0012
Gelderse Rekenkamer
Inleiding
laatste wijziging 06-04-2024
9.793 beschreven archiefstukken
7.479 gedigitaliseerd
totaal 698.959 bestanden
Inventaris
Tweede afdeeling. Onderdeelen van het domeinbeheer (uitgezonderd rekeningen en bijlagen)
D. Beheer van de riviertollen
N.B. N.B. Deze beschrijving kon niet worden ingericht als die van de tolrekeningen in de 3de afdeeling D blz. 282, waar de verschillende tolambten aan de indeeling ten grondslag liggen. Daarvoor kwamen er te veel stukken van algemeenen aard in aanmerking om hier te worden geplaatst, terwijl onderverdeeling van de weinige overige stukken omslachtig zou zijn. In dit verband verdient ook opmerking, dat de tollen in periodes van verpachting geen tolambten vormden, maar feitelijk tot het landrentambt-generaal behoorden, omdat de pacht in de kas van dat rentambt gestort werd. Intusschen is die onderscheiding praktisch moeilijk te handhaven en derhalve zijn ook de stukken betreffende verpachte tollen hier niet misplaatst. Die betreffende tollen, welke steeds tot bepaalde rentambten behoord hebben (bijv. dien te Hedel), zal men echter hier niet vinden
Opmerking verdient, dat de belangrijkste watertol is de groote Geldersche tol, die in de middeleeuwen te Lobit werd geheven en daarom in lateren tijd nog wel Lobitsche tol werd genoemd. Reeds hertog KAREL had dezen tol te Arnhem, IJseloord en Nijmegen doen heffen, omdat Lobit in 1473 Kleefsch was geworden. Nadat WILLEM VAN KLEEF die splitsing tijdelijk had opgeheven, voerde het Oostenrijksche bestuur haar in 1543 weer in. Sindsdien is er steeds afzonderlijk tol geheven van de Waal-, Rijn-en IJselvaart, behoudens dat in 1663 de tollen te Arnhem en te IJseloord onder ééne administratie gebracht zijn.
N.B. N.B. Deze beschrijving kon niet worden ingericht als die van de tolrekeningen in de 3de afdeeling D blz. 282, waar de verschillende tolambten aan de indeeling ten grondslag liggen. Daarvoor kwamen er te veel stukken van algemeenen aard in aanmerking om hier te worden geplaatst, terwijl onderverdeeling van de weinige overige stukken omslachtig zou zijn. In dit verband verdient ook opmerking, dat de tollen in periodes van verpachting geen tolambten vormden, maar feitelijk tot het landrentambt-generaal behoorden, omdat de pacht in de kas van dat rentambt gestort werd. Intusschen is die onderscheiding praktisch moeilijk te handhaven en derhalve zijn ook de stukken betreffende verpachte tollen hier niet misplaatst. Die betreffende tollen, welke steeds tot bepaalde rentambten behoord hebben (bijv. dien te Hedel), zal men echter hier niet vinden
Opmerking verdient, dat de belangrijkste watertol is de groote Geldersche tol, die in de middeleeuwen te Lobit werd geheven en daarom in lateren tijd nog wel Lobitsche tol werd genoemd. Reeds hertog KAREL had dezen tol te Arnhem, IJseloord en Nijmegen doen heffen, omdat Lobit in 1473 Kleefsch was geworden. Nadat WILLEM VAN KLEEF die splitsing tijdelijk had opgeheven, voerde het Oostenrijksche bestuur haar in 1543 weer in. Sindsdien is er steeds afzonderlijk tol geheven van de Waal-, Rijn-en IJselvaart, behoudens dat in 1663 de tollen te Arnhem en te IJseloord onder ééne administratie gebracht zijn.
I. Algemeen
Verbalen (minuut en klad), met bijlagen, betreffende conferenties, door de Rekenkamer met gecommitteerden van de Landschap en van verschillende steden gehouden over de toltarieven en andere tolaangelegenheden, 1683-1750. 7 omslagen
N.B. Deze stukken hebben dossiers gevormd, van veel belang voor de kennis van het beheer der watertollen in het algemeen. Het is evenwel niet gelukt, ze volledig te herstellen uit de onder verschillende nos. van NIJHOFF's afdeeling "tolzaken" verspreide stukken. Men bedenke daarbij, dat er een zekere samenhang bestaat tusschen deze dossiers en die betreffende de conferenties met de Landschap over het redres der domeinen (zie no. 32) en met het kapittel van St. Marie te Utrecht en den vorst van Salm over hunne tollen te Schenkenschans (no. 803) en Arnhem (no. 806). Ook de stukken rakende geschillen met Nijmegen, Tiel en Zalt-Bommel over de tolvrijheid (no. 745) hangen min of meer samen met sommige van de hier beschrevene.
N.B. Deze stukken hebben dossiers gevormd, van veel belang voor de kennis van het beheer der watertollen in het algemeen. Het is evenwel niet gelukt, ze volledig te herstellen uit de onder verschillende nos. van NIJHOFF's afdeeling "tolzaken" verspreide stukken. Men bedenke daarbij, dat er een zekere samenhang bestaat tusschen deze dossiers en die betreffende de conferenties met de Landschap over het redres der domeinen (zie no. 32) en met het kapittel van St. Marie te Utrecht en den vorst van Salm over hunne tollen te Schenkenschans (no. 803) en Arnhem (no. 806). Ook de stukken rakende geschillen met Nijmegen, Tiel en Zalt-Bommel over de tolvrijheid (no. 745) hangen min of meer samen met sommige van de hier beschrevene.
