Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Brieven van en aan het Kwartier van Zutphen

Brieven van en aan het Kwartier van Zutphen

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0124-917   Brieven van en aan het Kwartier van Zutphen
Inventaris
2821 Missive van het Hof aan den Schout van Zutphen. Naar aanleiding van een klacht van Frederica van Voerst, echtgenoote van Diederick van Gelre, wordt hem gelast te onderzoeken, of zekere Lakerbeetgen met een hof te Almen omgaat, alsof die zijn eigendom ware, en zoo dit het geval is, hem gevangen te nemen en tegen hem te procedeeren. (Zie brief van 15 october l.l.).
Vgl. brief van 30 september
2822 Missive van het Hof aan den landdrost over een goed in diens ambt gelegen
2823 Missive van het Hof aan graaf Willem van den Berg met last om te antwoorden op den eisch van Derck Elferdinck. (Zie brief van 14 juli l.l.). Zie brief van 15 januari 1567 No. 3191
2824 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van het request van de weduwe van Steven Velinck moet hij Willem Velinck gelasten haar het afgenomene terug te geven of anders op 17 februari voor het Hof te verschijnen om haar eisch aan te hooren enz.
Zie brief van 8 februari No. 2830
2825 No. 2825 = No. 2816.
Zie antwoord van 12 februari
2826 Missive van het Hof aan den drost des lands van den Berg ter herhaling van het bij brief van 2 september No. 2779 gegeven bevel
2827 Missive van den drost des lands van den Berg aan het Hof in antwoord op die van 22 januari l.l.
Hij geeft een voorstelling van de zaak tusschen de voogden van de kinderen van Henrick van Raesfelt en Henrick van Elverich, waaruit blijkt, dat in allen deele gehandeld is, zooals te allen tijde heeft plaats gehad
2828 Missive van het Hof aan Judith van Kervenhem, weduwe Christoffel van Munster, met verzoek om bericht op het request van haar zoon Sondach
2829 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Lochem, met last om den landdrost de bewuste breuken te laten volgen en zich niet in te laten met eenige zaken tusschen uitheemschen, of anders op 30 maart voor het Hof te verschijnen om den eisch van den landdrost aan te hooren enz
2830 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doetinchem. De verhoorsdag tusschen Willem Velinck en zijn moeder is uitgesteld tot 6 maart. (Zie brief van 20 januari l.l.).
Zie brief van 31 augustus 1564 No. 3157
2831 Missive van B. S. en R. van Doesburg aan het Hof in antwoord op die van 22 januari l.l. De weduwe van Kaerl Kreyengenger heeft beloofd op 19 februari voor het Hof te zullen verschijnen
2832 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen, begeleidende kondschappen van den Schout van Ede en houdende bevel om naar aanleiding daarvan te procedeeren tegen Berndt van Broeckhuysen. (Zie brief van 28 december l.l.). Zie brief van 1 maart
2833 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van het request van Berndt
then Nyenhuyss moet hij den richter van Steenderen gelasten den Suppl. te contenteeren
2834 Missive van het Hof aan den richter van Doetinchem. Krachtens bevel van de regentes moet hij aan Herman Onsteyn, burger van Emmerick, het in deze landen gegroeide graan laten volgen
2835 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen met verzoek om de kondschappen van den schout van Ede terug te zenden, daar de drost van Veluwe die noodig heeft. (Zie brief van 18 februari l.l.).
Zie brief van 29 april No. 2862
2836 Missive van het Hof aan den landdrost. Aan Derrick Walverdinck c.s. moet gelast worden aanstonds hun antwoord op den eisch van Johan Rerinck in te zenden. (Zie brief van 12 september l.l.)
2837 Missive van het Hof aan den landdrost met last om in de kerk te Zelhem driemaal te laten bekendmaken, dat Caerl van Middachten als markerichter en de erfgenamen der Haller buurschap voornemens zijn te procedeeren tot afmeting en afgraving van de Hallsche venen en dat zij, die daartegen bezwaren mochten hebben, zulks binnen 8 dagen na de laatste afkondiging aan het hof moeten opgeven. Zie brief van 6 november
2838 Missive van het Hof aan Peter Huneboert, priester, met last om de citatie voor den officiaal van Keulen door hem tegen Johan van Benthem, pastoor ter Capellen uitgebracht, als in strijd met het privilegium de non evocando in te trekken
2839 Missive van het Hof aan Schout, B. S. en R. van Zutphen met last om aan die van het klooster Bethanie op hunne kosten de gewenschte extracten uit de signaten te geven.
Zie brief van 19 april No. 2849
2840 Missive van het Hof aan den landdrost met verzoek om advies en bericht op het request van Reinth ten Polle, die remissie vraagt van een manslag op Hermen ther Beeck
2841 Missive van het Hof aan Diederick van Bronkhorst enz., heer van Anholt, met verzoek om aan Henrick van Isendoren gen. van Blois, de bewuste zwanen terug te geven
2842 Missive van het Hof aan Alardt van Haefften. Ten verzoeke van Johanna van Keppell wordt hem gelast om 15 mei voor het Hof te verschijnen om over het bewuste placet te worden gehoord.
(Vgl. brief van 9 december l.l.)
2843 Missive van het Hof aan den landdrost. Den richter van Steenderen moet gelast worden het hout van Johan Schetter, proost te Zutphen, te laten waar het is, en zich niet te bemoeien met het in het request bedoelde erf.
Zie brief van 24 mei No. 2874
2844 Missive van het Hof aan den richter van Groenlo met verzoek om bericht op het request van Margaretha van Suerhuys (Suderoes, Suderas), die beweert verschrijving of recht te hebben op het door hem bediende ambt
2845 Missive van het Hof aan Bernt van Zoelen. Naar aanleiding van het request van gravin Ermgard van Limburg enz. wordt hem gelast de lospenningen in ontvangst te nemen en het bewuste goed aan de Suppl. over te laten. Zie brief van 10 mei No. 2869
2846 Missive van het Hof aan Jacob van Heeckeren en de geërfden van Ruurlo met last om te repliceeren op het antwoord van Frederick van Marhulsen en B. S. en R. van Groenlo.
(Zie brief van 11 december l.l.). Zie brief van 22 juli No. 2891
2847 Missive van het Hof aan de Wed. Joest Nagel en aan de wed. Arndt van Leyden, met last om op 6 mei voor het Hof te verschijnen om gehoord te worden tegen Christina van Raesfelt, wed. Derck van Keppell.
Hierbij een antwoord van den wed. Joest Nagel (ongedateerd) in den vorm van een request van het Hof, waarvan zij mededeeling verzoekt aan de tegenpartij, omdat zij het niet noodig acht te verschijnen. Het stuk behelst een wederlegging van de argumenten van de wed. van Keppel, betr. een geldquaestie. Zie brief van 2 mei
2848 Missive van het Hof aan Johan Worms, commandeur te Doesburg. Naar aanleiding van het request van Henrick te Hekeren wordt hem verzocht als seguester pendente appellatione de vruchten der bewuste vicarie te beuren en in den daaraan verbonden dienst te doen voorzien
2849 Missive van het Hof van B. S. en R. van Zutphen ter herhaling van het bij brief van 6 maart l.l. gegeven bevel. De zaak betreft een verduisterden of gecaneelleerden brief, waarin Dorothea Iseren aan het klooster Bethanea een jaarrente van 20 gld. had verschreven.
Hierbij het request der Conventualen van Bethanie.
Zie antwoord van 23 april
2850 Missive van het Hof aan den Schout van Zutphen.
Zie antwoord van 26 april
2851 Missive van het Hof aan Gaerdt Sterk, pastoor te Keppel, met last om Allert van Gelre alias Vogelsanck, kanunnik te Oud-Keppel, ten aanzien van den bewuste uitgang te contenteeren.
Zie brief van 17 mei 1564 No. 3017
2852 Missive van het Hof aan den landdrost van den Berg met last om de weduwe van Herman van Boickholt te bewegen van de bewuste landen opdracht te doen aan Berndt van Voerst c.s. overeenkomstig het verdrag. (Zie brief van 20 maart 1562).
Zie brief van 4 juni
2853 Missive van het Hof aan Goerdt Steck, pastoor te Keppel in antwoord op een niet aanwezige. Alvorens iets te kunnen beschikken, vraagt het Hof nadere opgave, 1e wie de burger van Iseren is, aan wien de vrouw van Keppel de vicarie gegeven heeft, en 2e wat Reynerus, na met 4 anderen in de kerk gekomen te zijn, daar verboden heeft
2854 Missive van het Hof aan den richter en het gericht van Hengelo met last om Derck ten Buckstart goed, kort recht te laten wederwaren
2855 Missive van B. S. en R. van Zutphen aan het Hof in antwoord op die van 19 april No. 2849. Van het bewuste stuk, de scheiding tusschen Gerrit Iseren c.s., als zijnde geen commune instrumenten noch ook de Suppl. persoonlijk rakende, kan geen afschrift worden gegeven. Ter zake van de f 20 moeten zij zich tot den schout wenden. Zie brief van 28 juni No. 2883
2856 Missive van het Hof aan den landdrost met verzoek om bericht op het hierbij gaande request van de vrouw van Borculo. Middelerwijl moet hij alle vorderingen op de borgen van Reyndt Compelwijck ophouden.
Zie antwoord van 28 april No. 2859
2857 Missive van den Schout van Zutphen aan het Hof in antwoord op die van 19 april No. 2850. Hij maakt bezwaar om aan het verlangen van die van Bethanien te voldoen, daar het tegen regel en gebruik strijdt. Aangezien hem niet gebleken is, dat de vorige brief ten onrechte gecancelleerd is, kan hij het niet doen
2858 Missive van het Hof aan den landdrost. Ten verzoeke van Johan Schetter moet den richter van Hengelo gelast worden ambtshalve de bewuste peinding te doen, te meer daar hij er zijn loon voor ontvangen heeft
2859 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 24 april. Uitvoerig zet hij uiteen, dat hij met de vervolging van Reyndt Compelwijck geen inbreuk heeft gemaakt op de bannerheerlijke rechten van de gravin van Bronkhorst, daar Compelwijck wel een onderdaan van deze is, maar het strafbare feit te Steenderen heeft plaats gehad; dat hij terecht de zaak voor het gericht van Doesburg aanhangig heeft gemaakt; dat hij tot naleving van 's konings mandaten niet anders heeft kunnen doen enz.
Hierbij het request van de gravin. Zie brief van 29 april No. 2863
2860 Missive van het Hof aan Alart van Haefften to Verwolde. De uitspraak tusschen hem en het kapittel van St. Walburg te Zutphen is bepaald op 21 mei. (Zie brief van 22 maart 1561).
Zie brief van 5 november
2861 Missive van het Hof aan de wed. Derck van Keppel en haar zoon Reyner met last om op 14 mei voor het Hof te verschijnen om tegen hun zoon en broeder Joost te worden gehoord. Dezen laatste wordt daartoe geleide verleend. (Zie brief van 19 december l.l.). Zie brief van 5 mei
2862 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen. Reindt van Broeckhuysen, die van Z.M. remissie erlangd heeft, moet aan de zijnen overgegeven worden, die echter behoorlijk moeten zorgen, dat hij in zijn krankzinningheid geen verder onheil aanrichte
2863 Missive van het Hof aan de gravin-weduwe van Bronkhorst. Uit het bericht van den landdrost is gebleken, dat deze volkomen correct gehandeld heeft, zoodat er geen aanleiding bestaat hem iets te verbieden. (Zie brief van 28 april l.l.).
Zie brief van 10 mei No. 2870
2864 Missive van de weduwe Joest Nagel aan het Hof in antwoord op die van 27 maart. Het komt haar niet gelegen voor het Hof te verschijnen. Wil haar tante van Keppel haar de schade, door haar overleden man geleden en waarvoor haar neef Joest haar de Claesemote in gebruik heeft gegeven, vergoeden, dan wil zij deze gaarne verlaten
2865 Missive van Joest van Keppel aan het Hof. Daar beiden, zijn moeder en broeder, afwezig zijn, vraagt hij uitstel van den verhoorsdag. (Zie brief van 29 april No. 2861).
