Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Klooster Bethlehem bij Doetinchem

0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0314   Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van het archief en de inventarisatie
3. De huidige toegang
4. Literatuur
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden
Inventaris
1. Algemeen
2. Akten en brieven
N.B. Hierbij ook enkele andere soorten stukken. Het gaat hier om de door Sloet genummerde stukken, voorzover fysiek aanwezig (in ieder geval in de tijd van Sloet) en niet alleen als afschrifit in het cartularium.
3. Financieel beheer en goederenbeheer
4. Overige stukken
5. Regesten
N.B. Alle door Sloet genummerde stukken, deels alleen in afschrift in het cartularium, plus enkele ongenummerde verwijzingen.
5.01. 1200-1300
5.02. 1301-1350
5.03. 1351-1375
5.04. 1376-1400
278 Rudolf van Dotinchem, thesaurier der kerk van St. Pieter te Utrecht, inlassende het bevelschrift van paus Gregorius van den 19 oktober 1373, nevens de volmagt op hem verleend door den deken der kerk van St. Martinus te Emmerik den 22 november 1376, beiden door den proost van Bethlehem hem aangeboden, beveelt op de klagten door den syndicus van Bethlehem ingebragt tegen Arnold, zoon van wijlen Goswinus van Guterswich, ridder, Willem van den Eger, Johan van Holthuis en verscheiden anderen die in 1375 en 1376 met vijandelijk geweld op de personen en bezittingen van het klooster aangevallen, paarden, horenvee en andere goederen weggeroofd, huizen en schuren verbrand en vernield hadden, en met nog meer brand, roof en verwoesting dreigden, terwijl wereldlijke heeren, ridders en bevelhebbers van sloten het geroofde ophielden en aan de boosdoeners bescherming verleenden, dat zij het binnen dertig dagen teruggeven, aan het convent voldoening verschaffen en zich van verderen moedwil onthouden enz.
0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inventaris
5. Regesten
N.B. Alle door Sloet genummerde stukken, deels alleen in afschrift in het cartularium, plus enkele ongenummerde verwijzingen.
5.04. 1376-1400
278
Rudolf van Dotinchem, thesaurier der kerk van St. Pieter te Utrecht, inlassende het bevelschrift van paus Gregorius van den 19 oktober 1373, nevens de volmagt op hem verleend door den deken der kerk van St. Martinus te Emmerik den 22 november 1376, beiden door den proost van Bethlehem hem aangeboden, beveelt op de klagten door den syndicus van Bethlehem ingebragt tegen Arnold, zoon van wijlen Goswinus van Guterswich, ridder, Willem van den Eger, Johan van Holthuis en verscheiden anderen die in 1375 en 1376 met vijandelijk geweld op de personen en bezittingen van het klooster aangevallen, paarden, horenvee en andere goederen weggeroofd, huizen en schuren verbrand en vernield hadden, en met nog meer brand, roof en verwoesting dreigden, terwijl wereldlijke heeren, ridders en bevelhebbers van sloten het geroofde ophielden en aan de boosdoeners bescherming verleenden, dat zij het binnen dertig dagen teruggeven, aan het convent voldoening verschaffen en zich van verderen moedwil onthouden enz.
Datering:
1377 januari 9 (Anno domini millesimo CCCLXX septimo nona die mensis januari)
NB:
Het inventarisnummer is gelijk aan het regestnummer.