0012 Gelderse Rekenkamer
Inventaris
Tweede afdeeling. Onderdeelen van het domeinbeheer (uitgezonderd rekeningen en bijlagen)
D. Beheer van de riviertollen
N.B. N.B. Deze beschrijving kon niet worden ingericht als die van de tolrekeningen in de 3de afdeeling D blz. 282, waar de verschillende tolambten aan de indeeling ten grondslag liggen. Daarvoor kwamen er te veel stukken van algemeenen aard in aanmerking om hier te worden geplaatst, terwijl onderverdeeling van de weinige overige stukken omslachtig zou zijn. In dit verband verdient ook opmerking, dat de tollen in periodes van verpachting geen tolambten vormden, maar feitelijk tot het landrentambt-generaal behoorden, omdat de pacht in de kas van dat rentambt gestort werd. Intusschen is die onderscheiding praktisch moeilijk te handhaven en derhalve zijn ook de stukken betreffende verpachte tollen hier niet misplaatst. Die betreffende tollen, welke steeds tot bepaalde rentambten behoord hebben (bijv. dien te Hedel), zal men echter hier niet vinden
Opmerking verdient, dat de belangrijkste watertol is de groote Geldersche tol, die in de middeleeuwen te Lobit werd geheven en daarom in lateren tijd nog wel Lobitsche tol werd genoemd. Reeds hertog KAREL had dezen tol te Arnhem, IJseloord en Nijmegen doen heffen, omdat Lobit in 1473 Kleefsch was geworden. Nadat WILLEM VAN KLEEF die splitsing tijdelijk had opgeheven, voerde het Oostenrijksche bestuur haar in 1543 weer in. Sindsdien is er steeds afzonderlijk tol geheven van de Waal-, Rijn-en IJselvaart, behoudens dat in 1663 de tollen te Arnhem en te IJseloord onder ééne administratie gebracht zijn.
N.B. N.B. Deze beschrijving kon niet worden ingericht als die van de tolrekeningen in de 3de afdeeling D blz. 282, waar de verschillende tolambten aan de indeeling ten grondslag liggen. Daarvoor kwamen er te veel stukken van algemeenen aard in aanmerking om hier te worden geplaatst, terwijl onderverdeeling van de weinige overige stukken omslachtig zou zijn. In dit verband verdient ook opmerking, dat de tollen in periodes van verpachting geen tolambten vormden, maar feitelijk tot het landrentambt-generaal behoorden, omdat de pacht in de kas van dat rentambt gestort werd. Intusschen is die onderscheiding praktisch moeilijk te handhaven en derhalve zijn ook de stukken betreffende verpachte tollen hier niet misplaatst. Die betreffende tollen, welke steeds tot bepaalde rentambten behoord hebben (bijv. dien te Hedel), zal men echter hier niet vinden
Opmerking verdient, dat de belangrijkste watertol is de groote Geldersche tol, die in de middeleeuwen te Lobit werd geheven en daarom in lateren tijd nog wel Lobitsche tol werd genoemd. Reeds hertog KAREL had dezen tol te Arnhem, IJseloord en Nijmegen doen heffen, omdat Lobit in 1473 Kleefsch was geworden. Nadat WILLEM VAN KLEEF die splitsing tijdelijk had opgeheven, voerde het Oostenrijksche bestuur haar in 1543 weer in. Sindsdien is er steeds afzonderlijk tol geheven van de Waal-, Rijn-en IJselvaart, behoudens dat in 1663 de tollen te Arnhem en te IJseloord onder ééne administratie gebracht zijn.
I. Algemeen
Verbalen (minuut en klad), met bijlagen, betreffende conferenties, door de Rekenkamer met gecommitteerden van de Landschap en van verschillende steden gehouden over de toltarieven en andere tolaangelegenheden, 1683-1750. 7 omslagen
N.B. Deze stukken hebben dossiers gevormd, van veel belang voor de kennis van het beheer der watertollen in het algemeen. Het is evenwel niet gelukt, ze volledig te herstellen uit de onder verschillende nos. van NIJHOFF's afdeeling "tolzaken" verspreide stukken. Men bedenke daarbij, dat er een zekere samenhang bestaat tusschen deze dossiers en die betreffende de conferenties met de Landschap over het redres der domeinen (zie no. 32) en met het kapittel van St. Marie te Utrecht en den vorst van Salm over hunne tollen te Schenkenschans (no. 803) en Arnhem (no. 806). Ook de stukken rakende geschillen met Nijmegen, Tiel en Zalt-Bommel over de tolvrijheid (no. 745) hangen min of meer samen met sommige van de hier beschrevene.
N.B. Deze stukken hebben dossiers gevormd, van veel belang voor de kennis van het beheer der watertollen in het algemeen. Het is evenwel niet gelukt, ze volledig te herstellen uit de onder verschillende nos. van NIJHOFF's afdeeling "tolzaken" verspreide stukken. Men bedenke daarbij, dat er een zekere samenhang bestaat tusschen deze dossiers en die betreffende de conferenties met de Landschap over het redres der domeinen (zie no. 32) en met het kapittel van St. Marie te Utrecht en den vorst van Salm over hunne tollen te Schenkenschans (no. 803) en Arnhem (no. 806). Ook de stukken rakende geschillen met Nijmegen, Tiel en Zalt-Bommel over de tolvrijheid (no. 745) hangen min of meer samen met sommige van de hier beschrevene.
laatste wijziging 17-02-2015
laatste wijziging 06-04-2024
9.793 beschreven archiefstukken
7.479 gedigitaliseerd
totaal 698.959 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 06-04-2024
9.793 beschreven archiefstukken
7.479 gedigitaliseerd
totaal 698.959 bestanden