Het goed Klein Sweesselers behoort voor de helft toe aan Elijsabedt van Manen. Zij bezwaart het goed met een hypotheek van 500 gulden ten behoeve van Willem van Westevelt den Ouden. De hypotheek wordt op 3 december 1705 geroyeerd via een door Willem Westervelt getoonde kwitantie van betaling van 13 september 1705. Zie ook Nederwolt folio 1.

Een schepel bouwland gelegen in het ambt van Ede in de Betekamp, oost- en zuidwaarts Jan Gerritsen van de Weteringe, west- en noordwaarts Hendrick Jacobsen, toebehorend aan Geurt Cornelissen en zijn vrouw Jannitien Gijsberts, geven hun perceel in onderpand voor de tijd van zes jaar voor een bedrag van 100 gulden aan Gijsbert Gerritsen en zijn vrouw Caltien Gijsberts. Geurt Cornelissen en zijn vrouw Jantjen Gisbertsen verklaren op 23 januari 1688 geen eigendom meer te hebben op het land, maar het perceel voor de brand verkocht te hebben aan Gisbert Gerritsen, waarbij het verkoopbewijs verloren is gegaan bij de brand.

Philijps Hendericksz en zijn vrouw Dierckjen Wouters bezitten en wonen op drie vierde deel van een erf en goed, gelegen oost-, zuid- en westwaarts Aert Peelengoed en noordwaarts de straat en bezwaren hun perceel met een hypotheek van 108 gulden ten behoeve van de erfgenamen van dominee Huijbertus Lisselijus, in leven pastoor te Lunteren. De hypotheek is later geroyeerd op vertoon van de originele kwitantie van betaling.

Een huis, hof, boomgaard, kamp hooi- en weideland dat toebehoort aan Aert Peelen en zijn vrouw Jannetgen Jans, gelegen oostwaarts Toenis Melisz, westwaarts de dijk, genaamd de Estvelts Dijck, noordwaarts de straat, bezwaren hun perceel met een hypotheek van 100 gulden ten behoeve van Rudtger Jacobus van Liessel, kustos te Lunteren en zijn vrouw Merritgen Henricks. Op 10 juli 1675 wordt het perceel bezwaard met een tweede hypotheek van 100 gulden ten behoeve van de erfgenamen van dominee Huijbartus Lisselius, in leven predikant te Lunteren. Beide hypotheken worden geroyeerd op 2 december 1696 op vertoon van de originele kwitantie van betaling.