Zie antwoord van 14 mei No. 2871
2866 Missive van het Hof aan den Schout van Zutphen met last om den kerkmeesters van Wichmond te gelasten de ingestorte pastorie aldaar weder op te bouwen, opdat de pastoor niet genoopt worde te Zutphen te gaan wonen.
Zie brief van 19 mei 1576 No. 5141
2867 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap, met last om voor Exaudi af te rekenen met den landrentmeester.
Zie brief van 25 mei
2868 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van een request van gravin Ermgard van Limburg enz. wordt hem verzocht een onderzoek naar het daarin verhaalde in te stellen en, zoo het blijkt, dat alles zich zoo heeft toegedragen, Jacob van Heeckeren voor het door hem tegen den wildschut der gravin op het kerkhof te Vorden bedrevene te straffen en hem te gelasten zich te onthouden van verboden om in het kerspel Ruurlo te jagen, omdat hij daar geen heerlijke rechten bezit. Zie brief van 21 juni
0124-917 Brieven van en aan het Kwartier van Zutphen
2868
Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van een request van gravin Ermgard van Limburg enz. wordt hem verzocht een onderzoek naar het daarin verhaalde in te stellen en, zoo het blijkt, dat alles zich zoo heeft toegedragen, Jacob van Heeckeren voor het door hem tegen den wildschut der gravin op het kerkhof te Vorden bedrevene te straffen en hem te gelasten zich te onthouden van verboden om in het kerspel Ruurlo te jagen, omdat hij daar geen heerlijke rechten bezit. Zie brief van 21 juni
Datering:
1563 mei 8
Toegangsnummer:
0124 Hof van Gelre en Zutphen
Inventarisnummer:
917

Vorige
Volgende

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
laatste wijziging 04-08-2011
2869 Missive van het Hof aan den landdrost. Het Hof kan niet begrijpen, waarom Berndt van Zutphen 4/5 van het goed, waarvan zijn broeders en zusters de lospenningen van gravin Ermgard van Limburg ontvangen hebben, aan zich houdt. Het overige 1/5 zal de gravin met landdrect mogen doen ruimen. (Zie brief van 26 maart l.l.)
2870 Missive van het Hof aan den landdrost. Ten einde de gravin-weduwe van Bronkhorst een genoegen te doen, machtigt het Hof hem met Reyndt Compelwijck "gelimpelick" te componeeren.
(Zie brief van 29 april No. 2863). Zie brief van 29 november
2871 Missive van het Hof aan Joest van Keppel in antwoord op die van 5 mei l.l. De verhoorsdag wordt uitgesteld tot 22 mei a.s. Zie brief van 3 januari 1564, No. 2953
2872 Missive van het Hof aan den landdrost. Ten verzoek van Berndt van Voerst c.s. moet aan de weduwe van Herman van Boickholt gelast worden hun volgens het verdrag het bewuste stuk land te leveren en op te dragen of anders op 7 juni voor het Hof te verschijnen om hun eisch aan te hooren enz. (Zie brief van 19 augustus l.l.). Zie brief van 15 maart 1567
2873 Missive van het Hof aan de weduwe van Herman van Boickholt met last om deken en kapittel van St. Walburg te Zutphen te contenteeren.
Zie brief van 4 november
2874 Missive van het Hof aan den landdrost. Daar Berndt van Zuelen beweert het bewuste land gepacht te hebben, moet hij de pachtcedel vertoonen, opdat men daarmede den proost van Zutphen bejegenen kan. (Zie brief van 22 maart No. 2843).
Hierbij het request van den proost en het antwoord van Berndt van Zuelen.
Zie brief van 11 september
2875 Missive van het Hof aan den landdrost, waarin verwondering en misnoegen betuigd worden, dat hij de zaak van Gerrit Scheper, vrouw en zoon, "gantzlick crimen smaeckende", bij een laag gericht aanhangig heeft gemaakt.
Zie brief van 26 mei
2876 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap in antwoord op een niet aanwezige. Het Hof kan zich niet vereenigen met zijn opvatting en beveelt hem alsnog den landrentmeester voor 2 juni te betalen. (Zie brief van 7 mei l.l.).
Zie brief van 20 september
2877 Missive van het Hof aan den richter van Steenderen met last om onverwijld Gerrit Scheper met vrouw en zoon uit de hechtenis te ontslaan en met betuiging van misnoegen, dat hij dit niet terstond na lezing van 's Hofs schrijven aan den landdrost gedaan heeft. (Zie brief van 24 mei No. 2875)
2878 Missive van het Hof aan Diederick van Bronkhorst en van Batenburg, heer van Anholt, met verzoek om bericht op het request van Willem Hinckart
2879 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg over een weg, dien Thomas Gramaye wenscht te gebruiken, terwijl hij bereid is eventueele schade te herstellen. Bij weigering moet onderzocht worden, of de weg vroeger al dan niet gesloten is geweest
2880 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 20 april l.l. De weduwe van Boickholt is bereid het verdrag na te komen, zoo B. van Voerst haar weder ter hand stelt het handschrift, door haar man aan den heer van Aerssen gegeven, en haar daarmede niet langer lastig valt.
Hierbij het request van B. van Voerst
2881 Missive van het Hof aan den landdrost met last om de gravin van Limburg enz. te bewegen aan Jacob van Heckeren het aan diens dienaar afgenomen roer terug te geven. (Zie brief van 8 mei l.l.).
Zie brief van 16 maart 1564
2882 Missive van den Stadhouder aan Dederick van Bronkhorst, heer van Anholt, als pandheer van Bredevoort, in antwoord op een niet aanwezige. Over zijn verzoek om hulp voor het huis Bredevoort in verband met de bewegingen van hertog Erik van Brunswijk heeft hij aan de regentes geschreven.
Zie Br. v.e.a. het Hof No. 1576/72
2883 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen. Wordt aan die van Bethanie nog langer afgifte der door hem verlangde extracten geweigerd, dan zal dit als rechtsweigering worden beschouwd.
(Zie brief van 23 april l.l.).Zie antwoord van 5 juli
2884 Missive van het Hof aan den landdrost met last om te trachten tusschen Melchior Schultken en diens tegenpartij een schikking tot stand te brengen
2885 Missive van graaf Willem van den Berg aan der Stadhouder. Hij verzoekt uitstel van de beleening met de door het overlijden zijns vaders op hem gedevalueerde goederen
2886 Missive van het Hof aan Willem van Broickhusen. Naar aanleiding van klachten van die van Doesburg voor hunne onder Angerlo geërfde burgers wordt hem gelast het bewuste hek voor het algemeene verkeer weder te openen.
Zie brief van 3 augustus
2887 Missive van B. S. en R. van Zutphen aan het Hof in antwoord op die van 28 juni No. 2883. Zij zetten uiteen, waarom l.i. van rechtsweigering geen sprake kan zijn, en verzoeken met rust te worden gelaten.
Zie brief van 27 september
2888 Missive van het Hof aan den landdrost met last om telkens wanneer de markgenooten van het Ruurlosche broek in het Zieuwent een "huydtbaer" beest hebben doen schutten een bode te hunner beschikking te stellen om daarvan aan de tegenpartij kennis te geven
2889 Missive van het Hof aan Alart van Haefften to Verwolde met verzoek om bericht op het request van Anthonis van Doernick
2890 Missive van het Hof aan Henrick van Isendoren gen. Bloys, met last om 20 augustus voor het Hof te verschijnen om te zeggen de redenen der pandkeering op de peinding van den overpeinder en voorts om tusschen hem en Johan Deyn uitspraak te hooren doen na wederzijdsch verhoor.
(Zie brief van 18 juni 1562). Zie brief van 7 maart 1570
2891 Missive van het Hof aan Frederick van Markhulsen en den Magistraat van Groenlo met last om te dupliceeren op de repliek van Jacob van Heeckeren en die van Ruurlo.
(Zie brief van 27 maart l.l. No. 2846).
Zie brief van 21 juli No. 2894. Zie antwoord van 22 september
2892 Missive van het Hof aan de wed. Joest Nagel met last om te dienen van repliek op het antwoord van Alart van Haefften. (Zie brief van 11 december l.l. No. 2812)
2993 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op een niet aanwezige. Men kan ten aanzien van den gevangen Derrick Claess geen beslissing nemen, zonder alvorens te hebben zijn bekentenis en kondschappen betr. de hem ten laste gelegde daad.
Zie brief van 21 augustus
2894 Missive van het Hof aan Jacob van Heeckeren en richter en schepenen van Groenlo, waarin voorgesteld wordt een schikking ten einde in afwachting van de uitspraak in het proces tusschen hen en die van Groenlo moeilijkheden te vermijden, hierin bestaande, dat zij aan die van Groenlo de opgedreven varkens onder behoorlijke cautie teruggeven en die van Groenlo zich verbinden voor de uitspraak geen varkens meer in het Zieuwent te drijven. (Zie brief van 22 juli No. 2891)
2895 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doesburg, begeleidende een bericht van Willem van Broeckhuysen op de klacht der burgers van Doesburg over het sluiten van een hek. De klagers moeten daarop een tegenbericht inzenden. (Zie brief van 1 juli No. 2886).
Zie brief van 1 december
2896 Missive van het Hof, aan B. S. en R. en aan den richter van Doesburg met last om den in het request van Willem van Broeckhuysen op Kell genoemden personen te verbieden hem in zijn visscherij te hinderen
2897 Missive van graaf Willem van den Berg aan het Hof. Hij dringt aan op afdoening van het proces tusschen hem en de stad Nijmegen over den tol te Hedel.
Zie antwoord van 17 augustus No. 2901
2898 Missive van den Stadhouder aan B. S. en R. van Zutphen. Daar hij er over denkt zijn bende van ordonnatie eenigen tijd te Zutphen te leggen, vraagt hij inlichtingen over de kosten daaraan verbonden, prijs van haver enz
2899 Missive van den pandheer van Bredevoord (Diederick heer van Anholt) aan het Hof, begeleidende copie van een schrijven van Frans Droste, die restitutie verlangt van zeker borgleen binnen Bredevoort, dat door hertog Karel ten onrechte bij het huis Bredevoort is gevoegd.
Schr. vraagt, wat hij hierin moet doen.
Zie antwoord van 17 augustus No. 2900
2900 Missive van het Hof aan den pandheer van Bredevoort in antwoord op die van 12 augustus. Frans Droste moet zich richten naar het bescheid, dat hij onlangs van de regentes erlangd heeft
2901 Missive van het Hof aan Graaf Willem van den Berg in antwoord op een niet aanwezige van 7 en op die van 10 augustus No. 2897. Men heeft over het sluiten van een slagboom te Druten aan den ambtman van Nederbetuwe geschreven *  .
Het proces tusschen hem en Nijmegen is niet in staat van wijzen, waarom het noodig zal zijn, dat hij iemand zendt om het te furneeren
2902 Missive van het Hof aan den landdrost met last om zich te richten naar 's Hofs apostille op de bekentenis van Derrick Claess, die hierbij gaat. (Zie brief van 28 juli No. 2893)
2903 Missive van het Hof aan den landdrost. Hij moet Gerrit Wychgers, kerkmeester te Steenderen, gelasten den pastoor behoorlijk de renten der kerkgoederen uit te betalen en het kapitaal van den afgelosten rentebrief opnieuw te beleggen
2904 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doetinchem. Zij moeten eerst trachten het geschil tusschen Henrick Aertzoen en zijn schoonmoeder in der minne bij te leggen en, gaat dit niet, eerstgen. goed en kort recht laten wedervaren
2905 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap met last om aan Johan van Berck 140 Car.gld. met de kosten te betalen. (Zie brief van 21 mei 1562 No. 2747)
2906 Missive van het Hof aan Cost Brueckeler met last om te dienen van contrastraf op de straf aan de erven van Lutgert Coninck
2907 Missive van B. S. en R. van Zutphen aan den Stadhouder.
In verband met de voorgenomen uitbreiding van de vestingwerken hunner stad verzoeken zijn hulp van de huislieden tot reiniging der grachten, gelijk zij die te voren meermalen gehad hebben.
Zie brief van 10 september
2908 Missive van den Stadhouder aan graaf Willem van den Berg. De communicatie over de exemptie is bepaald op 21 september a.s. Zie brief van 8 october.
