Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Commanderij van Sint-Jan te Arnhem

0306 Commanderij van Sint-Jan te Arnhem

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0306   Commanderij van Sint-Jan te Arnhem
Inleiding
1. Auteursrechten en andere rechten
2. Openbaarheid en citeren
3. Geschiedenis van de archiefvormer en het archief
laatste wijziging 26-03-2024
1.252 beschreven archiefstukken
264 gedigitaliseerd
totaal 4.411 bestanden
Inventaris
1. De commanderij van St. Jan te Arnhem
2. De commanderij van St. Jan te Nijmegen
3. Andere commanderijen
4. Stukken betreffende de teruggave van de ordensgoederen in de Vereenigde Nederlanden, afkomstig van R. Kempinck, gecommitteerde vanwege den prior van Duitschland en rentmeester te Arnhem
5. Stukken waarvan het verband met het archief niet duidelijk is
7. Regesten
7.1. 1185-1350
1 Paus Lucius III vernieuwt de bul d.d. 1184 augustus 2, waarin hij de hospitaalbroeders vrijstelt van tienden en andere belastingen van den Apostolischen Stoel, tenzij de broeders met name genoemd worden in de brieven over de heffing van deze belastingen
2 Paus Gregorius IX richt zich tot de prelaten in de provincie Colonia en vernieuwt, ten behoeve van de broeders van het gasthuis van Jeruzalem in Arnhem, de bul van paus Lucius III, d.d. 1184 december 6, waarin deze beveelt de goederen en privileges van de gasthuisbroeders te beschermen tegen kwaadwilligen en hen te excommuniceren, die zich aan deze bevelen niet onderwerpen
3 Paus Innocentius IV vernieuwt de bul van paus Lucius III, d.d. 1185 maart 7, waarin deze den prelaten beveelt de broeders van het hospitaal van Jeruzalem niet door hun officialen te doen veroordeelen tot geldstraffen
4 Paus Innocentius IV staat den meester en de broeders van het gasthuis van Jeruzalem in Alemania toe, de goederen te aanvaarden, roerend en onroerend, behalve de leengoederen, die hun medebroeders, wanneer zij in de wereld gebleven waren, gekregen zouden hebben
5 Paus Alexander IV vernieuwt de bul van paus Lucius III, d.d. 1184 december 12, waarin deze den prelaten beveelt, niet meer dan een vierde gedeelte te aanvaarden van de goederen, die aan het gasthuis van Jeruzalem worden nagelaten door hen, die daar begraven willen worden, waarbij paarden en wapens moeten worden uitgezonderd voor de verdediging van het Heilige Land, terwijl de prelaten op goederen, die als giften onder de levenden aan het gasthuis worden vermaakt, in het geheel geen aanspraak hebben
6 Paus Alexander IV vernieuwt de bul van paus Alexander III, d.d. 1168, 1169 of 1170 januari 23, waarin deze de prelaten aanspoort zich niet te verzetten, wanneer de broeders van het Hospitaal van Jeruzalem eenmaal 's jaars in hun kerken komen om aalmoezen te verzamelen, en staat den broeders toe, hun overleden medebroeders over te brengen naar de begraafplaats van het Gasthuis, zoo zij elders bezwaarlijk begraven kunnen worden
7 Paus Alexander IV vernieuwt de bul van paus Urbanus III, d.d. 1186 maart 10, waarin deze den prelaten verbiedt, boete op te leggen aan mannen van het Hospitaal van Jeruzalem, die zich aan overspel of andere misdaden hebben schuldig gemaakt, en belastingen op te leggen aan kerken of priesters, die van het Hospitaal afhankelijk zijn
8 Paus Alexander IV vernieuwt de bul van paus Gregorius IX, d.d. 1228 februari 23, waarin deze bepaalt, dat het besluit van de abten van de Orde van Cistercium, dat hun kloosters geen met tienden belaste goederen mogen koopen of aanvaarden, behalve bij stichting, ook zal gelden voor de Orde van St. Johannes van Jeruzalem, en dat deze Orde, tegenover alle geestelijke instanties, vrij zal zijn van de betaling van tienden