Toegangsnummer:
0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem
laatste wijziging 06-10-2011
279 Henrik, heer van Wisch, Knaap, geeft aan het klooster van Belhem zijne grove en smalle tienden te Gerner in het kerspel van Doetinchem in ruil tegen grove en smalle tienden in het kerspel Silvolden
280 Wolter en Willem van den Holte, gebroeders, dat zij en erfgenamen geen recht hebben op het land geheten Wesenthorster land in Zelhem, maar dat het land is en blijft van Bethlehem
281A Engelbertus de Else, Conradus de Embrica, kanunniken, Hermannus Crappe, vicaris van de kerk van Keppel, priesters, maken als executeurs testamentair bekend, dat wijlen heer Zielekinus de Boecholt, cureit van de kerk van Etten, de helft van het goed Nyenhove in de parochie van Hummen (= Hummelo) bestemd heeft tot onderhoud van een priester, die dienst zal doen op het altaar van St. Katherina, maagd, in de kerk van Dotinchem, onder bepaling, dat de proost van Beleheem collator zal zijn
281B Arnoldus de Huern, bisschop van Traiectum, bevestigt de schenking, gedaan door de executeurs testamentair van wijlen heer Selekinus de Boecholt, cureit van de parochiekerk van Etten, tot onderhoud van een priester aan het altaar van de H. Maagd Maria en St. Katherina, maagd, in de parochiekerk van Dotinchem, vermeld in de brief d.d. 1379 maart 6 (reg.no. 281a), waardoor deze gestoken is
281C De officiaal van de curie te Traiectum beveelt aan de priesters in Dotinchem, om Everardus ten Have, priester, in te leiden in het bezit van het beneficie, vermeld in de brieven d.d.1379 maart 6 en mei 14 (reg.nos. 281a en b), waardoor deze gestoken is
282 Wolter die Rode van Heker Everts zoon, richter te Doetinchem, getuigt dat Gerloch van Westerhoeve en zijne vrouw afstand gedaan hebben van hun regt op het goed Westerhoeve
283 Paus Urbanus VI magtigt de deken der kerk te Emmerik om diegenen welke aan het convent van Bethlehem aan de kloosterlingen en aan de goederen en inkomsten der kloosters geweld hadden aangedaan en deswege onder het banvonnis lagen na den proost en het convent gehoord te hebben daarvan te ontslaan
284 Schepenen van Doetinchem, Johan Doppeken en Johan Alarts, en richter Doetinchem, Coenraet Daier, dat Lutgart Cnapeheynen en momber Swedere de Duyst verklaarden dat zij geen erfrecht had op het stuk land dat her Arnt, kerkheer, tot eertijds kocht van Ingram den Dreier in zijn kamp gelegen in den Podelen vene bij de Ykenberg, zou ze enig erfrecht hebben dan verteeg ze voor den heren pitancie van Bethlehem
285 Schepenen tho Duttinchem en Coenraet Dayen, richter in het kerspel van Duttinchem, oorkonden, dat heer Rolof van der Moelen, priester, verklaard heeft, dat de rente van 1 oud schild 's jaars, gaande uit de Blomendaelre maar te Dichtere en een stuk land in den Velde te Duttinchem, welke heer Herman van der Moelen overgedragen had ten behoeve van de presencie en van de kosterij te Belhem, voortaan betaald zal worden uit de Blomendaelre maat en alle hoven, welke hij bezit tussen Gerloch Pollerskamp en de stadsgracht
285.01 Gheryt van Berentfelde en Alard van der Hape, huwelijkslieden van wege de heer van Vorst, verklaren, dat in de kamer van de proost te Belheym de huwelijksvoorwaarden zijn vastgesteld tussen Angnese, dochter van de heer van Vorst, en Stheven, oudste zoon van de heer van Wissche
286 Schepenen te Doetinchem getuigen de opdragt van twee pond gelds jaarlijks uit een huis aldaar ten behoeve van het kapittel van Belheem
287 Steven van Helberghen, Henric van Helberghen Henricsoen en Henric van Helberghen Diderixsoen, dat ze verkochten her Johanne, proost Bethlehem, voor Bethlehem Heman de Greve, Eimegaerde, Wendelmoede zijn dochters en Johan zoon van Griete die Hermans dochter plicht te wezen, tot eigen volschuldig recht waarin ze hen en hun voorouders gehoord hadden