Zie Br. v.e.a.h. Hof No. 1590/87
2909 Missive van het Hof aan den pandheer van Bredevoort met verzoek om bericht op het request van die van het klooster Burlo
2910 Missive van den Stadhouder aan den landdrost en aan den Schout van Zutphen met verzoek om advies op het verzoek van die van Zutphen, vervat in hun brief van 4 september.
Zie brief van 7 juni 1564 No. 3028
2911 Missive van het Hof aan Berndt van Zuelen met last om op 26 october voor het Hof te verschijnen om gehoord te worden tegen Johan Schetter over het bezit van het bewuste land.
(Zie brief van 24 mei l.l.). Zie brief van 24 april 1564 No. 2996
2912 Missive van……………. *  aan het Hof, over het in pandschap geven van een stuk land door het klooster Bethlehem, hetgeen in strijd is met een mandaat van Z.M. De verpanding heeft plaats gehad voor het afkondigen van het mandaat, maar de vestenis heeft nog niet plaats gehad.
Zie brief van 16 september
2913 Missive van het Hof aan den landdrost met last om geenszins de vestenis van de verpanding van land van Bethlehem toe te staan. (Zie brief van 13 september l.l.)
2914 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap ter herhaling van het hij brief van 25 mei l.l. gegeven bevel. Zie brief van 7 januari 1564 No. 2954
2915 Missive van B. S. en R. van Groenlo aan het Hof in antwoord op die van 22 juli No. 2891. Zij vragen een maand uitstel om te antwoorden op de uitvoerige repliek van die van Ruurlo
2916 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen. Ten verzoeke van Anthonis Leydecker en Johan Barnier als gemachtigde zijner moeder Elza Leydecker moeten Johan van Prysichoff (Presichave?) en zijn vrouw Aaltje Leydecker tegen 20 october voor het Hof geciteerd worden krachtens de bepalingen van het gereformeerde leenrecht.
Zie antwoord van 11 october en brief van 25 october
2917 Misssive van het Hof aan den landdrost met last om Welmer ten Braeffelt en diens bijzit te vervolgen en gen. Welmer te gelasten aan zijn vrouw, Margriet ten Have, de vrije beschikking over hare goederen te laten, ingeval hij niet meer met haar wil samenwonen
2918 Missive van het Hof aan den landdrost. Op verzoek van de vrouwe van Borculo is op 4 november a.s. een verhoorsdag bepaald tusschen die van Ruurlo ter eene en gen. vrouwe benevens die van Lintveld, Beltrum en Ziewent ter andere zijde. (Zie brief van 8 augustus 1561).
Zie brief van 12 october
2919 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van het request van de vrouw en kinderen van Diederick van Gelre, heer van Arssen, tegen hun man en vader moet hij den gerichten van Doetinchem en Hummelo gelasten de Suppl. niet in hun recht te verkorten
2920 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen met last om aan den prior van Bethanie de door hem bekostigde kondschappen af te geven of anders op 14 october voor het Hof ten verschijnen om den eisch van den prior aan te hooren enz. (Zie brief van 5 juli l.l.).
Zie antwoord van 13 october No. 2926
2921 Missive van den richter van Doesburg aan het Hof. Te Zutphen is hem certificatie betr. de aangelegendheid met de goederen van de vrouw van Arssen geweigerd, omdat hij niet wilde beloven daarvan nergens dan voor het gericht der stad Zutphen gebruik te zullen maken. Hij vraagt nu verdere instructie en verlof om op den a.s. gerichtsdag deze zaak uit te stellen.
(Vgl. brieven van 12 januari l.l.). Zie antwoord van 21 october
2922 Missive van het Hof aan den landdrost. Aan Joest van Keppell en zijn moeder moet gelast worden aan Johan van Ahuys de renten van de op het goed Tudesloe gevestigde hypotheek zonder verzuim te betalen
2923 Missive van den Stadhouder aan graaf Willem van den Berg. Daar het hem gebleken is, dat hij uitvluchten zoekt, wordt nu de verhoorsdag betr. de exemptie definitief bepaald op 20 october.
(Zie brief van 8 september l.l.
Zie antwoord van 13 october No. 2927
2924 Missive van het Hof van B. S. en R. van Zutphen in antwoord op de van 23 september l.l. De partijen zullen op den bepaalden dag verschijnen
2925 Missive van het Hof aan den landdrost. De ten verzoeke van de vrouwe van Borculo bepaalde verhoorsdag is voor onbepaalden tijd uitgesteld. (Zie brief van 24 september No. 2918).
Zie brief van 16 mei 1564
2926 Missive van B. S. en R. van Zutphen aan het Hof in antwoord op die van 24 september. Daar de zaak, waarvoor de prior van Bethanie het extract noodig heeft, "reall oder hypothecaria" is en daarbij niet-burgers van Zutphen raakt, is men bereid zijn wensch te vervullen.
Zie Br. v.e.a.h. Hof No. 1608/04
2927 Missive van graaf Willem van den Berg aan de Stadhouder in antwoord op die van 8 october. Hij hoopt op den bepaalden dag in persoon te verschijnen.
Zie brief van 20 november
2928 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap, met last om tegen cautie het schip van Berndt Willemss uit het arrest te ontslaan. Zie brief van 20 october
2929 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap ter herhaling van het bij brief van 14 october gegeven bevel
2930 Missive van het Hof aan den richter van Doesbrg in antwoord op die van 30 september. Heeft hij vóór 2 november geen nader bericht van het Hof, dan mag hij de bewuste zaak laten vallen
2931 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen. Wegens niet verschijnen der partijen is op verzoek van Johan Bannier q.q. tegen 14 december een nieuwe verhoorsdag bepaald.
(Zie brief van 23 september l.l.)
2932 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg met last om aan Sophia Lucke en andere recht vragenden op 2 november a.s. recht te doen wedervaren. (Zie brief van 18 december l.l.).
Zie brief van 26 januari 1564
2933 Missive van B. S. en R. van Zutphen aan den Stadhouder, verzoekende maatregelen tegen den overlast der landsknechten
2934 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap met verzoek om bericht op het request van de weduwe en kinderen van Derck van Kervenhem, bijzonder aangaande de waarde van den hof, waarop het bewuste bolwerk is gelegd
2935 Missive van het Hof aan de weduwe van Herman van Bockholt ter herhaling van het bij schrijven van 21 mei l.l. gegeven bevel. Zie brief van 11 december No. 2946
2936 Missive van het Hof aan den landdrost, met last om het tusschen het kapittel van St. Walburg te Zutphen en Alart van Haefften gewezen vonnis te executeeren. (Zie brief van 29 april No. 2860).
Zie brief van 19 december
2937 Missive van het Hof aan richter en geërfden der mark van Halle met last om op 29 november voor het Hof te verschijnen om de uitspraak tusschen hem en die van Doetinchem aan te hooren.
(Zie brief van 5 maart No. 2837)
2938 Missive van den landdrost aan het Hof, berichtende, hoe door die van Varsseveld inbreuk is gemaakt op 's Konings recht door het graven van een gracht ter lengte van een half uur gaans en ter breedte van 16 voet in de mark van Halle. Hij vraagt, wat hij moet doen.
Zie antwoord van 17 november
2939 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op die van 14 november. Hij moet met behulp der onderdanen van zijn ambt het uitgegravene weder dichtwerpen, onderzoeken, of in zijn ambt de richter of eenige van den aanzienlijkste inwoners van Varsseveld niet te bemachtigen zijn, en nauwkeurige kondschappen aangaande het voorgevallene inwinnen
2940 Missive van het Hof aan den landdrost met verzoek om bericht op het request van Bitter van Raesfelt, archidiaken der kerk van Groenlo
2941 Missive van den Stadhouder aan graaf Willem van den Berg. De regentes keurt het hem verleende uitstel af, waarom hij hem verzoekt ten spoedigste zijn schriftelijk bericht aangaande de gepretendeerde exemptie in te zenden. (Zie brief van 13 october l.l.).
Zie antwoord van 28 november
2942 Missive van graaf Willem van den Berg aan den Stadhouder in antwoord op die van 20 november. Hij zal aan zijn verlangen tegen den afgesproken tijd voldoen
2943 Missive van het Hof aan den landdrost met last om op 18 december voor het Hof te verschijnen om de compositie met Reynt Compelwijck te maken. (Zie brief van 10 mei l.l.)
2944 Missive van het Hof aan Willem van Broeckhuysen op Kell. Naar aanleiding van het tegenbericht van de Doesburgsche geerfden te Angerlo wordt hem gelast op 13 januari voor het Hof te verschijnen om tegen hem te worden gehoord. (Zie brief van 3 augustus l.l.).
Zie brief van 7 januari 1564 No. 2955
2945 Missive van B. S. en R. van Doesburg aan het Hof in antwoord op 2 niet aanwezige. De schippers weten op verzoek van Margaretha van Visbeeck, wed. Middachten, niet anders te verklaren, dan hetgeen zij vroeger gezegd hebben aangaande de diepte, waardoor zijn in vorige jaren gevaren hebben.
Zie brief van 24 februari 1564 No. 2966
2946 Missive van het Hof aan de weduwe van Herman van Bockholt ter herhaling van het bij brief van 4 november l.l. gegeven bevel. In geval van weigering moet zij op 4 januari a.s. voor het Hof verschijnen om aan te toonen, waarom zij meent niet gehouden te zijn tot de bewuste betaling.
Zie brief van 24 februari No. 2965
2947 Missive van B. S. en R. aan het Hof, waarin zij aandringen op middelen om te geraken tot betaling van de verschillende nog steeds onbetaalde legatiepenningen (1555, 59 en 60) van verschillende ambten.
Zie antwoord van 13 december
2948 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen in antwoord op die van 11 december No. 2947. Ten einde iets voor hem te kunnen doen, vraagt het Hof afschrift van de gewisselde brieven enz., om den tegenwoordigen stand der zaak te kunnen beoordeelen
2949 Missive van het Hof aan den landdrost met last om Frederica van Voerst, vrouw van Arssen, te handhaven in het verwin, waarvan haar request melding maakt
2950 Missive van Deken en kapittel van St. Walburg te Zutphen aan het Hof, begeleidende de taxatie der onkosten, tot welker betaling Alart van Haefften veroordeeld is. (Zie brief van 5 november l.l.)
2951 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van het request van Alardt van Haefften wordt hem verboden het door het gericht van Lochem gewezen vonnis, dat een leengoed betreft, te executeeren en gelast dien van Lochem te verbieden kennis te nemen van zaken, die leenen raken. (Zie brief van 22 april 1562 No. 2728).
Zie brief van 1 februari 1564
2952 Missive van het Hof aan den landdrost met verzoek om bericht op het request van Christina van Raesfelt, wed, Derck van Keppel.
Zie antwoord van 3 januari 1564
2953 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 31 december l.l. Joest van Keppel heeft hem geantwoord, dat hij het goed Reynerdinck ontruimd heeft, maar niet het stuk land de Gietreyse, daar dit door zijn moeder verpand en door hem van zijn bruidschat ingelost is.
Zie brief van 10 januari
2954 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap met last om voor den zondag na Pontianus aan den landrentmeester te betalen wat hij hem van het rentambt en de tollen schuldig is. (Zie brief van 20 september l.l.).
Zie antwoord van 13 januari
2955 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doesburg. Door het hierbij gaande bericht van Willem van Broeckhuysen vervalt de verhoorsdag. Waar hij zich zoo billijk betoond, moet van de andere zijde ook geen schade veroorzaakt worden. (Zie brief van 1 december l.l.)
2956 Missive van het Hof aan Joest van Keppel, begeleidende een voorstel van zijn moeder tot defenitieve schikking. Kan hij zich daarmede vereenigen of wenscht hij andere voorstellen te dien einde te doen, dan zal op 23 februari een verhoorsdag zijn, waarop een schikking zal gemaakt worden. (Zie brief van 3 januari l.l.).
Zie brief van 1 maart No. 2968
2957 Missive van den rentmeester der Graafschap aan het Hof in antwoord op die van 7 januari No. 2954. Hij zet uitvoerig uiteen, dat de landrentmeester voorlopig niets van hem kan vorderen, dat hij hem alles betaald heeft waarop hij krachtens het verdrag van 4 juni l.l. aanspraak heeft, en dat hij het restant eerst na sluiting zijner rekening over 1562 behoeft betaald te worden.