9 Paus Alexander IV vernieuwt de bul van paus Honorius III, d.d. 1217 februari 25, waarin deze den prelaten opdraagt, zich te onthouden van beleediging der broeders van het Gasthuis van Jeruzalem en de geloovigen toe te staan, hun kerken te bezoeken
10 Paus Urbanus IV vernieuwt, ten behoeve van de broeders van het Hospitaal van Jeruzalem in Alamania, de bul van paus Innocentius IV, d.d. 1243 augustus 5, waarin deze hun toestaat vrijelijk goederen te bezitten, die hun medebroeders zouden gekregen hebben, wanneer zij in de wereld waren gebleven
11 Paus Clemens IV beveelt aan de aartsbisschoppen en de bisschoppen, om de magnaten, graven en andere edelen in hun diocesen aan te sporen, de broeders van het Gasthuis van Jeruzalem niet lastig te vallen en geen belastingen van hen te heffen
12 Paus Clemens IV vernieuwt de bul van paus Innocentius IV, d.d. 1247 november 24, waarin deze aan de broeders van het Gasthuis van Jeruzalem toestaat, in rechtszaken te getuigen over zaken, die het Gasthuis of de broeders aangaan
13 Paus Clemens IV vernieuwt de bul d.d. 1265 october 24, waarin deze aan de prelaten verbiedt, om te trachten, door het excommmuniceeren van de vrienden van de broeders van St. Jan van Jeruzalem, deze broeders indirect te treffen
14 Paus Clemens IV staat den magister en de broeders van het Gasthuis van Jeruzalem toe, ten tijde van een generaal interdict de geloovigen te ontvangen tot den godsdienst
15 Winekinus, Henricus Teggenaghel, Cesarius, Renerus de Arde, Johannes, zoon van Riquinus, Wernerus de Palude, Wellekinus, Alexander, Gysekinus Gruter, richter en schepenen in Arnhem, oorkonden, dat Gertrude met Henricus de Jamerlo, haar man, als momber, de rechten van Theodericus, ridder, heer van Nienbeke, erkend heeft op drie hoeven bij Lopene aan beide zijden van den Renus, waarvan één vrij eigendom, de tweede tynsplichtig aan den hof Brokerhove, de derde leenroerig aan Jacobus Gosuinusz. de Arnem, twee hoven naast Arnem, twee molens bij Arnem, land, gelegen in de Weide en alle goederen gelegen bij de versterking Arnem tot aan Boventorp, en dat Henricus de Jamerlo van den heer van Nienbeke de drie hoeven in Lopene en één der molens in leen heeft ontvangen, terwijl aan Gertrude de lijftocht wordt gegeven
16 Gisilbertus, proost van St. Marie, en Henricus, decaan van St. Salvator te Trajectum, geven vidimus van een bul van paus Urbanus IV, d.d. 1264 september 22 (Reg.no. 10)
17 Theodericus de Nyenbeke, ridder, vermaakt al zijn goederen aan broeder Arnoldus de Vrenstorp, zijn broeder, commendator in Novimagium, waarbij als getuigen optreden broeder Theodericus Lam, broeder Johannes Laycus de Gronlo, broeder Mathyas, zijn biechtvader en zuster Katerina met een haar toegevoegde zuster van Honepe
18 Arnoldus de Nyenbeke, commendator van het Huis in Arnhem ter eenre, en Pelegrinus de Putten, Henricus de Keppele, broeders, Kristina de Rede, hun zuster, Henricus de Essen, Albernus, Thidericus, Arnoldus de Zinderen, broeders, en Rekente de Enchehusen, hun zuster, ter andere zijde, oorkonden ter beslechting van een geschil over goederen van wijlen Thydericus, heer van Nyenbeke, dat de eerste partij de met name genoemde in Gelderland gelegen goederen, onder eenige voorwaarden, zal bezitten