288 Johan van Haghen, richter Doetinchem, lude Ebbert van Broechusen en Johan Aellerts, dat Sweder to Lintsberghe bekent dat hij en erfgenamen den grave ende die vorachte moest houden en verwaren die gelegen is ende gheer tusschen Sweders slaghen voerscreven ende des cloesters van Beelheem ende legher biden Coninxcamp, en verder al degenen die des voerscreven Sweders slaghe zullen bezitten en gebruiken, voor eeuwig. Verder dat hij aan godshuis en klooster Belheem schuldig is 1 scepel winterrogge Doetinchemmermaat te betalen op St. Maarten, van enen stuk land gelegen biden Loe Bilanch der straten, geheten de Wyerachker
289 Willem, des Keijsers soen, van Bruechusen verklaart dat Gherd de Cremer en Dideric, zoon van Gherd, de jaarrente van 1 pond uit zijn huis in de Haemburger straat verkocht hebben aan Agnese, vrouwe van Wisch
290 Aelbert Paedze van Heynoerde en zijn zuster Mechteld verpanden een stuk lands bij der Holte voor 20 oude schilden aan Herman van der Kokene
291 Wolter, heer van Voorst en Keppel, knaap, getuigt dat Arend van Zinderen een stuk lands behoorende tot het goed Veerhusen heeft verkocht aan het godshuis in Beelhem
291* Johan die Mey, richter te Doeseborch, oorkondt, dat Aleid, Reyner Kerstans weduwe, geschonken en overgedragen heeft aan de pastoor en de gezamenlijke priesters van de kerk van Keppel een rente van 1 pond pachtgeld 's jaars, gaande uit het halve veldslag van Henric Winterpol
292 Henrik, heer van Wisch, knaap, getuigt dat zijn broeder Derk van Wisch hem opgedragen heeft het goed te Gelren in de buurschap Ysenvoerde hetwelk hij van hem in broederscheiding te leen plagt te houden en zulks ten behoeve van het godshuis te Beelhem als een erfelijk tijnsgoed waarvoor dit godshuis betaald had eene som gelds die door Agnes van Wisch, moeder van heer Henrik, voor hare ziel, voor de ziel van Berend en Steven van Wisch, aan hetzelve geschonken was. Getuigen zijn Reiner ten Hulst en Claas van Millingen
293 Schepenen van Doetinchem, Johan Alarts en Werner dy Hase, dat Johan Vockinc en Lisabet, zijn echtgenote, kinderen Jutte en Daem verkochten aan vrouw Hese van Wisch 1 antiqua schild uit hun huis en hofstede binnen Doetinchem en een stuk in der Pramen groot 3 sch. roggeland en hun haven buiten de Hesenpoort tussen Gerd van Zilvolde en Gerd up den Kampe, op Petri ad Cathedram. Deze som mag jaarlijks gelost worden in den kerspel Doetinchem of kerspel Etten, waar de vrouwe verblijft, door 1 antiqua schild te kopen om te verleggen
294 De proost en het kapittel van Bethlehem ten eener en richter en schepenen en raden der stad Zutphen ter andere zijde onderwerpen hunnen geschillen over drie molder rogge jaarlijks gaande uit de watermolens te Zutphen, aan de uitspraak van Rodolfus van de Molen, priester secretaris der stad Doetinchem, en Gerlach Kempink, ontvanger des hertogs van Gelre, in het graafschap Zutphen
295 Berend van Ghyse, cureet der kerken in den Nygen Bruke, provisor en officiael van de bisschop van Utrecht, getuigt dat Johan, proost te Bethlehem, voor de synode in de kerk van Dotinchem kwam om een oordeel of waar te vragen over de tienden hoog en laag, grof en smal van hofsteden en gaarden van Bethlehem. Luden uit Gerner zaaiden lijnzaad, oliezaad, raapzaad en hennepzaad in deze hofsteden en gaarden. Johan vraagt of deze luden hem en Bethlehem tiend daarvan schuldig zijn, ook of deze leden tiendplichtig zijn waar ze varkens brengen. Reyner Mouwen oordeelt voor recht dat lude die de have hielden proost en Bethlehem tienden zouden geven van vlas, raapzaad, oliezaad en hennepzaad in de tiendplichtige haven, tenzij ze konden bewijzen dat Bethlehem geen rechten erop had. De niet eerder vertiende varkens mag men vertienden