Zie antwoord van 19 januari No. 2959
2958 Missive van het Hof aan den landdrost met verzoek om bericht op het request van Gerrit Scheper en met last om den richter en de tegenpartij van Suppl. te gebieden inmiddels de zaak te laten rusten
2959 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap in antwoord op die van 13 januari l.l. In weerwil van zijn bericht wordt hem gelast binnen 8 dagen den landrentmeeter te contenteeren
2959 a Missive van het Hof aan den graaf van den Berg met last om de citatie van Dr. Godert van Reedt voor den officiaal van Utrecht als in strijd met het privilegium de non evocando ongedaan te maken.
Zie No. 2962
2960 Missive van het Hof aan den landdrost met last om aan Derrick te Boxtert, burger van Bockholt, goed en kort recht te laten wedervaren
2961 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg met verzoek om bericht, hoe de stand der zaak van Sophia Lucke is, en met last om deze zaak ten spoedigste af te doen.
(Zie brief van 28 october l.l.)
2962 Missive van den graaf van den Berg aan den Stadhouder in antwoord op die van 20 januari, waarbij een request van Godert van Reyde, door den graaf afgezet als pastoor van Homoet. Schr. zet uiteen, dat hij daartoe genoodzaakt is door het plichtverzuim van den pastoor, die weigerde de kerk in persoon te bedienen en een "ongeschikten huurling" in zijn plaats zond
2963 Missive van het Hof aan den landdrost ter herhaling van het bij schrijven van 30 december l.l. gegeven bevel.
Zie brief van 7 april
2964 Missive van het Hof aan Peter van Steenbergen met last om te dupliceeren op de repliek van Maria van Wytenhorst, vrouwe van Hemert
2965 Missive van het Hof aan de weduwe van Herman van Bockholt. Ten verzoeke van deken en kapittel van St. Walburg te Zutphen wordt zij andermaal geciteerd en wel tegen 10 maart a.s.
(Zie brief van 11 december l.l.).
Zie brief van 23 januari 1565
2966 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doesburg. De bewuste schippers moeten op 17 maart a.s. ter "waelstat" verschijnen om voor commissarissen uit het Hof de door de weduwe van Middachten gewenschte verklaringen af te leggen. (Zie brief van 3 december l.l.).
Zie brieven van 13 maart No. 2976 en 2977
2967 Missive van het Hof aan den landdrost met last om zich te verzekeren van Derrick Claessen, die in weerwil van zijn uitbanning is teruggekomen en bovendien in een herberg dreigementen tegen zijn broeder heeft geuit
2968 Missive van het Hof aan Joest van Keppel, met verzoek om aan zijn moeder, die gebrek lijdt, eenig geld te zenden in mindering van de haar bij het verdrag toegelegde som.
(Zie brief van 10 januari l.l.).
Zie antwoord van 13 maart No. 2975
2969 Missive van Deken en kapittel van St. Walburg aan den kanselier in antwoord op een niet aanwezige over het opbrengen van de contributie over 6 maanden voor de kosten van het concilie van Trente. Zij hebben bij verschillende kloosters bezwaren ontmoet en geven in overweging een hunner te machtigen om de onwilligen te executeeren.
Zie antwoord van 3 maart
2970 Missive van het Hof aan deken en kapittel van St. Walburg in antwoord op die van 1 maart No. 2969. Men vindt goed Henrick Verheyden te committeeren tot de executie.
Zie brief van 11 maart
2971 Missive van het Hof aan den landdrost over een uit het Franciscanenklooster te Deventer weggeloopen monnink, die nu bij den pastoor van Steenderen vertoeft. Hij moet onderzoeken, of deze monnink een dispentatie heeft en, zoo niet, hem naar het klooster te D. terugbrengen
2972 Missive van den landdrost aan den Stadhouder. Hij vraagt vergunning om Henrick Willemss wegens ongeschiktheid als richter van Hummelo af te zetten en te vervangen door Johan Moninck.
Zie antwoord van 10 maart
2973 Missive van den Stadhouder aan den landdrost in antwoord op die van 8 maart. Alvorens een beslissing te nemen, wenscht Schr. volledige inlichting aangaande de tekortkomingen van den tegenwoordigen titularis. Zie brief van 14 maart
2974 Missive van het Hof aan den Schout van Zutphen met last om de pandkeering van die van het Hospitaal aldaar tegen de peinding ter zake van de Trentsche conciliepenningen niet toe te laten. (Zie brief van 3 maart l.l.)
2975 Missive van Joest van Keppell aan het Hof in antwoord op die van 1 maart No. 2968. Hij heeft bezwaar tegen het verbrokkelen van de aan zijn moeder toegelegde som, die z.i. in haar geheel moet worden belegd, en zou gaarne zien, dat zijn moeder overkwam voor het taxeeren der te verkoopen of te verpanden goederen in verband met de uitkeering
2976 Missive van het Hof aan Margaretha van Visbeeck, weduwe van Middachten. Wegens het hooge water is de verhoorsdag uitgesteld. (Zie brief van 24 februari No. 2966)
2977 Missive van het Hof aan B. S. en R van Doesburg.
Zie brief van 5 april
2978 Missive van het Hof aan den landdrost. Ten verzoeke van Henrick Willemss is tegen 16 mei een verhoorsdag bepaald, waarop deze tegen Henrick Assen, die hem beschuldigt, en den landdrost zal worden gehoord. (Zie brief van 10 maart l.l.).
Zie brief van 5 mei No. 3009
2979 Missive van het Hof aan den landdrost en den Schout van Zutphen met verzoek om bericht op het request van den Magistraat van Zutphen.
Hierbij het request, waarin aangedrongen wordt op maatregelen tegen het drijven van handel ten platten lande door de kooplieden, die de Meimarkt te Zutphen willen bezoeken, aangezien daardoor het marktbezoek vermindert en de markt dreigt te verloopen.
Zie antwoord van 12 april
2980 Missive van het Hof aan den landdrost. Adolf Kreyenfenger klaagt, dat door den ordelwijzer Derck van Wijhe in weerwil van het verbod inlichtingen gehaald zijn bij den licentiaat Massop te s'Heerenberg, die in dezen niet onpartijdig is. Is zulks inderdaad het geval, dan moet het ordel aan iemand anders "bestadet" worden.
Zie antwoord van 19 maart
2981 Missive van het Hof aan den landdrost. Ten verzoeke van Jacob van Heeckeren wordt hem gelast de gravin van Limburg enz. te bewegen het bewuste roer terug te geven. (Zie brief van 21 juni l.l.).
Zie brief van 5 mei No. 3010
2982 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 15 maart. De partijen zijn het ten slotte eens geworden het proces, zooals het is, aan 's Hofs oordeel te onderwerpen en, zoo dit bevindt, dat het in orde is, het vonnis te laten uitspreken.
Zie antwoord van 27 maart
2983 Missive van het Hof aan den landdrost met last om zekeren Cornelis Jan Thomassen, door den schutmeester gevangen vernomen, voor gerichtslieden te verhooren.
Zie antwoord van 22 maart
2984 Missive van het Hof aan Johan van Voirthuysen met last om den landdrost en landschrijver de in hierbij staande cedule vermelde onkosten en vacatiegelden te voldoen of te dienen van diminutie
2985 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 20 november. Hierbij gaan de verklaringen van den gevangene en het bericht van den schutmeester.
Zie antwoord van 23 maart
2986 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op die van 22 maart. Alvorens te kunnen beschikken in zake den gevangene, moet het Hof nog nadere inlichtingen hebben.
Zie antwoord van 28 maart
2987 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op die van 19 maart. Het Hof heeft geen lust en geen tijd om deze zaak, die een ander gericht aangaat, tot zich te nemen, en blijft bij zijn eerste bevel
2988 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 23 maart, begeleidende nadere verklaringen van den gevangene. Hij heeft nergens iets te zijnen nadeele kunnen vernemen.
Zie antwoord van 5 april No. 2991
2988 a Missive van het Hof aan den landdrost, richter en aan B. S. en R. van Doesburg met last om zekeren Adriaen Massinck op te sporen en te vatten, die naar aanleiding van een proces van zeker Munstersch dorp dreig- en veedebrieven heeft geschreven
2989 Missive van den Stadhouder aan gravin Ermgard van Limburg enz. in antwoord op een niet aanwezige van 14 maart, waarin zij een jongen, gen. Keppel, aanbeval. Zelf kan hij hem niet plaatsen, maar beloofd haar te Brussel onderzoek te zullen doen
2990 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doesburg. De wegens het hooge water uitgestelde verhoorsdag is nu bepaald op 8 april a.s. (Zie brieven van 13 maart l.l.).
Zie brief van 7 juni No. 3029
2991 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op die van 28 maart l.l. Hij moet den gevangene loslaten met verbod om voortaan te bedelen
2992 Missive van het Hof aan den landdrost met last om pogingen aan te wenden tot het maken van een minnelijke schikking tusschen de voogden der kinderen van Alardt van Haefften en Derck van Keppel en om in geen geval proceduren op leengoederen toe te laten. (Zie brief van 1 februari l.l.).
Zie brief van 17 mei No. 3015
2993 Missive van den Schout van Zutphen aan het Hof in antwoord op die van 14 maart No. 2979. Hem is niet bekend geworden, dat ter zake van de Zutphensche meimarkt ooit over schade of belemmering is geklaagd.
Hierbij het request van die van Zutphen e.a. stukken.
Zie brief van 17 april
2994 Missive van het Hof aan den secretaris van Lochem over het leveren van zekere acte aan Joachim ter Inden
2995 Missive van B. S. en R. van Zutphen aan het Hof ter herhaling van het in hun request gedane verzoek. (Zie brief van 12 april l.l.).
Zie brief van 24 april No. 2997
2996 Missive van het Hof aan (den landdrost). Hij moet Berndt van Zuelen, richter van Steenderen, gelasten aan Johan Schetter authentieke copie der bewuste pachtcedullen te leveren.
(Zie brief van 11 september l.l.).
Zie brief van 1 juli No. 3040
2997 Missive van het Hof aan (den landdrost), aandringende op beantwoording van het schrijven van 14 maart No. 2979. (Zie brief van 17 april l.l.).
Zie brief van 25 april No. 2998 en antwoord van 25 april No. 2999
2998 Missive van B. S. en R. van Zutphen aan het Hof, weder aandringende op beantwoording van hun schrijven van 14 maart No. 2979. Er is haast bij, daar de tijd van de markt ophouden is.
(Zie brief van 24 apil No. 2997)
2999 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 24 april No. 2997. Hij heeft van de richters van zijn ambt vernomen, dat de bepalingen dezer markt voor de onderdanen zeer bezwarend zijn en dat die marktdwang alleen binnen de jurisdictie der stad behoorde toegestaan te worden.
Zie brief van 27 april No. 3000
3000 Missive van het Hof aan (den landdrost en aan den Schout van Zutphen), met last om in hunne ambten te doen afkondigen, dat gedurende de Zutphensche Meimarkt niemand, "id hoofft nae die Zutphensche merckt hebbende", met zijn goederen ergens anders markt mag houden dan te Zutphen of binnen de vrijheid dier stad. (Zie brief van 25 april No. 2999)
3001 Missive van het Hof aan (Joost van Keppel) met last om Aloff Kreyenfenger nom. ux. Anna Blanckbijll aanstonds te contenteeren.
Zie brief van 16 februari 1565
3002 Missive van het Hof aan (den landdrost). Naar aanleiding van het request van die van Zelhem en Hengelo moet dien van Ruurlo gelast worden de Suppl. te laten bij het gebruik van het Zieuwendt of anders op 8 juni a.s. voor het Hof te verschijnen om den eisch der Suppl. aan te hooren enz. Zie brief van 16 mei
3003 Missive van den pandheer van Bredevoort aan het Hof, aandringende op afdoening van het proces met het Klooster Burloe
3004 Missive van die van Zelhem aan het Hof ter aanbeveling van Joachim Horstinck voor het door den dood van Tieman van den Bosch opengevallen richterambt van Zelhem. Zij zouden ongaarne den dienaar van den landdrost, die door dezen begunstigd wordt, tot richter benoemd zien. Zie brief van 1 mei
3005 Missive van B. S. en R. van Doesburg ten verzoeke van pastoor en kerkmeesters benevens te Zelhem geërfde burgers hunner stad
3006 Missive van Martinus Wulff, pastoor te Groenlo, aan het Hof. Hij dringt aan op stappen bij de vrouw van Borculo ter verwijdering van den kapelaan te Lichtenvoorde.