19 Reynaldus, graaf van Gelria, oorkondt, dat broeder Arnoldus, broeder van wijlen Theodericus de Nyenbeke, ridder, aan het Huis van St. Johannes in Arnhem gegeven heeft een hof in Edingveren, Klein Edincweren, de goederen, die Theodericus daar bezeten heeft, en de goederen in Reenren, onder voorwaarde, dat het Huis van St. Johannes in Arnhem zal zorg dragen voor eenige memoriediensten door twee priesters ter nagedachtenis van heer Theodericus en Arnoldus, terwijl zijn bloedverwanten Pelegrinus de Putten en Henricus de Kappele, broeders, heer Henricus de Rede, ridder, uit naam van zijn vrouw Kristina, Albernus de Zinderen en Theodericus en Arnoldus, broeders van Albernus, en vrouwe Rekente de Engehusen, hun zuster, verklaren, dat aan broeder Arnoldus slechts een derde dezer goederen behoorde, maar dat zij van hun rechten afstand doen
20 Broeder Hermanus de Maguncia, magister in Treveri en baljuw van geheel Neder-Alemania, bevestigt de overdracht van goederen voor broeder Arnoldus de Nyenbeke aan het Huis van St. Johannes in Arnhem (zie Reg.no. 19)
21 Arnoldus, heer van Nienbeck, commendator in Arnhem, verklaart, dat bij een verdeeling van eenige goederen, afkomstig van wijlen zijn broeder Theodericus, heer van Nienbeck, welke onverdeeld waren gebleven tussen hem en de kinderen van zijn zusters, aan hem zijn toebedeeld een molen bij Arnhem, twee hoeven bij Arnhem in de mark, de goederen in Mersche bij Arnhem, een hoeve in Lopene en goederen bij Boventorph
22 Schepenen van Arnhem oorkonden, dat Wilhelmus dictus David schuldig is aan heer Arnoldus de Nyenbeke, commendator, een rente van 18 solidi 's jaars, voor zijn erf naast de kerk van St. Johannes te Arnhem
23 Richter en schepenen van Zutphania en Walterus de Keppele, knaap, zoon van wijlen Theodericus de Keppele, ridder, verklaren, dat Wilhelmus de Hekere en Johannes en Everardus, zijn broeders, geen recht hebben op de goederen genaamd Klein Edingwerde in het kerspel Brummen, en dat zij, zoo zij eenig recht zouden hebben, daarvan afstand doen ten behoeve van Arnoldus de Nyenbeke, commendator, en de broeders van het Huis van St. Johannes in Arnhem
24 Richter en schepenen van Zutphen oorkonden, dat broeder Arnoldus, heer van Nyenbeck, commendator in Arnhem, aan Riquinis de Edincwerden en zijn twee zonen Ryquinus en Lambertus, den hof in Edinckwerden heeft opgedragen ter bewoning voor twintig jaren, onder zekere voorwaarden
25 Arnoldus, commendator in Arnhem en heer van Nienbeck, geeft aan het Huis (van St. Johannes) in Arnhem de goederen Baventorph, den molen aldaar en den molen, gelegen in het kerspel Oesterbeck, op voorwaarde dat nog een priester wordt aangesteld, die dagelijks een zielmis zal opdragen voor hem en zijn broeder
26 Broeder Arnoldus, commendator in Arnhem, draagt op aan het Huis van St. Johannes aldaar de goederen Sybbinck, gelegen in Vorstonden, ten overstaan van den proost van Odenseel, Amelius de Billen, Hermanus de Encher en Wenemarus Bentinck
27 Everardus, graaf van Marca, stadhouder van Reynoldus, graaf van Gelria, scheidsrechter in het geschil tusschen Hermanus de Maguncia, prior van St. Johannes van Jerusalem in Neder-Alemania, en de broeders van het Hospitaal in Arnhem ter eenre, en Herbordus de Putten, Limmodis zijn vrouw, Pilgherinus en Herbordus, hun zonen, Pilgherinus, Machteldis zijn vrouw, Theodericus, Gerardus, Fredericus, Henricus en Helpericus, broeders van Herbordus van Putten, Chrispina, Machteldis, zijn zusters, ter andere zijde, over de hoven Eddinckwerde en Klein Eddinckwerde, Renre, Zibbinghen, de goederen Boventorp en in Dreden met den molen bij Arnem, alle afkomstig van Theodericus, heer van Nienbeyke, ridder, en broeder Arnoldus, commendator in Arnhem, halfbroeders, bepaalt, dat Herbordus van Putten c.s. geen enkel recht op deze goederen heeft, waarna deze voor de zijnen en zijn erfgenamen van deze goederen afstand doet
