens regelingen omtrent de uitoefening er van bij toerbeurten. Aan die tweeheerigheid herinnert nog thans het beheer van de z.g. Armenkorf te Terborg en het gasthuis te Silvolde, stichtingen van de heeren van Wisch, die van vóór de splitsing der heerlijkheid dagteekenen.
Het berust n.l. voor de helft bij de eigenaren van het Huis Wisch, voor de wederhelft bij die van het Huis Bergh. Oorspronkelijk hebben de beide heeren ieder een slot te Terborg gehad. Na de gedeeltelijke verwoesting van het Berghsche huis door Joachim van Wisch in 1529 hebben de graven van den Bergh er slechts een toren bezeten, die met het terrein van den voorburcht in den loop der 17de eeuw in handen van de eigenaars der wederhelft kwam. Wellicht is deze toren in het laatst van die eeuw door aanbouw aan het slot der Limburg Stirum's verbonden en vormt hij nog den Oostelijken hoektoren van het tegenwoordige huis Wisch, dat overigens niet ouder dan het midden der 17de eeuw schijnt te zijn. * 
De hoogheid Wisch omvatte de stad Terborg en de kerspelcn Varseveld en Silvolde. Terborg behoorde kerkelijk tot het bisdom Utrecht, Varseveld en Silvolde tot Munster. De laatstgenoemde kerspelen hebben oorspronkelijk deel uitgemaakt van het graafschap Loon. De vereeniging met Terborg dateert eerst van den tijd van Henrik van Wisch, die in 1315, toen zijn vader Steven nog heer van Wisch was, door den heer van Blankenberg met het gericht aldaar werd beleend (zie inventaris no. 13). Met het slot ter Borch zijn sinds 1502 de heeren Van Wisch uit het huis Wisch en hunne rechtverkrijgenden in de Geldersche leenkamer beleend. *  Daarnaast zijn het slot en de heerlijkheid van Terborg, alsmede (ten onrechte) de gerichten te Varseveld en Silvolde, ook als Geldersche leenen ten behoeve van de heeren van de andere helft beschouwd, sinds 1431. * 
Buiten hunne heerlijkheid hebben de heeren van Wisch van ouds belangrijke bezittingen gehad in de aangrenzende kerspelen Gendringen, Etten en Doetinchem en voorts op verschillende andere plaatsen in het Zutphensche kwartier. Te Doesburg bezaten zij een woonhuis, den hof van Wisch, terwijl zij voorts veel verblijf hielden op den Wildenborch bij Lochem. Die beide huizen zijn intusschen eerst na de splitsing verkregen door de heeren uit het geslacht Wisch; de heeren van de andere helft hebben er geen rechten op gehad. *  De eerste heer van Wisch, die den Wildenborch als Geldersch leen ontving, was Henrik, beleend in 1449. *  Sindsdien is dit goed met de Wissche helft der heerlijkheid Wisch tot 1701 in ééne hand gebleven, behalve in de jaren 1626-1636, toen het met Lichtenvoorde aan den ongehuwden graaf Willem Frederik van Limburg Stirum heeft behoord. Het is in 1701, tegelijk met Lichtenvoorde, verkocht aan Frederik baron van Heyden, heer van Bruch.
Tot den Wildenborch hebben een leenkamer, hoorige en keurmedige lieden en een groot aantal goederen en tienden behoord. Keizer Maximiliaan heeft er in 1499 heerlijke rechten aan verbonden, die in 1505 zijn uitgebreid over de kerspelen Vorden en Ruurlo. Van de uitoefening van die heerlijke rechten is echter niet veel gekomen sinds Johan van Wisch den Wildenborch in 1512 aan hertog Karel moest over geven. Een verzoek van Ermgard van Wisch om er in hersteld te worden, in 1564, is afgewezen. *  Intusschen zal men in het hier beschreven archief slechts enkele stukken vinden, die betrekking hebben op dit goed. Vermoedelijk is er een archief van overgedragen bij den verkoop in 1701, waarvan een klein overblijfsel is te vinden in het in 1924 aan het Rijk geschonken huisarchiefje van den Wildenborch.
Losser dan die tot de bovengenoemde goederen is de band tusschen Wisch en de heerlijkheid Lichtenvoorde geweest. De heerlijke rechten in het ambt Lichtenvoorde n.l. en het slot aldaar hebben van ouds aan de heeren van Borculo behoord en zijn door Ermgard van Wisch, gravin-weduwe van Limburg Stirum, als erfgename van Joost graaf van Bronkhorst, heer van Borculo, verkregen. Haar, kleinzoon Joost graaf van Limburg Stirum, die in 1621 overleed, scheidde het van Borculo door het met Wisch, dat hij in 1613 van zijn broeder Johan had geërfd, te vermaken aan zijn tweeden zoon Georg Ernst. Bij de boedelscheiding in 1626 werd dezen echter alleen Wisch toebedeeld, Lichtenvoorde (met den Wildenborch) aan den derden zoon Willem Frederik. Na diens kinderloos overlijden eerst is Georg Ernst heer van Lichtenvoorde geworden. Zijn dochter Maria Magdalena, weduwe van Hendrik graaf van Nassau Siegen, die de laatste vrouwe van Wisch uit het geslacht Limburg Stirum was, heeft, gelijk gezegd is, Lichtenvoorde in 1701 verkocht. Voor de weinige op die heerlijkheid betrekking hebbende stukken in dit archief is een afzonderlijke afdeeling van den inventaris ingericht naast die betreffende de eigenlijke Wissche goederen.
Hendrik graaf van Nassau, met wien Maria Magdalena in 1646 gehuwd was, was een kleinzoon van graaf Jan den Ouden. Hij stierf reeds in 1652, negen, jaar vóór zijn schoonvader, den heer van Wisch. Zij hebben tezamen 1707. Tot 1718 was de weduwe van haren zoon vorst Willem Maurits van Nassau, Ernestine Charlotte prinses van Nassau Dillenburg Schaumburg, vruchtgebruikster van Wisch. In dat jaar werden met de Wissche goederen beleend Albrecht Friedrich markgraaf van Brandenburg en prins in Pruisen en zijn echtgenoote Maria Dorothen hertogin van Courland. Maria Dorothea was de oudste kleindochter van Maria Magdalena, haar man een zoon uit het tweede huwelijk van den Grooten Keurvorst. Zij overleed in 1743 en werd in de heerlijkheid Wisch opgevolgd door haren oudsten zoon Carel prins in Pruisen. Deze verkocht huis en heerlijkheid en alle daartoe nog behoorende goederen in het Zutphensche kwartier in 1756 aan mr. Adriaan Steengracht, heer van Souburg, rentmeester-generaal in Zeeland Bewestenschelde. Mr. Steengracht ontdeed zich weder van zijn bezit in 1772 ten behoeve van het echtpaar Johan Herman Sigismund van Nagell, heer van Ampsen, en Maurice Constance le Leu de Wilhem. In de familie Van Nagell zijn huis en heerlijkheid Wisch gebleven tot aan den dood van mr. Constantijn Sigismund Willem Jacob baron van Nagell, kleinzoon van de echtelieden voornoemd, in 1849. Wisch is toen verkocht aan Johanna Philippina van Herzeele, weduwe van jhr. mr. François Pierre van Schuylenburch, heer van Bommenede. De tegenwoordige eigenaren, de na te melden schenkers van een belangrijk gedeelte van het archief, zijn hare achterkleinzonen.
5. Het archief

Kenmerken

Datering:
1315-1852
Auteur:
A.H. Martens van Sevenhoven
Categorie:
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal