N.B. Dit rentambt omvatte alle domeinen op de Veluwe en in Veluwezoom voor zoover het beheer daarvan niet tot bijzondere rentambten of tot dat van den landrentmeester-generaal was gebracht. De laatstgenoemde beheerde verschillende gebouwen te Arnhem. Het rentambt Hattem en het z.g. korenambt van Veluwe zijn resp. in 1548 en 1549 bij dit rentambt gevoegd. In 1550 is een gedeelte van het beheer van den boschmeester er aan toegevoegd. Van 1550-1557 is het keurambt er mee vereenigd geweest. De Batenburgsche pandgoederen op de Veluwe behoorden er toe tot 1558, toen ze aan de pandhouders zijn teruggegeven. Na de lossing in 1683 is er een afzonderlijk rentambt van gemaakt, dat evenwel sinds 1701 door de rentmeesters van Veluwe is beheerd. Voor tynsen en erfpachten is een afzonderlijke afdeeling ingericht, omdat het beheer daarvan een bijzonder en zeer omvangrijk gedeelte van de taak van den rentmeester vormde. Over de domeinen onder dit rentambt raadplege men voorts de rapporten onder nos. 280 en 281.
N.B. De bedoelde tynsen en erfpachten zijn van verschillenden oorsprong. De meeste zijn betalingen, uit hoorige goederen verschuldigd, en betalingen voor het gebruik van woesten grond en water, die op de Veluwe tot het regaal van den landsheer gerekend werden. Wat de volgens hofrecht bezeten goederen aangaat, zie men ook de stukken betreffende het keurmeesterambt, w.o. de registratuur van desbetreffende akten. Op fol. 5 verso een "aanteekening van BELL, waaruit blijkt, dat de extrakten zijn verzameld om te bewijzen, dat de op fol, l-5, afgeschreven gemeene hofrechten op de Veluwe steeds zijn in acht genomen, zie toevoeging.
N.B. Deze liggers zijn door de rentmeesters opgesteld ten gebruike door de scholtissen, die deze inkomsten plachten te innen, en na het gebruik in de Rekenkamer gedeponeerd. De gegevens zijn ontleend aan de kohieren, beschreven onder no. 1287, terwijl verschillende tijdens het gebruik voorgekomen mutaties er in vermeld zijn. De ontvangsten zijn door jaartallen in margine aangegeven. De boeken hebben betrekking op goederen onder Ede, Ermelo, Doornspijk, Heerde, Epe, Apeldoorn, Voorst, Brummen en Rheden; de onder Barneveld, Nykerk en Putten verschuldigde heerenguldens zoeke men in de boeken van het rentambt der Batenburgsche pandgoederen.
N.B. Dit rentambt omvatte alle domeinen op de Veluwe en in Veluwezoom voor zoover het beheer daarvan niet tot bijzondere rentambten of tot dat van den landrentmeester-generaal was gebracht. De laatstgenoemde beheerde verschillende gebouwen te Arnhem. Het rentambt Hattem en het z.g. korenambt van Veluwe zijn resp. in 1548 en 1549 bij dit rentambt gevoegd. In 1550 is een gedeelte van het beheer van den boschmeester er aan toegevoegd. Van 1550-1557 is het keurambt er mee vereenigd geweest. De Batenburgsche pandgoederen op de Veluwe behoorden er toe tot 1558, toen ze aan de pandhouders zijn teruggegeven. Na de lossing in 1683 is er een afzonderlijk rentambt van gemaakt, dat evenwel sinds 1701 door de rentmeesters van Veluwe is beheerd. Voor tynsen en erfpachten is een afzonderlijke afdeeling ingericht, omdat het beheer daarvan een bijzonder en zeer omvangrijk gedeelte van de taak van den rentmeester vormde. Over de domeinen onder dit rentambt raadplege men voorts de rapporten onder nos. 280 en 281.
N.B. De bedoelde tynsen en erfpachten zijn van verschillenden oorsprong. De meeste zijn betalingen, uit hoorige goederen verschuldigd, en betalingen voor het gebruik van woesten grond en water, die op de Veluwe tot het regaal van den landsheer gerekend werden. Wat de volgens hofrecht bezeten goederen aangaat, zie men ook de stukken betreffende het keurmeesterambt, w.o. de registratuur van desbetreffende akten. Op fol. 5 verso een "aanteekening van BELL, waaruit blijkt, dat de extrakten zijn verzameld om te bewijzen, dat de op fol, l-5, afgeschreven gemeene hofrechten op de Veluwe steeds zijn in acht genomen, zie toevoeging.
Liggers van de heerenguldens, onder het rentambt Veluwe verschuldigd, 1625-1781. 5 delen
N.B. Deze liggers zijn door de rentmeesters opgesteld ten gebruike door de scholtissen, die deze inkomsten plachten te innen, en na het gebruik in de Rekenkamer gedeponeerd. De gegevens zijn ontleend aan de kohieren, beschreven onder no. 1287, terwijl verschillende tijdens het gebruik voorgekomen mutaties er in vermeld zijn. De ontvangsten zijn door jaartallen in margine aangegeven. De boeken hebben betrekking op goederen onder Ede, Ermelo, Doornspijk, Heerde, Epe, Apeldoorn, Voorst, Brummen en Rheden; de onder Barneveld, Nykerk en Putten verschuldigde heerenguldens zoeke men in de boeken van het rentambt der Batenburgsche pandgoederen.