28 Richter en schepenen van Elborgh oorkonden, dat Pelegrinus, broeder van Herbertus van Putten, met Mechteldis zijn vrouw, de broeders Fredericus, Henricus, Helpericus, ook broeders van Herbertus, met Mechteldis hun zuster en Lummodis, vrouw van Herbertus, met haar twee zonen Pelegrinus en Herbertus, gemeenschappelijk de goederen Bovendarp in Arnem, twee hoven Klein en Groot Edincwerde, een hof in Reenre, de goederen Sibbinc en in Dreyden, aan den commendator en de broeders van het Huis van de Orde van St. Johannes den Dooper in Arnem overdragen en van alle rechten afstand doen
29 Herbordus de Putten erkent ontvangen te hebben van Gerardus de Colonia, commendator van het Huis van St. Johannes in Arnhem, en de broeders, honderdvijftig zwarte Toursche ponden, welke broeder Harmanus de Maguncia, prior van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem in Neder-Alimania, en de commendator en de broeders voornoemd ieder voor de helft schuldig waren
30 Reynald, graaf van Gelria, oorkondt, dat Mechteldis, vrouw van heer Fredericus de Hekeren, ridder, en dochter van heer Wilhelmus de Rinwich, ridder, al haar goederen, gelegen bij Dornike in het kerspel Heemmen opdraagt aan haar vader tegen een jaarlijksche erfrente van veertig ponden, half te betalen aan haar of haar kinderen, half aan de kerk van St. Johannes in Arnhem
31 Theodericus de Aelst, richter in de Betue, oorkondt, dat heer Reynoldus, graaf van Gelria, hem gezegd heeft, dat Henricus Wellekiin en Elyzabet zijn vrouw al hun goederen aan den commendator en de broeders van het Huis in Arnem van de Orde van St. Johannes van Jeruzalem hebben opgedragen
32 Theodericus de Husen, ridder, hofmeester van heer Ottho, graaf van Cleve, oorkondt, dat Theodericus de Weda en Aleydis zijn vrouw verkocht hebben aan heer Theodericus Palmart, plebaan in Malbergh, hun hoeve aldaar, en dat zij al hun goederen verbinden tegen alle aanspraken, die Arnoldus cum cicatrice (d.i. Arnoldus met het lidteeken) de Arnhem tegen dezen verkoop zou kunnen aanvoeren
32A Jacobus de Denmark, commandeur van St. Jan te Novimagium, en Johannes de Nuscia, clericus, treffen een regeling voor hun geschil over de nalatenschap van Henricus Sartor, waarbij alle goederen daarvan aan de broeders van St. Jan worden toegekend en Johannes, behalve het hem toekomende, nog een betaling van vijftig ponden zal ontvangen
33 Broeder Jacobus de Deynemarken, commandeur van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem in Utrecht, en meester Gherardus de Colonia, commendator van het Gasthuis in Arnhem, verklaren, dat Reynaldus, graaf van Gelria, hun heeft gegeven het patronaatsrecht van de kerk van Spankeren, de kerk zelf en een verblijf in zijn kasteel Neyenbeyke, hetwelk in het vervolg St. Janswaard (Insula Beati Johannis) zal heeten, met nog een jaarrente van vijftig ponden, waarvoor de Orde in St. Janswaard twee broeders-priesters zal houden om den dienst te doen, zooals de Graaf zal bevelen
0306 Commanderij van Sint-Jan te Arnhem
Inventaris
7. Regesten
7.1. 1185-1350
33
Broeder Jacobus de Deynemarken, commandeur van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem in Utrecht, en meester Gherardus de Colonia, commendator van het Gasthuis in Arnhem, verklaren, dat Reynaldus, graaf van Gelria, hun heeft gegeven het patronaatsrecht van de kerk van Spankeren, de kerk zelf en een verblijf in zijn kasteel Neyenbeyke, hetwelk in het vervolg St. Janswaard (Insula Beati Johannis) zal heeten, met nog een jaarrente van vijftig ponden, waarvoor de Orde in St. Janswaard twee broeders-priesters zal houden om den dienst te doen, zooals de Graaf zal bevelen
Datering:
1310 december 5 [[in vigilia beati Nycholai episcopi]]
NB:
Oorspr. (Inv.no. 468), met de zegels der beide oorkonders, waarvan het eerste zeer geschonden.
