0012
Gelderse Rekenkamer
Inleiding
laatste wijziging 06-04-2024
9.793 beschreven archiefstukken
7.480 gedigitaliseerd
totaal 698.981 bestanden
Inventaris
Tweede afdeeling. Onderdeelen van het domeinbeheer (uitgezonderd rekeningen en bijlagen)
A. Landrentambt-generaal
N.B. De landrentmeester-generaal, de opvolger van den hertogelijken landrentmeester, inde de batige sloten van de rekeningen der subalterne rentmeesters en van andere rekenplichtige ambtenaren en deed daarvan verschillende betalingen ten dienste van den landsheer, sinds 1581 van de Landschap. Vóór de oprichting van de Rekenkamer beheerde hij ook de domeinen in de Over- en Nederbetuwe, voor zoover niet verpand, die sindsdien onder het beheer van den Nymeegschen rentmeester zijn gesteld. Zie over dit rentambt ook de noot aan het hoofd van B, I in de 3de Afdeeling. Afgezien van de hierboven vermelde inkomsten en uitgaven van den landrentmeester-generaal zij er hier op gewezen, dat deze de domeingebouwen te Arnhem beheerde en de uitvoering en instandhouding van verschillende werken van algemeen nut bekostigde, waaromtrent men hier stukken zal aantreffen.
N.B. De landrentmeester-generaal, de opvolger van den hertogelijken landrentmeester, inde de batige sloten van de rekeningen der subalterne rentmeesters en van andere rekenplichtige ambtenaren en deed daarvan verschillende betalingen ten dienste van den landsheer, sinds 1581 van de Landschap. Vóór de oprichting van de Rekenkamer beheerde hij ook de domeinen in de Over- en Nederbetuwe, voor zoover niet verpand, die sindsdien onder het beheer van den Nymeegschen rentmeester zijn gesteld. Zie over dit rentambt ook de noot aan het hoofd van B, I in de 3de Afdeeling. Afgezien van de hierboven vermelde inkomsten en uitgaven van den landrentmeester-generaal zij er hier op gewezen, dat deze de domeingebouwen te Arnhem beheerde en de uitvoering en instandhouding van verschillende werken van algemeen nut bekostigde, waaromtrent men hier stukken zal aantreffen.
II. Beheer van bepaalde domeinen
Tot het domein behoorende gebouwen te Arnhem, waarvan het beheer tot de taak van den landrentmeester-generaal behoorde
N.B. Zie ook no. 538. Vele stukken betreffende deze gebouwen zijn uit het archief weggeraakt. De belangstelling er voor van VAN HASSELT moeten we in dit opzicht betreuren. Het is o.a. opmerkelijk, dat er buiten de rekeningen niets te vinden is over den herbouw van het Prinsenhof in 1618 en dat zelfs geen behoorlijke plattegrond van het Prinsenhof is bewaard. De uitvoerige posten in de rekeningen van de landmeesters-generaal en de in de ordonnantieboeken opgeteekende betalingsordonnanties vormen daarom een meer volledige bron voor de geschiedenis der bedoelde gebouwen dan de stukken, die in deze aldeeling zijn bijeengebracht.
N.B. Zie ook no. 538. Vele stukken betreffende deze gebouwen zijn uit het archief weggeraakt. De belangstelling er voor van VAN HASSELT moeten we in dit opzicht betreuren. Het is o.a. opmerkelijk, dat er buiten de rekeningen niets te vinden is over den herbouw van het Prinsenhof in 1618 en dat zelfs geen behoorlijke plattegrond van het Prinsenhof is bewaard. De uitvoerige posten in de rekeningen van de landmeesters-generaal en de in de ordonnantieboeken opgeteekende betalingsordonnanties vormen daarom een meer volledige bron voor de geschiedenis der bedoelde gebouwen dan de stukken, die in deze aldeeling zijn bijeengebracht.