296 Johan dye Mey, richter te Doeseborch, oorkondt, dat Rotard Wyrre verkocht en overgedragen heeft aan Styne, echtgenote van Clawes van Millingen, twee akkers, gelegen op Dickenhorst in het kerspel van Doeseborch
297 Willem van Gulich, hertog van Gelre, oorkondt dat Albert Paedze, zijn man en getrouwe, uit zijn leen, geheten die Hofstede, wilde verkopen aan Bethlehem voor erftijnsgoed 13 morgen land in Hummelo, namelijk 10 morgen op de Ruwenoerde en 3 bij de Huete geheten Tynsmaete. De erftijns op het goed, jaarlijks 1 zwarte Brabantsche penning, dient op de hof te Hengelo te worden betaald, als hij van de andere erftijnsgoederen neemt
298 Roelof van Holthusen en zijne vrouw Beerte doen afstand van hun recht op zekere 13 morgen lands op den Ruwenoerde en bi der Huyte, door Albert Paedze van Heijnoerde aan het kapittel van Belheem verkocht
299 Johan die Mey, richter te Hummelo, getuigt dat Albert Paedze van Heijnorde en zijne zuster Mechteld tien morgen lands op Ruwenoerde en drie morgen bi der Huyte ten behoeve van het godshuis te Belheem opgedragen hebben
300 Albert Paedze als een zakewaelt, Wolter die Rode van Hekeren, Everts zoon, Dideric van der Haep, Ghisebert van Bruechusen en Egbert van Bruechusen getuigen dat de proost en het godshuis van Bethlehem 13 morgen land van Albert Paedze heeft gekocht
301 Wolter die Rode van Hekeren, Everts zoon, Egbert van Bruechusen, Herman die Gruter schelden kwijt de bezitting (verpanding?) gedaan met de hertog aan 13 morgen lands, namelijk 10 op de Ruwenoerde en 3 bij der Huyte, die Albert Paedze van Heijnoerde en zijn zuster Mechteld verkocht hebben aan de proost en het godshuis van Bethlehem.
302 Willem van Gulich, hertog van Gelre, bekent van het godshuis Belheem te leen ontvangen te hebben 90 oude schilden om te dienen voor de onkosten van het beleg van het huis te Gennep
303 Tienden van kotsteden in land Bergh
304 1 antiqua scudeto domus Rudolphi van der Molen
305 Florentius, bisschop van Utrecht, bevestigt de verkiezing van Theodericus de Bremler tot proost van Bethlehem, in plaats van wijlen Johan Colve door den prior en het convent daartoe verkozen
306 Adolf, graaf van Kleef, vrijdt het goed Haskenkamp en het kerspel van Zedem van den leenpligt ten behoeve van het godshuis te Beelheim aan hetwelk het door Reinold van Aeswijn verkocht was
307 Schepenen van Doetinchem verklaren dat Aelheyt Myngeren een oud gulden schild jaarlijks uit een huis aldaar heeft opgedragen ten behoeve van den proost te Bethlehem. Getuigen zijn Wolter die Roden van Hekeren, Evertszoon, en Werner die Haze
308 Schepenen van Doetinchem, Wolter de Rode van Hekeren Evertszoon en Werner de Haze, maken bekend dat Ingeram en Rolof, broeders, kinderen van Aleyde Mynghen, met Dirc ter Haert en Everd Myngen als borgen beloven dat Everd als hij mondig is en zij ertoe gemaand worden ook vertyen zal op de aelden guldenen scilt
309 Willem, heer van den Berge en van Byland, ridder, getuigt dat Reinold van Asuen en zijne zonen Johan en Reinold het goed Haskenkampe en het goed ten Bome ten behoeve van het godshuis te Belheem hebben opgedragen
310 Reinold van Aeswijn en Johan en Reinolt zijne zonen doen, voor Elze van Holsten, abdisse te Elten, en haren ambtman, ten behoeve van het goed ten Boem gelegen te Braemt in het kerspel Zedem, tijnsplichtig aan de abdij te Elten
311 Reynolt van Aeswijn, zoons Johan en Reynolt, verkochten aan Bethlehem het goed Haskenkamp voor vrij eigen erve en het goed ten Bome voor tijnsgoed van de vrouwe van Elten met 5 oude groten op St. Maarten in de hof te Sonderwijc, beide gelegen in Braemt
312 Reynolt van Aeswijn, zoons Johan en Reynolt, verkochten aan Bethlehem de hofstede Nyelbens, hofstede met de Kempken en 6 schepel saitlants in Braemt, gelegen tussen de andere goederen die ze Bethlehem hebben verkocht, Haskenkamp en ten Boom
