N.B. De landrentmeester-generaal, de opvolger van den hertogelijken landrentmeester, inde de batige sloten van de rekeningen der subalterne rentmeesters en van andere rekenplichtige ambtenaren en deed daarvan verschillende betalingen ten dienste van den landsheer, sinds 1581 van de Landschap. Vóór de oprichting van de Rekenkamer beheerde hij ook de domeinen in de Over- en Nederbetuwe, voor zoover niet verpand, die sindsdien onder het beheer van den Nymeegschen rentmeester zijn gesteld. Zie over dit rentambt ook de noot aan het hoofd van B, I in de 3de Afdeeling. Afgezien van de hierboven vermelde inkomsten en uitgaven van den landrentmeester-generaal zij er hier op gewezen, dat deze de domeingebouwen te Arnhem beheerde en de uitvoering en instandhouding van verschillende werken van algemeen nut bekostigde, waaromtrent men hier stukken zal aantreffen.
N.B. Bestekken tot de verbouwing van het jachthuis te Hoog Soeren ten behoeve van den prins van Oranje, met een teekening, 1677, alsmede opdrachtsbrief van het goed Hoog Soeren aan de Staten van Gelderland, 1682.
N.B. De landrentmeester-generaal, de opvolger van den hertogelijken landrentmeester, inde de batige sloten van de rekeningen der subalterne rentmeesters en van andere rekenplichtige ambtenaren en deed daarvan verschillende betalingen ten dienste van den landsheer, sinds 1581 van de Landschap. Vóór de oprichting van de Rekenkamer beheerde hij ook de domeinen in de Over- en Nederbetuwe, voor zoover niet verpand, die sindsdien onder het beheer van den Nymeegschen rentmeester zijn gesteld. Zie over dit rentambt ook de noot aan het hoofd van B, I in de 3de Afdeeling. Afgezien van de hierboven vermelde inkomsten en uitgaven van den landrentmeester-generaal zij er hier op gewezen, dat deze de domeingebouwen te Arnhem beheerde en de uitvoering en instandhouding van verschillende werken van algemeen nut bekostigde, waaromtrent men hier stukken zal aantreffen.
N.B. Bestekken tot de verbouwing van het jachthuis te Hoog Soeren ten behoeve van den prins van Oranje, met een teekening, 1677, alsmede opdrachtsbrief van het goed Hoog Soeren aan de Staten van Gelderland, 1682.