Zie brief van 5 mei
3007 Missive van het Hof aan Zeyno van Dorth met last om op 14 juni voor het Hof te verschijnen om gehoord te worden tegen den rentmeester van Veluwe betr. de vrijmaking van het goed te Gortel
3008 Missive van het Hof aan gravin Maria van Hoya, vrouw van Borculo enz. met verzoek om den kapelaan te Lichtenvoorde te verbieden aldaar kettersche predicatien te houden.
(Zie brief van 2 mei l.l.). Zie brief van 2 juli 1565 No. 3124
3009 Missive van den landdrost aan het Hof. Hij verzoekt uitstel van den op 16 mei bepaalden verhoorsdag. (Zie brief van 14 maart No. 2978).
Zie brief van 6 mei No. 3012
3010 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 16 maart. De gravin van Limburg weigert het roer terug te geven, maar heeft verklaart over deze zaak aan het Hof te zullen schrijven.
Hierbij het request van Jacob van Heeckeren
3011 Missive van het Hof aan Henrick van Eck met last om het verdrag en magescheid met zijn zwarer Bernt van Broeckhuysen na te leven. Zie brief van 18 december
3012 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op die van 5 mei No. 3009. De verhoorsdag is uitgesteld tot 17 juni. Zie brief van 17 juni
3013 Missive van het Hof aan den landdrost met verzoek om bericht op het request van Henrick Arentss
3014 Missive van het Hof aan den landdrost. De verhoorsdag tusschen de gravin van Bronkhorst en die van Ruurlo is bepaald op 11 juli (Zie brief van 12 october l.l.) en die tusschen Ruurlo en Hengelo-Zelhem wordt uitgesteld tot 10 (juli).
(Zie brief van 28 april l.l.).
Zie brief van 1 juli No. 3042
3015 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van een request van den oudsten zoon van Alardt van Haefften moet hij Derck van Keppel van Oolde gelasten het gekapte en weggehaalde hout van het bewuste leengoed terug te geven of anders op 27 juni a.s. voor het Hof te verschijnen om den eisch van den Suppl. aan ten hooren enz.
(Zie brief van 7 april l.l.).
Zie antwoord van 24 mei No. 3021
3016 Missive van het Hof aan den landdrost met last om Hermanna van Hagenbeke tegen 26 mei voor het Hof te citeeren om dan gehoord te worden tegen Thonis Pruys betr. het transport van een leengoed
3017 Missive van het Hof aan (Gaerdt Steck, pastoor te Keppel) ter herhaling van het bij brief van 20 april 1563 No. 2851 gegeven bevel.
Zie brief van .. mei No. 3023
3018 Missive van B. S. en R. van Doesburg aan het Hof. Zij hebben een burger hunner stad, Hartger Joesten, gevangen genomen wegens diefstal van schapen te Dieren, terwijl hij ook verdacht wordt van een aantal diefstallen, binnen hunne stad. Zij vragen, wat zij met hem moeten doen.
Zie antwoord van 2 mei No. 3019
3019 Missive van het Hof aan (B. S. en R. van Doesburg) in antwoord op die van 22 mei. Alvorens eenige beschikking te kunnen nemen moet het Hof, behoorlijke bekentenissen van den gevangene en verdere kondschappen hebben.
Zie brief van 30 mei No. 3025
3020 Missive van den richter van Doesburg aan het Hof. Hij heeft een inwoner van Drempt in hechtenis, die bekent aldaar verschillende diefstallen gepleegd te hebben. Hij vraagt of hij hem pijnlijk zal examineeren. Zie antwoord van 25 mei
3021 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 17 mei No. 3015. Derck van Keppel weigert het hout terug te geven, waarom hij hem tegen den bepaalden dag geciteerd heeft. Hierbij het request.
Zie brief van 3 augustus
3022 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg in antwoord op die van 24 mei No. 3020. Zonder betekenis en kondschappen kan het Hof geen beschikking nemen.
Zie brief van 30 mei No. 3026
3023 Bericht van Gaerdt Steck, pastoor te Keppel, aan het Hof op het request van Allert van Gelre alias Vogelsanck. Hij zet uiteen, dat deze niets meer te vorderen heeft.
(Zie brief van 17 mei No. 3017). Zie brief van 26 mei
3024 Missive van het Hof aan Gaerdt Sterk, pastoor te Keppel, met last om aan het Hof schriftelijk op te geven, wat hij te zeggen heeft op het tegenbericht van Allert van Gelre op zijn bericht. (Zie No. 3023)
3024 a Missive van die van Doesburg aan het Hof in antwoord op eene van 25 mei l.l. Hierbij gaat de bekentenis van Hartger Joesten. Zij vragen, wat zij verder met hem moeten doen
3025 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doesburg in antwoord op een niet aanwezige. Ten huize van den vader van Hartger Joesten moet huiszoeking gedaan en de gevangene zelf pijnlijk geëxamineerd worden. (Zie brief van 2 mei l.l). Zie brief van 6 juni
3026 Missive van het Hof aan (den richter van Doesburg) in antwoord op een niet aanwezige. Hij moet den gevangene pijnlijk laten examineeren en hem vooral naar zijn medeplichtigen vragen
3027 Missive van het Hof aan (B. S. en R. van Doesburg) in antwoord op een niet aanwezige, waarbij bekentenissen van Hartger Joesten. Het Hof wenscht nog nadere opgaven en o.a. confrontatie met zijn moeder. (Zie brief van 30 mei No. 3025). Zie brief van 8 juni
3028 Missive van B. S. en R. van Zutphen aan het Hof. Aangezien zij vernomen hebben, dat door het Hof van den landdrost advies is ontvangen op hun bij schrijven van 4 september 1563 gedaan verzoek, dringen zij op hulp uit het landdrost- en schoutambt.
Zie brief van 9 juni
3029 Missive van het Hof aan Johan die Haen en Frans Schastaens (?). De uitspraak tusschen hen als pachters van de Kijfwaard en de vrouw van Middachten is bepaald op 9 juni a.s. (Zie brief van 5 april No. 2990)
3030 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doesburg in antwoord op een niet aanwezige. Hun wordt gelast de moeder en den zwager van Hartger Joesten pijnlijk te laten examineeren.
(Zie brief van 6 juni)
3031 Missive van den landdrost aan den Stadhouder in antwoord op een niet aanwezige. Al heeft hij niet kunnen ontdekken, dat de onderdanen van zijn ambt ooit aan de fortificatie van Zutphen gearbeid hebben dan eens onder hertog Karel, toch acht hij het verzoek gegrond, daar de inwoners van het platte land in tijden van nood hun toevlucht nemen achter de muren der stad. (Zie brief van 7 januari No. 3028).
Hierbij copie van den brief van Zutphen.
Zie brief van 11 juni en antwoord van 13 juni
3032 Missive van den Schout van Zutphen aan den Stadhouders in antwoord op een niet aanwezige. Blijkens de hierbij gaande kondschappen hebben de onderdanen van zijn ambt vroeger meermalen aan de fortificatie der stad Zutphen gearbeid.
(Zie brief van 9 juni l.l.).
Zie antwoord van 13 juni
3033 Missive van den Stadhouder aan (den landdrost en) den Schout van Zutphen in antwoord op die van 9 en 11 juni l.l. Hun wordt gelast met den Magistraat van Zutphen een regeling te maken voor den arbeid van de onderdanen van hunne ambten aan de fortificatie dier stad en te zorgen, dat deze zich daaraan niet onttrekken.
Zie brief van 25 augustus No. 3053
3034 Missive van B. S. en R. van Doesburg aan het Hof, begeleidende de bekentenissen van Joest Balckenborch (vader van Hartger Joesten). Schr. verzoeken met hunne raadsvrienden, brengers van deze, te overleggen, wat er verder met de gezamenlijke gevangenen moet worden gedaan.
Zie brief van 23 juni
3035 Missive van het Hof aan den landdrost, begeleidende den eisch van Henrick Willemss, waarop door Henrick Assen binnen 3 weken moet worden geantwoord.
(Zie brief van 6 mei l.l.). Zie brief van 10 februari 1565 No. 3085
3036 Missive van graaf Willem van den Berg aan het Hof, ter aanbeveling van Willem van Gennep, wiens request hierbij gaat en die klaagt over de begeleiding, door hem van het schoutengericht van Zutphen ondervonden
3037 Missive van het Hof aan …… van Voirst met last om op 5 juli voor het Hof te verschijnen om tegen zijn broeder Johan te worden gehoord.
Vgl. brief van 9 october
3038 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doesburg en aan den richter aldaar, begeleidende de vonnissen tegen de aldaar gevangen personen en wenken aangaande het vervoer van hen, die tot de galeien veroordeeld zijn.
(Zie brief van 16 juni l.l.)
3039 Missive van het Hof aan den Stadhouder van den Schout van Zutphen in antwoord op een niet aanwezige. Het Hof vraagt nadere inlichtingen aangaande de aanleiding tot en de toedracht van den twist, waarbij de waard in de Kap door Thijs Beer gestoken is.
Zie brief van 11 juli
3040 Missive van het Hof aan Berndt van Zuylen. De argumenten in zijn bericht (dat hierbij ligt) begrepen komen het Hof niet voldoende voor, waarom het bij schrijven van 24 april l.l. gegeven bevel herhaald wordt
3041 Missive van het Hof aan den Schout van Lochem met verzoek om bericht op het request van B. S. en R. dienrstad over het vinden van middelen tot reparatie der kerk. Hij moet de 9 genoemde buurten bijeen roepen en met hen overleggen over het bedrag, dat zij daartoe willen bijdragen
3042 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 16 mei. Hierbij gaat bericht van die van Ruurlo, waarom zij de beide verhoorsdagen afslaan.
Hierbij een aantal bijlagen.
Zie antwoord van 3 juli
3043 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op die van 1 juli No. 3042. Die van Ruurlo moeten de beide verhoorsdagen waarnemen, maar mogen dan den inhoud van hun bericht voordragen
3044 Missive van het Hof aan den landdrost. Ten verzoeke van de weduwe van Christoffel van Munster moet aan Maurits Ripperda, Henrick van Eck en Sondach van Munster gelast worden het momboirschap over gen. weduwe en hare kinderen aan te nemen
3045 Missive van het Hof aan den landdrost met last om den inhoud van het hierbij gaande request van die van Hengelo en Zelhem aan die van Ruurlo mede te deelen en hun aan te zeggen, dat deze zaak ook op den verhoorsdag zal worden behandeld.
Zie brief van 30 april 1565 No. 3108
3046 Missive van den Schout van Zutphen aan het Hof in antwoord op een niet aanwezige. Hij vraagt, op wiens kosten het vervoer van Thijs Beer naar de galeien moet plaats hebben. Zelf kan hij die hooge kosten niet dragen. (Zie brief van 26 juni l.l.).
Zie antwoord van 12 juli
3047 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op die van 11 juli. Alle onkosten worden betaald door den galeikapitein te Middelburg tegen overgifte van quitantie
3048 Missive van die van Ruurlo aan het Hof. Daar de dupliek van die van Groenlo zeer uitvoerig is, vragen zij 2 of 3 maanden verlenging van den termijn van beantwoording.
In margine: Fiat acte van uutstel voir een maant naer expiratie des termijns cum clausulis con…….. Actum 11ª augusti 1564.
Zie brief van 2 maart 1565
3049 Missive van het Hof aan den landdrost. Daar Derck van Keppel niet voldaan heeft aan de oproeping om tegen de voogden van Derck van Haefften voor het Hof te verschijnen, wordt hij andermaal geciteerd en wel tegen 23 augustus a.s. (Zie brief van 24 mei l.l.).
Zie brief van 27 maart 1565
3050 Missive van het Hof aan graaf Willem van den Berg. Ten zake van de procedure van den drost van Montfort tegen den halfman van het land gen. Hein of Maria Goessens bentgen zal er tusschen hem (graaf Willem) en gen. drost een verhoorsdag zijn op 8 september a.s
3051 Missive van het Hof aan Schout, B. S. en R. van Zutphen met last om te beproeven tusschen Johan Splinter en diens vrouw Maria van Achtevelt een verzoening te bewerken.