Gedrukt in: J. Delaville le Roulx, Cartulaire général des Hospitaliers de St. Jean de Jérusalem, IV, 4911.
De giftbrief van graaf Reinald d.d 1307, die men in dit archief zou verwachten, berust in het Hertogelijk Archief (GldA, 0001 Graven en hertogen van Gelre, graven van Zutphen, inv.nr. 34); cf. Nijhoff, Gedenkwaardigheden I, no. 89). Mede in verband met den brief d.d. 1323 juni 2, bestaat de mogelijkheid, dat de brief d.d. 1307 niet is uitgevaardigd.
Toegangsnummer:
0306 Commanderij van Sint-Jan te Arnhem
laatste wijziging 08-07-2021
34 De officiaal te Traiectum en Henricus, abt van het klooster van St. Paulus te Traiectum geven vidimus van de bul van paus Alexander IV d.d. 1260 mei 15 (Reg.no. 8)
35 Gerardus, heer van Cranendonc, hofmeester van den graaf van Cleve, verklaart als richter bij Malberghen, dat Henricus Hazart de Hussen en Fia zijn vrouw, Gerardus Pinnekiin en Hadewigis zijn vrouw, al hun goederen in Malberghen verkoopen aan broeder Henricus de Zelenbach, commendator, en aan de broeders van het Gasthuis van St. Johannes van Jherosolima te Arnhem
36 Paus Johannes XXII bevestigt de vrijheden en privilegiën, die zijn voorgangers aan het Hospitaal van St. Jan van Jeruzalem hebben gegeven
37 Arnoldus, proost in Arnem, en aartsdiaken in Traiectum, geeft vidimus van de bul van paus Johannes XXII d.d. 1317 juni 17 (Reg.no. 36)
38 Arnoldus, proost te Arnhem, geeft vidimus van de oorkonden d.d. 1295 december 20 (Reg.no. 17), 1296 augustus 1 (Reg.no. 18), 1297 april 4 (Reg.no. 19), 1305 mei 31 (Reg.no. 27), 1305 juni 12 (Reg.no. 28) en 1305 augustus 16 (Reg.no. 29)
39 Gerhardus de Baersdonck, richter in de Betue, oorkondt, dat Theodericus de Ewich, ridder, en Bela zijn vrouw, met hun dochter Altrud en haar man Ullinck Knif, verkocht hebben aan den commendator en de broeders van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem in Arnhem, twaalf en een half morgen land, waarvan er twee liggen "Oppen Poll" en de overige "in't Westerholt"
40 Ysenardus, patriarch van Anthioce, Rustanus van Neopata, Reymudus, aartsbisschop van Adrionopolis, Wernerus van Marmoria, Guilhelmus, van het gebied der Tartaren, Symon van Parma, Petrus van Narma, Egidius van Adrinopolis, Benvenutus van Feretra, Nycholaus van Argolitum, Johannes van Retrehum, (verleenen een ieder, die) het klooster te Arnhem van St. Johannes van Jeruzalem (bezoekt, 40 dagen aflaat)
41 Fredericus, bisschop van Traiectum, bevestigt den brief d.d. 1319 februari (Reg.no. 40), waardoor deze gestoken is, en voegt nog veertig dagen aan den daar verleenden aflaat toe
42 Godefridus Tenghenagel, ridder, richter in de Bethue, oorkondt, dat Wolterus de Zolen en Margareta zijn vrouw hebben overgedragen aan den commendator en de broeders van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem in Arnhem, verschillende goederen in het kerspel Hoesden, voornamelijk "oppen Polle".
