Oesswaelt, heer van Berg, dat aangezien proost Bethlehem een deel van erfnis en land in kerspel Genderingen in buurschap te Wychen bij en onder erfnis onze pastorie te Genderingen horend heeft liggen, waarvan ze met pastoor, her Engelbert van Bruecheze, met sommige percelen en stukken land, omdat het een onder het ander gelegen was voor ieder het zijne tot betere nuttigheid en een erfwissel hebben gedaan. Bethlehem gaf 3 schepel achter den Schutschalt, 2 schepel op den Hoghen Rocken tussen Johan Greven en Reyntken van Zeller, 1½ schepel op de Hoeghen Rocken en op die Biest, tussen Henrick Scherffs, 1 schepel beneven aan die Biest tussen Henrick Scherff en armen Terborg, 1 schepel aan eind van de Biest tussen Johan van Raesfelt en armen Terborg, en ontving 2 schepel bij de hoffstede tussen Bethlehem en Paidvordt, 1½ schepel bij Johan ter Wenghe tussen Bethlehem en Engelbert van Brueckheze, op Engelbert en arme Terborg, 2 schepel in den Lingenlinck tussen Bethlehem en Gerytden Korinhorst, op Bethlehem en Paidvort. Heer van Berg, als collator, en giften van zijn pastorie en kerk van Gendringen geeft, omdat wissel tot voordeel pastorie was, toestemming en medewerking, met behoud van rechten hem en de heerlijkheid, 1465 september 27 (In den jaere ons Heren duysent vierhondert vijffindtsesstich des neesten vridages na Sunte Mauriciusdaghe des helligen martelers).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 102.