Zie brief van 27 februari 1565
3052 Missive van het Hof aan den landdrost. In afwachting van den naderen verhoorsdag tusschen die van Ruurlo en Hengelo moet eerstgen. gelast worden Berent Haykinck zijn paard terug te geven
3053 Missive van B. S. en R. van Zutphen aan het Hof met verzoek om ook den onderdanen van het richterambt van Doesburg te gelasten aan de fortificatie hunner stad te komen arbeiden. (Zie brief van 13 juni l.l.).
Zie brieven van 26 augustus
3054 Missive van den Stadhouder aan graaf Willem van den Berg, met last om den ketterschen prediker te Hedel te straffen.
Zie Br. v.e.a.h. Hof No. 1661/57.
Zie Br. m.h. Kw. v. Nijm. No. 5035
3055 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg, met verzoek om bericht, of vroeger de onderdanen van zijn ambt hebben gearbeid aan de fortificatie van de stad Zutphen.
(Zie brief van 25 augustus No. 3053).
Zie antwoord van 12 september
3056 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen. Men heeft aan den richter van Doesburg over de zaak geschreven
3057 Missive van het Hof aan den landdrost. Aan Willem Venlinck moet gelast worden het verdrag tusschen hem en zijn moeder na te leven. (Zie brief van 8 februari 1563).
Zie brief van 3 november 1567 No. 3313
3058 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg. Behelst het request van Sophia van Overhagen, wed. Gijsbert van Broeckhusen, waarheid, dan moet aan Jasper van Ulft, Wilhelma van Ulft, Otto Cloeck en Harbert van Hagen gelast worden haar de bewuste tarwe terug te geven. Zie brief van 1 februari 1565
3059 Missive van het Hof aan Johan (Worm), pastoor te Doesburg met last om aan Willem Boeltinck op diens kosten afschrift te geven van de door hem gewezen sententie
3060 Missive van den Stadhouder aan den pastoor van Doetinchem met last om zijn ketterschen kapelaan te verwijderen en door een rechtgeloovigen te vervangen.
Zie antwoord van 11 october No. 3068
3061 Missive van den Stadhouder aan den pastoor van Ruurlo, met last om aanstonds te Arnhem te komen om met het Hof te spreken, doch niet te laten merken, waarheen hij gaat
3062 Missive van den Stadhouder aan den Schout van Zutphen met verzoek om bericht, of Johan Albertz, uit Deventer verbannen, om te Warnsveld woont en hoe hij bekend staat.
Zie antwoord van 16 september
3063 Missive van den richter van Doesburg aan het Hof in antwoord op die van 26 augustus No. 3055. Men heeft hem verzekerd nooit aan de fortificatie van Zutphen gearbeid te hebben en daartoe ook niet gehouden te zijn, daar men in tijd van nood zijn toevlucht niet tot Zutphen, maar tot Doesburg neemt
3064 Missive van den Stadhouder van den Schout van Zutphen aan den Stadhouder in antwoord op die van 11 september l.l. De bedoelde persoon woont niet te Warnsveld. Hij heeft zich korten tijd te Zutphen opgehouden, maar is van daar vertrokken naar aanleiding van het verbod tegen de uit Deventer verbannenen
3065 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen. Aan de weduwe van Gerrit van Voirthuysen moet gelast worden Willem van Gennep in het bezit te laten van de helft van het goed Sesinck en het vandaar weggehaalde terug te geven
3066 Missive van het Hof aan den Schout van Zutphen met last om Willem van Gennep in het bezit te handhaven
3067 Missive van het Hof aan den rentmeester der Graafschap (Johan Gerbrantz). Naar aanleiding van het request van Johan van Voirst wordt hem gelast op te geven de waarde van het leen de Escheder waard, ten einde daarvoor het heergewaad te bepalen
3068 Missive van Meynard die Wreede, pastoor te Doetinchem, aan den Stadhouder in antwoord op die van 11 september No. 3060. Hij heeft bij zijn kapelaan nooit sporen van ketterij bespeurd, maar hem toch voorlopig het prediken verboden. Schr. spreekt de hoop uit, dat het verbod zal worden ingetrokken.
Zie antwoord van 13 october
3069 Missive van het Hof van B. S. en R. van Doetinchem. Zij doen op verzoek der burgers hunner stad een goed woord voor den kapelaan, die bereid is zich tegenover zijne aanklagers te verantwoorden
3070 Missive van den Stadhouder aan den pastoor van Doetinchem in antwoord op die van 11 october No. 3068. Zijn verlangen wordt ingewilligd, maar tevens hem gelast voortdurend op de leer van den kapelaan toe te zien
3071 Missive van het Hof aan den Schout van Zutphen met last om in het geheim te onderzoeken, of Walter van Holte zijn derde vrouw heeft en, zoo ja, wanneer hij met deze getrouwd is, of hij daarbij kinderen heeft, hoe vele, of het jongens of meisjes zijn, wanneer die geboren zijn en of de vrouw weder zwanger is.
Zie antwoord van 8 november
3072 Missive van het Hof aan den Schout van Zutphen met last om aan Henrick Martens, rentmeester in Twenthe, wegens afwezigheid in dienst van Z.M. zoo lang uitstel te geven, als hij volgens landdrecht mag doen
3073 Missive van den Stadhouder van den Schout van Zutphen aan het Hof in antwoord op die van 3 november, bevattende de verlangde inlichtingen aangaande Wolter ten Holte
3074 Missive van het Hof aan den landdrost met last om den gemachtigde van Godert ter Wyle, bezitter der kapel te Bronkhorst, en diens vader Cornelis te handhaven in het bezit van de goederen dier kapel
3075 Missive van het Hof aan Henrick van Eck met last om zijn zwager Bernt van Broickhuysen tevreden te stellen of anders op 27 januari a.s. voor het Hof te verschijnen om tegen dezen te worden gehoord. (Zie brief van 6 mei l.l.).
Zie brief van 26 januari No. 3079
3076 Missive van den Schout van Lochem aan het Hof, begeleidende de bekentenis van zekeren gevangene, die op heeter daad betrapt is op diefstal. Hij vraagt, wat hij met hem moet doen.
Zie antwoord van 16 januari
3077 Missive van het Hof aan den Schout van Lochem in antwoord op die van 7 januarl l.l. Alvorens te kunnen beslissen moet men nadere inlichtingen hebben
3078 Missive van het Hof aan den landdrost. Hij moet de wed. Herman van Boickholt gelasten aan het kapittel van St. Walburg te Zutphen het bedrag, waartoe zij veroordeeld is, te betalen en in geval van weigering tot excutie overgaan.
(Zie brief van 24 februari l.l. No. 2946).
Zie brief van 10 april No. 3105
3079 Missive van het Hof aan Henrick van Eck. De op 27 januari bepaalde verhoorsdag is uitgesteld tot 12 februari (Zie brief van 18 december l.l.) Alsdan zal tevens behandeld worden de zaak van het spolium, waarvan Bernt van Broukhuysen Albert Krede beschuldigt, welke laatste op hem (van Eck), als hebbende hem garantie beloofd, heeft gedongen.
Zie brief van 26 februari No. 3087
3080 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg met verzoek om bericht op het request van Jaspar van Ulft, richter in den Byland. (Zie brief van 31 augustus l.l.).
Zie antwoord van 6 februari No. 3083
3081 Missive van Jacob van der Capellen, drost van Bredevoort, aan den kanselier. Hij verzoekt hem den scherprechter te zenden tot examinatie van een gevangene.
Zie antwoord van 6 februari No. 3082
3082 Missive van het Hof aan den drost van Bredevoort in antwoord op die van 4 februari. Alvorens den scherprechter te zenden, wenscht men een buiten pijn afgelegde bekentenis van den gevangene te ontvangen
3083 Missive van den richter van Doesburg aan het Hof in antwoord op die van 1 februari. Het geldt hier een feitelijke weghaling van graan van het land in strijd met het tuchtrecht, door Jaspar van Ulft c.s. gepleegd, waarom hij genoodzaakt is geweest beslag op hun goederen te leggen. De volgende week zal de aanspraak op hun personen plaats hebben.
Zie antwoord van 10 februari No. 3084
3084 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg in antwoord op die van 6 februari No. 3083. Hem wordt gelast op den aangevangen weg voort te procedeeren.
Zie brief van 4 september
3085 Missive van het Hof aan den landdrost. Daar Henrick van Asse nog niet geantwoord heeft op den eisch van Henrick Willemss, moet hem gelast worden op pene van verstek zulks alsnog te doen. (Zie brief van 17 juni l.l.).
Zie brief van 31 maart No. 3101
3086 Missive van het Hof aan Joost van Keppell ter herhaling van het bij schrijven van 27 april l.l. No. 3001 gegeven bevel.
Zie brief van 18 december
3087 Missive van het Hof aan Henrick van Eck. Naar aanleiding van het hierbij gaande request van zijn zwager Berndt van Broeckhuysen wordt hem gelast deze te contenteeren.
Zie brief van 12 december
3088 Missive van het Hof aan den Schout van Lochem. Hij en de Magistraat van Lochem moeten Luytgen Hassinck ongehinderd bier laten brouwen of anders op (28 maart) voor het Hof verschijnen om diens eisch aan te hooren enz.
Hierbij het request van Luytgen Hassinck.
Zie antwoord van 19 maart
3089 Missive van het Hof aan Maria van Achtevelt, gescheiden huisvrouw van Johan Splinter, met last om 13 maart voor het Hof te verschijnen om tegen gen. Splinter te worden gehoord betr. transport van zeker leen onder Warnsveld.
Zie brief van 3 juli
3090 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Groenlo met last om binnen een maand te dienen van quadrupliek op de triplick van die van Ruurlo. (Zie brief van 1 augustus l.l.).
Zie brief van 29 maart
3091 Missive van het Hof aan den Schout van Zutphen. Ten verzoeke van Jochum Splinter moet den pachters van het goed Hoedinck gelast worden aan niemand dan aan hem pacht te betalen
3092 Missive van het Hof aan Johan van Dyenborch, rentmeester te Bredevoort. Ten verzoeke van den vorigen drost Henrick van Isendoren wordt hem gelast op 14 april met den landrentmeester te komen afrekenen van de onder gen. drost gebeurde schatpenningen
3093 Missive van Schout en B. S. en R. van Lochem aan het Hof in antwoord op die van 26 februari. No. 3088. Wegens het hooge water vragen zij uitstel van den verhoorsdag tot na Paschen. Zie antwoord van 22 maart
3094 Missive van B. S. en R. van Doetinchem aan het Hof. Door ijsgang en hoog water is de brug over den Yssel weggeslagen. Voor hun stad, die door de vermindering van den bieraccijns (ten gevolge van het brouwen ten platten lande) is dit een harde slag. Toch is reeds hout gekocht. Zij verzoeken het Hof den landdrost te gelasten tot vervoer daarvan voertuigen uit zijn ambt beschikbaar te stellen.
Zie brief van 23 maart
3095 Missive van het Hof aan den Schout van Lochem in antwoord op die van 19 maart. De verhoorsdag is uitgesteld tot 15 mei a.s. Zie brief van 12 mei
3096 Missive van het Hof aan den landdrost over het beschikbaar stellen van voertuigen
tot het vervoer van hout naar Doetinchem. (Zie brief van 21 maart l.l.).
Zie antwoord van 25 maart
3097 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 13 maart. Hij erkent de billijkheid van het verzoek van die van Doetinchem. Zie antwoord van 26 maart
3098 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op die van 25 maart l.l. Hij moet de onderdanen van Ruurlo, Zelhem, Hengelo en Hummelo oproepen en zorgen voor billijke verdeeling van den last
3099 Missive van het Hof aan den landdrost. De uitspraak tusschen de voogden van de kinderen van Alardt van Haefften en Derck van Keppel is bepaald op 10 april, als wanneer laatstgen. in de gelegenheid zal zijn te kennen te geven waarin hij meent over gen. voogden te klagen te hebben. (Zie brief van 3 augustus l.l.).