43 Paus Johannes XXII geeft toestemming aan den commendator en de broeders van het Hospitaal van St. Johannes van Jeruzalem te Utrecht om erfenissen te ontvangen
44 Gerardus de Barsdunc, richter in de Betue, oorkondt, dat heer Godefridus Tenghenaghel, ridder, met zijn twee zonen Nicolaus en Sander, mede voor de afwezige minderjarige kinderen, heeft afstand gedaan, ten behoeve van den commendator en de broeders van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem, van alle rechten op land en goederen in het kerspel Huesden, welke de commendator en de broeders van Walterus de Zolen en diens vrouw Margareta hebben gekocht
45 Gerardus de Baersdunc, richter in de Bethue, oorkondt, dat Theodericus Harolt en Mabylia, zijn vrouw, met heer Petrus, priester, Wilhelmus en Rabodus, gebroeders, zoons van Theodericus en Mabylia, Gosuinus de Wade en Hermannus, kinderen van Mabylia, en Margareta, zuster van Theodericus, tezamen hebben verkocht aan den commendator en de broeders van het Huis van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem, een tuin, genaamd Bunghaert in het kerspel Angheren, een stuk land, genaamd Campstucke, en een stuk bouwland, Langhebeme genaamd, waarna zij deze goederen in pacht ontvangen tegen tien pond kleine penningen om 's jaars
46 Gerardus Rychtere, officiaal van den deken, en het kapittel van de kerk te Xantten keuren goed, dat Theodericus Harolt en Mabilia zijn vrouw, met Gosuinus de Wade en Hermannus zijn broeder, zoons van Mabilia en stiefzoons van Theodericus, en met heer Petrus, priester, Wilhelmus en Rabodus, gebroeders en zoons van het bovengenoemde echtpaar, en met Margareta, zuster van Theodericus, het stuk bouwland, genaamd Campstucke, en een ander stuk, genaamd Langhebeme, in het kerspel Angheren, welke landerijen cijnsplichtig zijn aan den deken en het kapittel van Xantten, verkocht hebben aan den commendator en de broeders van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem, en verklaart, dat de commendator en de broeders jaarlijks twintig denaren aan cijns schuldig zullen zijn aan de kerk te Xantten
47 Godevard van Barle, richter in de Betuwe, verklaart, dat Everard van den Hove en Ghertruid zijn vrouw hebben overgedragen aan den commandeur en de broeders van het Huis van St. Johannes te Arnhem een huis en hofstede, waarop zij wonen, in het kerspel Elden, "Byspronchs", voorts zes schepel op de Maet Weich en een molder zaad op den Griet aldaar, waarna de commandeur hem het goed weer in pacht geeft tegen vijf pond kleine penningen 's jaars
48 Reynout, zoon van den graaf van Ghelre, verklaart, dat zijn vader van Jacob, bisschop van Suden, honderd pond kleine penningen geleend heeft, en dat hij deze zal teruggeven
49 Broeder Albertus von Schwartzenberg, grootmeester van Alemania, en prior van het Gasthuis van St. Johannes, en Everardus de Hestenborg, commendator van het convent van het eerste Huis van Alemania te Heimbach, geven vidimus van de pauselijke bullen, die op de Orde betrekking hebben en te Heimbach berusten, d.d. 1265 november 26 (Reg.no. 13), 1252 augustus 1 (Reg.no. 4), 1265 mei 31 (Reg.no. 11), 1261 maart 18 (Reg.no. 9), 1185 januari 23 (Reg.no. 1), 1255 augustus 9 (Reg.no. 5), 1260 mei 5 (Reg.no. 7), 1248 mei 26 (Reg.no. 3) en 1265 juli 4 (Reg.no. 12)
50 Reynaldus, oudste zoon van den graaf van Ghelria, verklaart, dat hij aan den commandeur en de broeders van de Orde van St. Johannes van Jeruzalem te Arnhem gegeven heeft de parochiekerk in Spankeren met het patronaatsrecht, waarbij hij Johannes, elect van Trajectum, verzoekt deze gift te bevestigen
51 Johannes, elect van Traiectum, bevestigt de oorkonde van Reynaldus, graaf van Ghelria, d.d. 1323 juni 2 (Reg.no. 50)