Stukken betreffende den aankoop van het Hof van Nassau te Arnhem, waar sindsdien Hof en Rekenkamer geresideerd hebben, in 1648
N.B. Het Hof van Nassau is het huis van den landrentmeester-generaal THOMAS gramaye den Ouden geweest. Een charter. dat er betrekking op heeft, is te vinden onder de stukken betreffende de verrekening met THOMAS GRAMAYE den Jongen en zijn schoonzoon (no. 547). In den Tegenw. Staat van Gelderland (blz. 447) is ten onrechte vermeld, dat het aan de stad Arnhem behoord heeft; deze heeft niet den eigendom van het huis afgestaan, maar de jurisdictie, omdat het na den aankoop door de Staten bij het rechtsgebied van het Hof moest worden ingelijfd, dat onttrokken was aan de macht van de stedelijke regeering. De aankoop heeft reeds in 1647 plaats gehad: zie de rekening van den landrentmeester-generaal over 1647 en de bijlagen daarbij. De transportbrief is echter van 1648 en de daarop gevolgde akte, houdende ruil van jurisdictie, die abusievelijk 1648 is gedateerd, is van 1649.
N.B. Het Hof van Nassau is het huis van den landrentmeester-generaal THOMAS gramaye den Ouden geweest. Een charter. dat er betrekking op heeft, is te vinden onder de stukken betreffende de verrekening met THOMAS GRAMAYE den Jongen en zijn schoonzoon (no. 547). In den Tegenw. Staat van Gelderland (blz. 447) is ten onrechte vermeld, dat het aan de stad Arnhem behoord heeft; deze heeft niet den eigendom van het huis afgestaan, maar de jurisdictie, omdat het na den aankoop door de Staten bij het rechtsgebied van het Hof moest worden ingelijfd, dat onttrokken was aan de macht van de stedelijke regeering. De aankoop heeft reeds in 1647 plaats gehad: zie de rekening van den landrentmeester-generaal over 1647 en de bijlagen daarbij. De transportbrief is echter van 1648 en de daarop gevolgde akte, houdende ruil van jurisdictie, die abusievelijk 1648 is gedateerd, is van 1649.
0012 Gelderse Rekenkamer
Inventaris
Tweede afdeeling. Onderdeelen van het domeinbeheer (uitgezonderd rekeningen en bijlagen)
A. Landrentambt-generaal
N.B. De landrentmeester-generaal, de opvolger van den hertogelijken landrentmeester, inde de batige sloten van de rekeningen der subalterne rentmeesters en van andere rekenplichtige ambtenaren en deed daarvan verschillende betalingen ten dienste van den landsheer, sinds 1581 van de Landschap. Vóór de oprichting van de Rekenkamer beheerde hij ook de domeinen in de Over- en Nederbetuwe, voor zoover niet verpand, die sindsdien onder het beheer van den Nymeegschen rentmeester zijn gesteld. Zie over dit rentambt ook de noot aan het hoofd van B, I in de 3de Afdeeling. Afgezien van de hierboven vermelde inkomsten en uitgaven van den landrentmeester-generaal zij er hier op gewezen, dat deze de domeingebouwen te Arnhem beheerde en de uitvoering en instandhouding van verschillende werken van algemeen nut bekostigde, waaromtrent men hier stukken zal aantreffen.
N.B. De landrentmeester-generaal, de opvolger van den hertogelijken landrentmeester, inde de batige sloten van de rekeningen der subalterne rentmeesters en van andere rekenplichtige ambtenaren en deed daarvan verschillende betalingen ten dienste van den landsheer, sinds 1581 van de Landschap. Vóór de oprichting van de Rekenkamer beheerde hij ook de domeinen in de Over- en Nederbetuwe, voor zoover niet verpand, die sindsdien onder het beheer van den Nymeegschen rentmeester zijn gesteld. Zie over dit rentambt ook de noot aan het hoofd van B, I in de 3de Afdeeling. Afgezien van de hierboven vermelde inkomsten en uitgaven van den landrentmeester-generaal zij er hier op gewezen, dat deze de domeingebouwen te Arnhem beheerde en de uitvoering en instandhouding van verschillende werken van algemeen nut bekostigde, waaromtrent men hier stukken zal aantreffen.