Zie antwoord van 8 april
3100 Missive van het Hof aan die van Ruurlo met last om dien van Groenlo kosteloos afschrift te verschaffen van hun tripliek (Zie brief van 2 maart l.l.). Zie brief van 20 april
3101 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 10 februari l.l. Henrick Asse heeft beloofd het bevel na te komen
3102 Missive van het Hof aan broeder Derrick van Keppel te Mariendaal met last om, gehoorzamende aan het bevel zijner overheid, zich te begeven naar het klooster zijner orde te Achlum.
In margine: "Dese bryeff is weder gebracht, soe die bode, die hem gedragen, to weten Derrick Henckel, gerelateert, dat dese broeder Derrick al wech was nae 't convent van Achlum"
3103 Missive van het Hof aan den Schout van Lochem met last om aan de weduwe en erfgenamen van Johan Elpherinck te gelasten aan Johan van Dulmen de geconsigneerde gelden terug te betalen.
In margine staat aangetekend, dat op 24 mei 1565 door de weduwe en erven van Johan Elferinck is te kennen gegeven, dat bedoeld geld niet onder E, maar onder den vorigen landdrost is geconsigneerd, en dat aan den landdrost gelast is gen. weduwe en erven te hooren tegen de weduwe van den vorigen landdrost.
Zie brief van 27 juni 1567
3104 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 27 maart. Hij heeft 's Hofs brief van Derck van Keppel voorgelezen, maar daarop weinig bescheid bekomen.
Zie brief van 10 april No. 3106
3105 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg met last om over te gaan tot executie van de wed. Herman van Boickholt voor de 50 Joachimsdaalders benevens kosten enz. tot betaling waarvan zij veroordeeld is. (Zie brief van 23 januari l.l.)
3106 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van het tusschen de voogden van Alardt van Haeften's kinderen en Derrick van Keppel gewezen vonnis moet hij dezen gelasten alle leengoederen te ontruimen en in geval van weigering tegen hem procedeeren. (Zie brief van 8 april l.l.). Zie brief van 31 augustus No. 3133
3107 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Groenlo met last om te quadrupliceeren op de tripliek van die van Ruurlo. (Zie brief van 29 maart l.l.). Zie brief van 3 mei
3108 Missive van het Hof aan die van Ruurlo met last om binnen een maand te antwoorden op den eisch van die van Hengelo en Zelhem. (Zie brief van 6 juli l.l.).
Zie brief van 18 mei
3109 Missive van het Hof aan den Schout van Lochem met verzoek om bericht op het request van Berndt van Vieracker
3110 Missive van den Schout van Lochem aan het Hof in antwoord op die van 22 maart. De zaak gaat hem niet aan. Hij heeft partijen aangezegd op 14 mei te compareeren.
Zie brief van 20 mei
3111 Missive van B. S. en R. van Groenlo aan het Hof in antwoord op die van 20 april. Zij vragen een uitstel van 2 maanden om hun quadrupliek gereed te maken, daar de tripliek zoo uitvoerig is. Zie brief van 2 juli No. 3125
3112 Missive van den richter van Doesburg aan het Hof. Er bestaat verschil tusschen den Magistraat van Doesburg en de geërfden ter eene en de huislieden van Angerlo ter andere zijde over de vraag, op wien de verplichting rust om een door het hooge water geslagen wade "uthen grondt boeven dat waeter toe leveren". De geërfden erkennen hun verplichting om den dijk daarna verder te voltooien.
Zie antwoord van 16 mei No. 3114
3113 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Groenlo in antwoord op die van 13 mei. Men heeft op hun verzoek den termijn om te quadrupliceeren met 2 maanden verlengd.
(Zie brief van 20 april l.l.)
3114 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg in antwoord op die van 15 mei l.l. Men weet niets van zulk een verplichting van Z.M.; integendeel overal rust die plicht op de geërfden
3115 Missive van het Hof aan den landdrost. Ten verzoeke van die van Zelhem en Hengelo is tegen 28 juni a.s. een verhoorsdag bepaald tusschen hen en die van Ruurlo betr. de Hattemer mark.
(Vgl. brief van 30 april No. 3108).
Zie brief van 20 juni No. 3120
3116 Missive van B. S. en R. van Lochem aan het Hof, houdende mededeeling, dat zij het met Luyken Hassinck over diens brouwen eens zijn geworden. Zij verzoeken daarop placet van het Hof. (Zie brief van 12 mei l.l.).
Hierbij een volmacht van Hassinck en diens vrouw op hun zoon
3117 Missive van het Hof aan den landdrost met last om Hendrick van Nyenhuys te bevelen aan Henrick Dubbeck (?), conventuaal van Bethlehem, de verschuldigde gerst enz. te geven en voorts zich te onthouden van alle dreigementen en beleedigingen
3118 Missive van het Hof aan den richter van Doetinchem met last om de bouwvrouw van de vrouw van Arssen (Frederica van Voerst en Keppel, vrouw van Diederick van Gelre) met rust te laten
3119 Missive van het Hof aan den pandheer van Bredevoort met verzoek om bericht op het request van Henrick van Isendoren gen. van Bloys.
Zie brief van 13 januari 1568
3120 Missive van het Hof aan Willem van Middeldorpe, Evert Horstinck en Jacob van Heeckeren als gemachtigden van die van Hengelo, Zelhem en Ruurlo. De op 28 juni bepaalde verhoorsdag is voor onbepaalden tijd uitgesteld. (Zie brief van 18 mei l.l.).
Zie brief van 3 september 1567
3121 Missive van gravin Maria van Hoya, vrouw van Borculo, aan den Stadhouder, houdende een klacht over het turf graven door die van Groenlo binnen het kerspel Eibergen.
Hierbij copie van een brief van die van Groenlo aan de gravin, waarin zij klagen over het met geweld beletten van het turf graven door die van Eibergen en van het bericht daarop van die van Eibergen. Zie brief van 23 juni.
Zie Br. v.e.a.h. Hof No. 1733/29
3122 Missive van den Stadhouder aan B. S. en R. van Groenlo, houdende verbod om in de Eibergsche venen turf te graven. (Zie brief van 20 juni No. 3121).
Zie antwoord van 30 juni
3123 Missive van B. S. en R. van Groenlo aan den Stadhouder in antwoord op die van 23 juni. Zij zetten uitvoerig uiteen, dat hun burgers bevoegd zijn turf te graven in de heerlijkheid Borculo, wijzen er op, dat in het vorige jaar die van Lichtenvoorde enz. eveneens gepoogd hebben dit te beletten, maar in het ongelijk zijn gesteld, en verzoeken handhaving van de hunnen in hun recht.
Zie brief van 29 augustus No. 3129
3124 Missive van den pastoor van Groenlo aan het Hof. Hij klaagt, dat het kettersche prediken in de kapel te Lichtenvoorde nog voortgaat en dringt aan op maatregelen daartegen.
(Zie brief van 5 mei 1564).
Zie brief van 29 augustus No. 3130
3125 Missive van B.S. en R. van Groenlo aan het Hof. Daar zij geen rechtsgeleerde hebben kunnen krijgen, vragen zij andermaal verlenging van den termijn om te quadrupliceeren op de tripliek van die van Ruurlo. (Zie brief van 13 mei l.l.). Zie antwoord van 5 juli
3126 Missive van den Stadhouder aan den Schout van Zutphen met last om de door de pachters van Johan Splinter gedane pandkeering toe te laten.
(Zie brief van 27 februari l.l.). Zie antwoord van 8 juli
3127 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Groenlo in antwoord op die van 2 juli. Hun wordt een verlenging van 2 maanden toegestaan.
Zie brief van 2 december 1567 No. 3339
3128 Missive van den Stadhouder van den Schout van Zutphen aan den Stadhouder in antwoord op die van 3 juli. Met bijvoeging van een aantal op deze zaak betrekking hebbende stukken toont hij uitvoerig aan, dat Johan Splinter de zaak onjuist heeft voorgesteld en dat diens gescheidene vrouw met haar panding volkomen in haar recht was. Zie brief van 14 september
3129 Missive van den Stadhouder aan de gravin-weduwe van Bronkhorst, vrouw van Borculo, met verzoek om de bewuste kerkespraak, die in strijd is met den gemeenen landvrede, in te trekken. Meenen hare onderdanen, dat die van Groenlo geen recht op het graven van turf hebben, dan moet de weg van het recht ingeslagen worden en is men bereid daartoe commissarissen voor een onderzoek in loco te zenden. (Zie brief van 30 juni l.l.).
Zie brief van 8 september
3130 Missive van den Stadhouder aan de gravin-weduwe van Bronkhorst, vrouw van Borculo, met verzoek om den kapelaan heer Gerrit te beletten voortaan in de kapel te Lichtenvoorde te prediken. (Zie brief van 2 juli l.l. No. 3124).
Zie antwoord van 12 september No. 3141
3131 Missive van den Stadhouder aan den raadsheer Peter van Apeltoren met verzoek om krachtens de commissie op hem en Amelis van Amstel van Mynden zich 9 september naar Doetinchem te begeven, alwaar ook afgevaardigden der stad Zutphen zich zullen bevinden, teneinde een onderzoek in te stellen naar zekere muiterij die daar heeft plaats gehad
3132 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen.
Zie brief van 15 september No. 3146. Zie Br. v.e.a.h. Hof No. 1763/61
3133 Missive van den Stadhouder aan den landdrost met last om alsnog de sententie, waarover het request van de voogden der kinderen van Alardt van Haeftten spreekt, te executeeren. (Zie brief van 10 april l.l.). Zie brief van 20 september
3134 Memorie van Johan die Haen, landschrijver der graafschap aan den Stadhouder, waarin hij het overlijden van den richter van Doesburg bericht en aandringt op het aanwijzen van een bewaarder
3135 Missive van het Hof aan Johan die Haen, bij provisie richter van Doesburg, met last om de aan Otto Cloeck en Wilhelma van Ulft gedane penale bevelen te doen intrekken.
(Zie brief van 10 februari l.l.).
Zie antwoord van 11 september No. 3138
3136 Missive van B. S. en R. van Groenlo aan het Hof. Zijn klagen er over, dat het schrijven van den Stadhouder aan de vrouw van Borculo (brief van 29 augustus No. 3129) niet gebaat heeft, en dringen op handhaving van hun recht aan.
Zie brief van 9 september
3137 Missive van den Stadhouder aan de gravin-weduwe van Bronkhorst, vrouw van Borculo. Naar aanleiding van herhaalde klachten van die van Groenlo (zie brief van 8 september l.l.) wordt het bij schrijven van 29 augustus gedane verzoek op ernstiger toon herhaald.
Zie antwoord van 11 september No. 3139
3138 Missive van den tijdelijken richter van Doesburg aan het Hof in antwoord op die van 4 september. Hij zet uitvoerig uiteen, dat Otto Cloeck c.s. de zaak niet naar waarheid hebben voorgesteld en dat er alle grond is geweest voor het uitvaardigen der penale verboden.
Hierbij het request van Otto Cloeck c.s
3139 Missive van de vrouw van Borculo aan den Stadhouder in antwoord op die van 9 september l.l. Zij zal zijn schrijven over de klachten van die van Groenlo eerstdaags beantwoorden.
Zie brief No. 3140
3140 Missive van de vrouw van Borculo aan den Stadhouder in antwoord op die van 9 september l.l. In een zeer uitvoerig schrijven zet zij de gronden uiteen, waarop zij hare opvatting baseert, dat die van Groenlo in de zaak van het turfgraven ongelijk hebben.
Zie brief van 12 september No. 3142
3141 Missive van de vrouw van Borculo aan den Stadhouder in antwoord op die van 29 augustus No. 3130. Zij gelooft, dat de pastoor zich door die van Groenlo heeft laten opstoken tot zijn klacht, daar, voor zoover zij weet, de vicaris of kapelaan te Lichtenvoorde zich nog nooit vergrepen heeft aan de rechten van den pastoor der parochiekerk
3142 Missive van den Stadhouder aan B. S. en R. van Groenlo. Aan de vrouw van Borculo is verzocht en zij heeft beloofd de bewuste kerkespraak in te trekken, waartegen hun gelast wordt hun burgers te verbieden in het bewuste veen te komen, voordat de zaak door commissarissen onderzocht is, die eerlang derwaarts zullen worden gezonden.