313 Wolter van den Holtem dat hij en zijn erfgenamen geen recht hebben op het land geheten Wesenthorster lant of Wesenthorster acker gelegen in Zelhem tussen Reyner Obekincs land en Weembinc Wech, en dat hij het land hebben en bezitten zal zolang hij leeft en niet langer
314 Erfwissel waarbij aan den proost van Bethlehem een stuk lands op het Bollertzvoert, langs jonferen Elten en huis van Veerhusen, toegekend wordt
315 Paus Bonifacius ontslaat, onder zekere voorwaarden, den proost en het convent van Bethlehem van de verplichting om, in gevolge het voorschrift van zijnen voorganger Urbanus VI in het jaar 1390 de hoofdkerken te Rome te komen bezoeken
316 Theodericus, proost van het klooster te Bethlehem, en der huizen te Utrecht en te Zwolle van de Augustijner orde, maakt bepalingen aangaande de wijze gewelke voortaan in het onderhoud der hoeders zou voorzien worden
317 Schepenen te Doetinchem, Evert Broeskens zoon van Buren en Werder die Haze, getuigen dat Aernt Colve heeft opgedragen aan Johan van Wyterhorst, ten behoeve van het convent van Belheim, een schild jaarlijks gaande uit een huis in de Homburgerstraat aldaar
318 Frank van der Huete, richter te Doetinchem, verklaart dat Eibert van Broychusen het goed te Nusler in de buurschap Ysenvorde verkocht hebben aan het godshuis van Belheem
318* Schepenen te Dotinchem, Egbert van Broechusen en Gysebrecht van Broechusen, oorkonden, dat Evert van Wele en Duerborch, zijn echtgenote, afstand hebben gedaan van een rente van 1 pond 's jaars, gaande uit het huis van Claeus Fickerant in de Hesenstrate, ten behoeve van Dirric Selebrant, die er vervolgens weder afstand van gedaan heeft ten behoeve van Gerrit Nybbolts
319 Diderick, proost Bethlehem, dat Wycholt Essekynck en Fie, zijn echtgenote, opdroegen en vertegen aan hem het hele goed tot Ockelenborch en dat hij het beleende en uitdeed met deze overeenkomst als erftijnsguet aan Johan Wyltinck en Lunme, zijn echtgenote, te vertijnzen met 4 oude konings tornooisen aan Bethlehem op St. Maarten
320 Elze van Holtzaten, abdis te Elten, getuigt dat Ecbert van Broekhuysen en zijne vrouw Ida het goed Nusler te Ysenvoerde in het kerspel Doetinchem als een erfelijk tijnsgoed aan haar tijnsplichtig hebben opgedragen ten behoeve van het godshuis te Belheem. Getuigen zijn Frederik van den Berghe en Henr. van Zancten
321 Ecbert van Broechusen getuigt het goed Nusler te Ysenvorde verkocht te hebben aan de proost en het convent van het godshuis te Belheem
322 Eckbert van Broeckhusen bekent ontvangen te hebben van den proost te Belheem 530 gulden voor het goed te Nusler
323 Wolter Scerping, richter Dotynchem, lude Arnd Colve, Henric die Vallic en Arnd de Becker, dat Gerd ten Dustercamp en echtgenote Ghese verkochten aan kosterij Bethlehem 1 molder roggenlands in der Laer tussen Gherner en ter Borch voor tijnsgoed aan proost Bethlehem en eruit gingen
324 Gheryd Negel en Maes Diever, schepenen te Dozeborch, oorkonden, dat heer Adriaen van der Meer, commandeur en cureit aldaar en broeder der Duetscher oerden, met toestemming van de landcommendeur te Utrecht verkocht en overgedragen heeft aan Claus van Millingen 2½ schepel rogge en 1 molder koren min ½ spint 's jaars, welke deze laatste aan de orde verschuldigd was uit zijn akkers op de Dyckenhurst van schepeltiend
325 Refirmatio privilegiorum nothorum per Fredericum episcopum Traiectem
326 Wolter Scherpenborgh, richter Dotinchem, lude Lambert Sculten zone en Johan Bolte, dat Johan Willembeyst Nersen soen en echtgenote Styne, kinderen Bernt, Aleit verkochten Bethlehem 1 molder roglands in der Laer tussen Gherner en ter Borch voor tijnsgoed aan proost Bethlehem en eruit gingen
327 Schepenen van Doetinchem getuigen de opdragt eener jaarlijksche rente van een oud gulden schild uit een huis aldaar ten behoeve van Arend Colven