II. Beheer van bepaalde domeinen
Tot het domein behoorende gebouwen te Arnhem, waarvan het beheer tot de taak van den landrentmeester-generaal behoorde
N.B. Zie ook no. 538. Vele stukken betreffende deze gebouwen zijn uit het archief weggeraakt. De belangstelling er voor van VAN HASSELT moeten we in dit opzicht betreuren. Het is o.a. opmerkelijk, dat er buiten de rekeningen niets te vinden is over den herbouw van het Prinsenhof in 1618 en dat zelfs geen behoorlijke plattegrond van het Prinsenhof is bewaard. De uitvoerige posten in de rekeningen van de landmeesters-generaal en de in de ordonnantieboeken opgeteekende betalingsordonnanties vormen daarom een meer volledige bron voor de geschiedenis der bedoelde gebouwen dan de stukken, die in deze aldeeling zijn bijeengebracht.
N.B. Zie ook no. 538. Vele stukken betreffende deze gebouwen zijn uit het archief weggeraakt. De belangstelling er voor van VAN HASSELT moeten we in dit opzicht betreuren. Het is o.a. opmerkelijk, dat er buiten de rekeningen niets te vinden is over den herbouw van het Prinsenhof in 1618 en dat zelfs geen behoorlijke plattegrond van het Prinsenhof is bewaard. De uitvoerige posten in de rekeningen van de landmeesters-generaal en de in de ordonnantieboeken opgeteekende betalingsordonnanties vormen daarom een meer volledige bron voor de geschiedenis der bedoelde gebouwen dan de stukken, die in deze aldeeling zijn bijeengebracht.
Stukken betreffende den aankoop van het Hof van Nassau te Arnhem, waar sindsdien Hof en Rekenkamer geresideerd hebben, in 1648
N.B. Het Hof van Nassau is het huis van den landrentmeester-generaal THOMAS gramaye den Ouden geweest. Een charter. dat er betrekking op heeft, is te vinden onder de stukken betreffende de verrekening met THOMAS GRAMAYE den Jongen en zijn schoonzoon (no. 547). In den Tegenw. Staat van Gelderland (blz. 447) is ten onrechte vermeld, dat het aan de stad Arnhem behoord heeft; deze heeft niet den eigendom van het huis afgestaan, maar de jurisdictie, omdat het na den aankoop door de Staten bij het rechtsgebied van het Hof moest worden ingelijfd, dat onttrokken was aan de macht van de stedelijke regeering. De aankoop heeft reeds in 1647 plaats gehad: zie de rekening van den landrentmeester-generaal over 1647 en de bijlagen daarbij. De transportbrief is echter van 1648 en de daarop gevolgde akte, houdende ruil van jurisdictie, die abusievelijk 1648 is gedateerd, is van 1649.
N.B. Het Hof van Nassau is het huis van den landrentmeester-generaal THOMAS gramaye den Ouden geweest. Een charter. dat er betrekking op heeft, is te vinden onder de stukken betreffende de verrekening met THOMAS GRAMAYE den Jongen en zijn schoonzoon (no. 547). In den Tegenw. Staat van Gelderland (blz. 447) is ten onrechte vermeld, dat het aan de stad Arnhem behoord heeft; deze heeft niet den eigendom van het huis afgestaan, maar de jurisdictie, omdat het na den aankoop door de Staten bij het rechtsgebied van het Hof moest worden ingelijfd, dat onttrokken was aan de macht van de stedelijke regeering. De aankoop heeft reeds in 1647 plaats gehad: zie de rekening van den landrentmeester-generaal over 1647 en de bijlagen daarbij. De transportbrief is echter van 1648 en de daarop gevolgde akte, houdende ruil van jurisdictie, die abusievelijk 1648 is gedateerd, is van 1649.
laatste wijziging 11-10-2023
31 gedigitaliseerd
totaal 65 bestanden
laatste wijziging 06-04-2024
9.793 beschreven archiefstukken
7.480 gedigitaliseerd
totaal 698.981 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 06-04-2024
9.793 beschreven archiefstukken
7.480 gedigitaliseerd
totaal 698.981 bestanden