(Zie brief van 11 september No. 3140)
3143 Missive van het Hof aan den gerichtsschrijver van het schoutambt Zutphen met verzoek de beide hierbij gaande vonnissen te autentiseeren en van dagteekening te voorzien
3144 Missive van den Stadhouder aan den Schout van Zutphen. In gevolge de partijdige en hoogst onbetamelijke wijze, waarop zijn Stadhouder geantwoord heeft (zie brief van 8 juli l.l.), wordt hem persoonlijk het bij schrijven van 3 juli bevolene herhaald, tevens met last om zijn Stadhouder te wijzen op het ongepaste van zijn gedrag.
Zie antwoord van 22 september
3145 Missive van het Hof aan den landdrost met last om aanstonds de zich in zijn ambt bevindende heidens daaruit te verdrijven.
Zie antwoord van 19 september
3146 Missive van het Hof aan Diederick van Bronckhorst, heer van Anholt enz., pandheer van Bredevoort, met verzoek om zekeren priester Johan Roussinck, geboren te Anholt en zich daar tegenwoordig ophoudende, die een der hoofdschuldigen van het oproer te Doetinchem is, gevangen te nemen en tot nader bericht te houden.
(Zie brieven van 31 augustus No. 3121 en 3122).
Zie antwoord van 17 september
3147 Missive van het Hof aan den raadsheer Peter van Apeltoren met verzoek zich Vrijdag a.s. naar Harderwijk te begeven, alwaar Amelis van Amstel van Mynden zich bij hem zal voegen, die hem dan tevens mededeeling zal doen van hun commissie.
Zie Br. v.e.a.h. Hof No. 1763/61
3148 Missive van den heer van Anholt aan het Hof in antwoord op die van 15 september No. 3146. Hij heeft niet kunnen vernemen, dat de bedoelde Johan Rosinck te Anholt geboren is of zich daar ophoudt, maar zet zijne nasporingen voort.
Zie brief van 18 september
3149 Missive van den Stadhouder en het Hof aan den landdrost met de last om de schuldigen aan het oproer te Doetinchem, die in dit schrijven genoemd worden, voor zoover zij zich in zijn ambt bevinden, op te sporen en op de St. Janspoort te Arnhem te laten brengen.
(Zie brief van 17 september). Zie antwoord van 2 october
3150 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 15 september No. 3145. IIn zijn ambt houden zich geen heidens op. Die er zich voor ongeveer een maand bevonden, heeft hij verjaagd
3151 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 31 augustus No. 3133. Dirick van Keppel weigert de bewuste goederen te ontruimen. Hij (schrijver) heeft toen gepoogd hem gevangen te nemen, doch van Keppel heeft geweigerd goedschiks mede te gaan, maar aangeboden zich te verborgen. Schr. is van meening, dat hier geen verborging kan worden toegelaten en vraagt nader bericht.
Zie brief van 8 october No. 3155
3152 Missive van den Schout van Zutphen aan den Stadhouder in antwoord op die van 14 september l.l. Maria van Achtevelt verzoekt, dat de zaak tot 1 october moge worden opgehouden, als wanneer zij van tegenbericht zal dienen. Zijn stadhouder zal zich in persoon komen verantwoorden.
Zie brief van 1 februari 1567 No. 3198
3153 Missive van den landdrost aan den Stadhouder in antwoord op die van 18 september l.l. Alle muiters (behalve Johan Roessinck, die zich te Etten bevindt), houden zich nog binnen Doetinchem op. Hem op de St. Janspoort te brengen zou niet gaan, ook al werden zij in zijn ambt gevangen genomen, daar dit in strijd met het landrecht zou zijn.
Zie brief van 9 december
3154 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Doesburg met last om Reyner van Broickhusen, die door Z.M. tot richter van Doesburg is aangesteld, als zoodanig te erkennen
3155 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van herhaalde onrechtmatige handelingen van Derck van Keppel wordt hem gelast tegen dezen benevens Joest en Reyner van Keppel te procedeeren. (Zie brief van 20 september l.l.).
Zie brief van 8 december
3156 Missive van het Hof aan den landdrost, met verzoek om bericht en advies op de hierbij gaande affirmatie van Willem Velinck, richter van Doetinchem.
(Zie brief van 19 januari 1562 No. 2687)
3157 Missive van het Hof aan den Schout van Lochem met last om Johan Ketell van Doesburch ongehinderd het richterambt van Lochem te laten bedienen en geen geweld tegen dezen toe te laten
3158 Missive van het Hof aan gravin Ermgard van Limburg etc. over het ruimen van een beek, waarop door de geërfden van het Arnhemsche en Velpsche broek wordt aangedrongen
3159 Missive van den landdrost aan het Hof. Hij vraagt bericht, of de mandaten tegen het
vermunten of op nieuw aanmunten nog van kracht zijn. Dit geschiedt nl. dagelijks.
Zie antwoord van 28 november
3160 Missive van het Hof aan den Schout van Zutphen. Naar aanleiding van klachten van de huislieden van Warnsveld over hun door boeven en landloopers veroorzaakten overlast, wordt hem gelast daartegen maatregelen te nemen.
Hierbij het request van die van Warnsveld
3161 Missive van het Hof aan de voogden der kinderen van Alardt van Haeften. Naar aanleiding van een request van Johanna van Keppell gen. van Hoeghwolt wordt hun gelast aan deze eenig geld te verstrekken op rekening van haar aandeel
3162 Missive van B. S. en R. van Doesburg aan het Hof in antwoord op een niet aanwezige van 23 october. Huesken van Valckenborch is afwezig. Een onderzoek te zijnen huize heeft niets opgeleverd. Zie Br. v.e.a.h. Hof No. 1785/81
3162 * Missive van het Hof aan den raadsheer Peter van Apeltoirn met last om zich tegen 7 november naar Harderwijk te begeven, alwaar zijn collega van Amstel van Mynden zich bij hem zal voegen
3163 Missive van het Hof aan den landdrost als Schout van Lochem met verzoek om bericht op het request van Henrick ten Lyvenkampe, in het bijzonder of hij dezen voor of na zijn absolutie heeft aangesproken
3164 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van het request van Henrick Droppick, vicaris te Baak, moet hij Henrick toe Nyenhuys gelasten dezen tevreden te stellen en voorts met rust te laten
3165 Missive van de pandheer van Bredevoort aan het Hof. Hij verzoekt tegen 28 november commissarissen te zenden ter bijwoning van de bijeenkomst in zake de Munstersche en Bredevoortsche geschillen en vraagt met het oog daarop instructie. Voorts dringt hij aan op afdoening van het proces der hoorigen van Miste en van het voor 17 jaren door Marten van Rossem aangevangen proces.
Hierbij afschrift van een brief van den elect van Munster.
Zie antwoord van 14 november
3166 Missive van het Hof aan den landdrost. Naar aanleiding van een request van de weduwe Johan ter Inden moet aan Joachim ter Inden gelast worden zijn aandeel in de schulden zijns broeders te betalen. Weigert hij, dan moet den pachters verboden worden hem pacht te betalen. Zie antwoord van 15 december No. 3181
3167 Missive van het Hof aan den Stadhouder van den Schout van Zutphen met last om Henrick M(erttenss) den bepaalden dag te laten genieten, hem afschriften uit de signaten te verschaffen en de executie voorloopig op te houden.
Zie brief van 17 november
3168 Missive van het Hof aan den pandheer van Bredevoort in antwoord op die van 9 november No. 3165. Als commissarissen zullen verschijnen Peter van Apeltoren en de momber.
Zoo spoedig mogelijk zullen de beide processen afgedaan worden.
Zie antwoord van 15 november No. 3139
3169 Missive van den pandheer van Bredevoort aan het Hof in antwoord op die van 14 november. Het teruggeven der Munstersche panden en het ontslaan der borgen komt hem niet gewenscht voor, daar zoodoende de Munstersche van hun moedwil voordeel en die van Bredevoort van hun rechtmatigen tegenstand nadeel zouden hebben.
Zie antwoord van 19 november No. 3173
3170 Missive van het Hof aan den landdrost. Tegen behoorlijke cautie kan de scheper van Derck van Keppel uit de hechtenis ontslagen worden
3171 Missive van het Hof aan den Stadhouder van den Schout van Zutphen, aandringende op beantwoording van die van 13 november en het geven van volledig bericht over de bewuste zaak.
Zie antwoord van 19 november 3174
3172 Missive van Garrit Wolff, pater van Heer Hendrikshuis te Zutphen, aan den raadsheer Lettin, aandringende op het terugbrengen naar het klooster van Johanna Noordinck, die zich daaruit verwijderd en wereldsche kleeding aangedaan heeft
3173 Missive van het Hof aan den pandheer van Bredevoort in antwoord op die van 15 november No. 3169. In weerwil van zijne bezwaren blijft het Hof bij zijn meening
3174 Missive van den Stadhouder van den schout van Zutphen in antwoord op die van 17 november. Hij hoopt morgen in persoon te Arnhem te komen.
Zie brief van 22 november
3175 Missive van het Hof aan den Stadhouder van den schout van Zutphen. Het Hof heeft op 15 januari een verhoorsdag betaald tusschen Henrick Mertens een diens tegenpartij Griete Penninck. (Zie brief van 19 november No. 3174).
Zie brief van 28 december.
Zie Br. Uith. No. 2913
3176 Missive van het Hof aan den landdrost in antwoord op die van 20 october. Daar het placaat op het versmelten van geld niet is ingetrokken, wordt hem gelast het te handhaven
3177 Missive van den landdrost aan het Hof. Derck van Keppel heeft arrest gedaan op 100 gld, die de weduwe Johan van der Mey schuldig is aan de kinderen van Alardt van Haeften met de bedoeling om deze voor vreemde gerichten te betrekken. Daar nu van Keppel zich als balling te Deventer ophoudt, geeft Schr. in overweging dien van Deventer te gelasten hem het geleide op te zeggen.
(Zie brief van 8 october l.l.). Zie brief van 2 december 1567 No 3340.
Zie Br. Uith. No. 2916
3178 Missive van B. S. en R. van Doetinchem aan het Hof, houdende het bericht, dat Hendrick Aillers, die wegens deelneeming aan het oproer sedert 21 weken gevangen zat, ontvlucht is. (Zie brief van 2 october l.l.)
3179 Missive van het Hof van Henrick van Eck. Tusschen hem en Berndt van Broeckhuysen is een verhoorsdag bepaald op 23 januari. (Zie brief van 26 februari l.l.)
3180 Missive van het Hof aan graaf Willem van den Berg, met verzoek om authentiek afschrift van de verklaringen der gevangenen, door wie Ernst Mom beschuldigd wordt van moord op Johan van Scherpenzeel, richter van Doesburg
3181 Missive van den landdrost aan het Hof in antwoord op die van 9 november. Hij heeft van Joachim ter Inden geen antwoord ontvangen
3182 Missive van het Hof aan den landdrost als Schout van Lochem. Daar Joest van Keppel in gebreke blijft aan Aloff Kreyenfenger nom. ux. de rente te betalen op de leenen Reynerdinck en de Cloese gesteld, daarenboven verzuimd heeft die leenen na den dood zijner moeder te verheffen, moet den pachters gelast worden de huur enz. alleen aan hem (schout) te betalen. (Zie brief van 16 februari l.l.)
3183 Missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen. Daar het bewuste feit niet binnen hun jurisdictie is voorgevallen, moet den peinder gelast worden aan Steven van Achtevelt den afgenomen mantel terug te geven
3184 Missive van den Stadhouder van den Schout van Zutphen aan het Hof in antwoord op die van 22 november. De tegenpartij van Henrick Mertenss weigert op 15 januari te verschijnen, daar het Hof volgens haar geen competente richter in dezen is.
Hierbij het schijven van gen. tegenpartij.
Zie brief van 13 maart 1567
3185 Missive van het Hof aan den richter van Doesburg met last om Derck van Keppel goed te bewaren, nu hij weigert borgen te stellen. Den landdrost is gelast tegen hem als aanklager op te treden
laatste wijziging 04-08-2011

Kenmerken

Datering:
0 - 9999
Toegangsnummer:
0124 Hof van Gelre en Zutphen
Inventarisnummer:
917
laatste wijziging 04-08-2011
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)