328 Herman Wedegens, richter, Gheryt van der Wilten, Philips van der Lewen, Dideric van Eerde, Willem then Muyshael, Steven Kael, schepenen van Emmerik, dat Henric Bitter in erfpacht ontving van proost en Bethlehem een huis en hofstede bij der Visscher oerde? naast Henneken Duden en naast Aelbert Voyke, q. van Aernd Clurync en Aleyd, zijn echtgenote, vererfd op her Lamberd Clurync, kanonik Bethlehem, hun zoon en het klooster van Lamberds wegen, voor een erfpacht van 2 antiqua schilden op Petri ad cathedram, op straf van peinding
329 Henrik Bitter verklaart, voor richter en schepenen van Emmerik, een huis en hofstad aldaar van het kapittel van Bethlehem in erfpacht genomen te hebben
330 Frederik, bisschop van Utrecht, maakt bij rade van zijn vriend Hupertus, bisschop van Ypnsen, Everhardus Foeck deken van St. Salvator, Giselbertus Vuestenincke en Johan van Arnhem, kanoniken, bepalingen aangaande de kleeding der reguliere kanoniken van Bethlehem van Zwolle en van het convent te Utrecht, terwijl hij daarbij het dragen van tabberden ten strengste verbiedt
331 Paus Bonifacius bekrachtigd hebbende de vereeniging der kloosters van St. Maria te Windesem en te Lemsten van Marienborn bij Arnhem en van het nieuwe licht (noodleen) bij Hoern tot een generaal kapittel waarvan de prior te Windesheim het hoofd zou zijn, en aan welk kapittel ook andere kloosters van de Augustijner orde zich zouden kunnen aansluiten, ontheft het convent te Zwolle van de heerschappij en het toezigt tot dusverre door het kapittel te Bethlehem daarover uitgeoefend en vergunt dat het zich onderwerpt aan het voornoemd generaal kapittel en dezelfde regten en vrijheden als de vier genoemde klossters genieten
332 Gheryd Rovetassche en Roelof van Zinderen dat Mechtelt, echtgenoot van Roelof en dochter Jutte verzoeken aan Henrik van den Toerne, richter Wisch, de overeenkomst te bezegelen en afstand door Rolof met al zijn broers en zusters van drie kampen land, namelijk de Schoetkamp, de Dwerkskamp en de Broylskamp, gelegen in het kerspel van Versevelde, gekocht door proost voor Bethlehem. Mechtelt en Jutte doen afstand van de kampen en op verzoek van hun bieder dochters zegelen Gheryd en Roelof, omdat die geen van twee "om lijves roeden" in de heerschap van Wisch konden vertien
333 Henric van der Toerne, richter Wisch, dat Egbert van Bruechusen en jonfer Yde van Zynderen en jonfer Mechtelt Zyberdinghes Yden zuster en Wolter en Arnt van Zynderen, gebroeders en Rolof van Zynderen en Mechtelt, zijn echtgenote, en zijn dochter Jutte verkochten aan Bethlehem de drie kampen land, geheten de Schoetkamp, de Dwerkskamp en de Broylskamp, gelegen in het kerspel van Versevelde bij goed Buysvelde
334 Schepenen van Doetinchem, Egbert van Broechusen en Gosen Pollert, dat Johan Meybergen soen en Ghese, zijn echtgenote, verkochten Arnde Colven 1 antiqua schild uit hun huis en hofstede in de Hombergher straat, tussen huis Gherit die Dyemer en de halve hofstede die placht Johan die Wilde toe te horen, te betalen vanaf St. Maarten volgend jaar, op straf peinding op alle roerend en onroerend goed
334* Henrich van den Toerne, richter van wege de jonkers van Wyssche in het kerspel Versevelde, oorkondt, dat Willem van Linteloe en Derk en Willem, zijn zoons overgedragen hebben aan Derk Smedes en Wessel ten Haken de Rensynch maet en een waar in den Entynch broke uit het goed te Rensynch
335 De deken der kerk van St. Martinus te Munster, beveelt, uit kracht van een bevelschrift van paus Bonifacius IX van den 16 mei 1395 (XVII Kal. Junii pontificatus nostri anno sexto) hen die het klooster Bethlehem geweld hadden aangedaan of de geroofde goederen onder zich behielden te noodzaken om die binnen veertien dagen terug te geven, zich van verdere wanbedrijven te onthouden en aan het Sticht genoegdoening te verschaffen
