23 Walraven van Broickhusen en van Werdenborch, heer tot Amerzooyen, verklaart na den dood van Arnt van Herlair, ridder, en in overeenstemming met diens laatsten wil Ot Pieck van Boesd, echtgenoot van Johan van Vianen, beleend te hebben met de helft van den broektiend onder Zuylichem, onder zekere voorwaarden betreffende de vererving van dezen tiend, waarover als leenmannen Arnt Pieck Meeus zoon en Dirck van Tuyll staan.
In den jair onss Heren dusent vierhondert drie ende tseventich dess Woensdages nae sunte Pouwels dach Conversio.
Oorspr. (Inv. no. 15); het zegel van den oorkonder is verloren.

22 Arnt van Herlair, ridder, verzoekt zijnen leenheer Walraven van Broechuysen en van Weerdenborch, heer tot Ameroeden, om de door hem in leen gehouden tienden onder Zuylichem na zijn dood in leen te willen geven voor de helft aan Joeste van Herlair en voor de andere helft aan zijn nicht Johan van Vyanen van Jairsvelt, wier erven het geheel weer zullen erven.
Gegeven int jair onss Heeren dusent vierhondert drie ende tseventich opten Dynsdage nae Dertiendach, in Nyewael.
Oorspr. (Inv. no. 19); met de geschonden zegels van Arnt van Herlair en van Walraven van Asperen en van Vuern in groene was.

25 Johan van Brakel Derycs zoon en Helmich Derixs zoon, schepenen in Suylichem, oorkonden, dat Gerit van Lair, overgedragen heeft aan den Heilige-Geestmeester aldaar de landen, bedoeld in den brief d.d. 1453 November 8 (Reg. no. 20), waardoor deze is gestoken.
Gegeven in den jayr onss Heren dusent vierhondert vier ende soeventich op den twelffsten dach in der maent, geheiten Meyde.
Oorspr. (Inv. no. 86); met het geschonden zegel van den tweeden oorkonder in groene was; dat van den eersten oorkonder is verloren.

21 Walraven van Broichusen en van Werdenborgh, heer tot Amerzoyen, verklaart heer Aert van Herlair, ridder, beleend te hebben met een tiend in Zulichom en bepaalt op diens verzoek, dat deze tiend na Aerts dood als lijftocht voor diens vrouw Aleyde zal blijven, waarover als leenmannen Henrick van der Hullen en Gerit de Koek Willems zoon staan.
Gegeven int jair onss Heren dusent vierhondert ende tsestich des Vrijdages na sente Mertijns dach Translatio.
Oorspr. (Inv. no. 15); het zegel van den oorkonder is verloren.