Aris Jochumsen, jongeman, verkoopt aan Henrick Gerritsen en zijn vrouw Saartjen Aartsen, voor 46 gulden, een halve schepel bouwland gelegen op Veluwen in het ambt van Ede, kerspel Bennecum aan het pad.

Gerritjen Cornelissen, weduwe van Teunis van Beek, geassisteerd met haar voogd Wouter van Leeuwen, koster tot Bennekum, maakt thuis bij scholtis Henrick Otters haar testament op en schenkt vooruit aan haar zussen Naleken Cornelissen, gehuwd met Gerrit van Galen en Evertjen Cornelissen, gehuwd met Hendrik Bos en aan Betjen Wouters, dochter van haar broer Wouter Cornelissen, ieder 83 gulden, alsmede aan alle drie haar kleding, bij vooroverlijden nemen de kinderen de plaats in van hun moeder, de schenking aan Betjen Woutersen zal als zij geen kinderen nalaat, overgaan op Naleken en Evertjen Cornelissen, voorts benoemt zij Gerritjen Cornelissen als enig erfgenaam van de goederen zoals geld, goud, zilver gemunt en ongemunt, huisraad, obligaties, actiën en kredieten. Haar stiefzoon Jan van Beek wordt benoemd tot enig erfgenaam van alle resterende goederen en bij vooroverlijden zijn kinderen, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, met de verplichting de schenkingen en de kleren aan haar zussen af te geven binnen zes weken na het overlijden van Gerritjen, alsmede haar een fatsoenlijke begrafenis te bezorgen en de begrafeniskosten te betalen.

Henrick Janssen Boomcamp en zijn vrouw Annetjen Janssen verkopen aan Rut Lubbersen en zijn vrouw Aertjen Barruwen, voor 300 gulden, een molder bouwland gelegen in het ambt van Ede, kerspel Bennecum in de Bovenste Camp, oostwaarts Van Ruijven, westwaarts Jeruphaesengat, zuidwaarts Gerrit Backer en noordwaarts Claas Willemsen.

Gerrit Rutgers en zijn vrouw Hendrina Henricksen verkopen aan Willem Janssen Veenbrink en zijn vrouw Grietjen Gijsberts, voor 100 gulden, een half molder bouwland gelegen op Veluwen in het ambt van Ede, kerspel Bennecum, oostwaarts de heer van Heuclum en west-, zuid- en noordwaarts Jan Haalboom.