336A Paus Bonifacius herroept en doet teniet, op verzoek van Willem hertog van Gelre en Gulich, den brief waarbij hij het convent te Zwolle van de heerschappij en het toezigt daarover door het kapittel te Bethlehem uitgeoefend ontheven ende onderwerping daarvan aan een generaal kapittel onder den prior van Windesheim toegestaan had
336B Paus Bonifacius herroept en doet teniet, op verzoek van Willem hertog van Gelre en Gulich, den brief waarbij hij het convent te Zwolle van de heerschappij en het toezigt daarover door het kapittel te Bethlehem uitgeoefend ontheven ende onderwerping daarvan aan een generaal kapittel onder den prior van Windesheim toegestaan had
337 Paus Bonifacius machtigt de dekenen van St. Maria te Keulen en van St. Martinus te Emmerik om diegenen welke door zijnen voorganger, paus Gregorius XI, om geweld aan het klooster te Bethlehem, aan de kloosterlingen en aan de goederen en inkomsten des kloosters gepleegt, in den ban gedaan waren, na door prior en het convent gehoord te hebben, daarvan te ontslaan
338 Census de Oy in het kerspel van Hummel
339 Processus executorem super revocatiorem exemptionis (bisdom Utrecht)
340 Conradus de Slyngland protesteert, uit naam van het Augustijner klooster te Zwolle, tegen de handelingen van den proost en het convent van Bethlehem, ter zake van de visitatie
341 Conradus de Slyngland protesteert, uit naam van het Augustijner klooster te Zwolle, tegen de handelingen van den proost en het convent van Bethlehem, ter zake van de visitatie
342 Notariële acte, waarbij Johannes, proost van Emmerik, executeur van een pauselijk mandaat in een geschil tussen klooster Bethlehem en convent Zwolle, wegens interventie van bisschop van de Utrecht en de hertog van Gelre, zijn executeurschap weerlegt en overdraagt aan zijn mede-executeurs
343 Processus secundi executoris datus in processus dyoc. Monasteriense contra exemptionem Zwollensem
344 Instrumentum cum executionis processus secundi executoris et citacionis contra Zwollensem tracte ratione exemptionis
345 Oelricus de Tyver, Thidericus Gherards zoon van Keppel, en andere kloosterlingen te Zwolle beloven van waarde te zullen houden wat door hunne prior Johan Beeken met den proost en het convent van Bethlehem onderhandeld was
346 De prior en reguliere kanoniken van het klooster te Zwolle verklaren voor den notaris Arnoldus Schurman dat zij, berustende in de beschikking van den apostolischen stoel, zich opnieuw onderwerpen aan het convent van Bethlehem, aan hetzelve het regt toekennen dat het vroeger had uitgeoefend en afzien van alle bewering welke daarmede strijdig zou kunnen zij
347 Daem van de Watere, richter te Doesborch, getuigt dat Warner te Have beloofd heeft aan het godshuis van Belheem gedurende achttien jaren jaarlijks te betalen 74 malder winterrogge Doesberger maat en 8 pond gelds uit het goed Winterpol en uit de tienden te Dreempt
348 De censibus quod Belheem tenetior annuatium persolvere + overzicht van inkomsten uit tijnzen
349 Fraternites beate Marie in Doetinchem
350 Aernt en Lambert van der Holst, broers, beloven Derick die Guse, waren van het gudeken Compelwick te zijn, gelegen in Braamt en door hem gekocht. Ze beloven op St. Jacobsmisse (25 juli) hun broer Derick vertichnis te laten doen
351 Frederick van den Berghe en Bilant, dat Aernt en Lambert van der Holst, broers, verkochten aan Derick die Guse het gudeken Compelwick, gelegen in Braamt
5.05. 1401-1425
5.06. 1426-1450
5.07. 1451-1475
5.08. 1476-1500
5.09. 1501-1525
5.10. 1526-1575
5.11. 1576-1595
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden

Kenmerken

Datering:
1200-1611
Auteur:
I.A. Nijhof, J.J.S. Sloet, P.J.J. Moors, K.J.W. Peeneman
Categorie:
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)