52 Godevert van Barle, richter in de Betu, oorkondt, dat Jan van der Ze den heeren van het St. Janshuis te Arnhem een stuk land tusschen Huesden en Kesteren "op den Polle" heeft gegeven, in ruil voor een ander stuk land, gelegen op Costervelt
53 Godevert van Barle, richter in de Betu, verklaart, dat Engelbrecht Jordaenszoon van Havessuade schuldig is aan Willem van Andels, poorter te Husen, drie pond kleine penningen, een grooten koningstournooys van zestien penningen, een brabantschen van vijf penningen, een hollandschen van twee penningen, een zwarten tournooys van een kleinen penning, gaande uit zijn hofstede onder Angheren, welke heeft behoord aan Herman Bouten, ridder
54 Henricus Scurinc, richter van de Velue, oorkondt, dat Sarlecinus de Broke als richter in Brummen, ten overstaan van Chiaso de Edincwerde, Gerardus, diens broeder, Henricus Boventdarp, Henricus Darbuten en Rodolphus Indersutwiic, afstand gedaan heeft van alles, waarover hij met den commendator en de broeders van het Huis van St. Johannes in Arnhem een rechtszaak heeft gehad
55 Cesarius Mauricii en Henricus de Jamerlo, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Meus, zoon van Henricus Scotte, en zijn vrouw Aleydis, toen zij nog leefde, aan de broeders van het Gasthuis van St. Jan van Jeruzalem in Arnhem hadden overgedragen een jaarrente van 9 pond uit hun goederen in Trecht, naast den waterloop, tot heil van hun zielen, en dat hij deze thans opnieuw overdraagt
56 Gerardus van de Werve, richter, Jacobus Biirwych (sic) en Wynandus Theoderici, schepenen te Arnhemia, oorkonden, dat Haza, dochter van Henricus Phrisie, heeft overgedragen aan Jacobus de Davantria en Johan de Wesenberch, broeders van het Huis van St. Johannes van Jeruzalem in Arnhem, ten gebruike van den commendator en de broeders van het Huis, acht solidi, te weten vier uit huis en erf van Jacobus Wannemaker, gelegen buiten de Spikerpoort te Arnhem naast den Renus, en vier uit een huis, ook aldaar gelegen naast den molen, welke Henricus Duneman bewoont
57 Gerardus van den Werve, richter, Jacob Biirwysch en Jacob Mauricii, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Theodericus, zoon van Everardus Croegh, en Wilhelmus Pistor, zijn stiefvader, hebben beloofd, den commandeur en de broeders van het Huis van St. Johannes te Arnhem te vrijwaren een jaarrente van twee ponden, welke Theodericus hun uit land van zijn vader heeft verkocht, waarna Cesarius Mauricii en Christianus, zoon van Aleydis de Hoeflaken, hetzelfde hebben beloofd voor een jaarrente van een pond, welke Aleydis, zuster van Christianus, heeft verkocht uit het huis van Reynerus de Presinchave
58 Borghart van Haelt, richter in de Betue, zitting houdend te Kesteren, oorkondt, dat Bernard van den Sande aan den commandeur en het convent van het Huis van St. Jan te Arnhem overgedragen heeft zes hont land in Hoesden binnen den Poll
59 Theodericus, graaf van Cleve, verklaart, dat hij in de vier morgen bouwland, gelegen in Malberghen naast land van Winandus Theoderici, welke Johannes de Aerde, poorter te Arnhem, van Otto de Jamerlo heeft gekocht, en welke aan Theodericus de Jamerlo hebben toebehoord, geen enkel recht of feodaal eigendom heeft
60 Henricus de Jamerlo en Godefridus Munter, zoon van Jacobus Bruno's zoon, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Reynerus de Presinchova en Hyda zijn vrouw verkocht hebben aan Wendelmodis de Zedem een rente van één pond 's jaars, gaande uit huis en erf, waar zij nu wonen, onder voorwaarde, dat zij deze kunnen terugkoopen voor 10½ pond kleine denaren
61 Cesarius Mauricii en Henricus Biirwysch, schepenen in Arnhem, oorkonden, dat Johannes de Choegh heeft overgedragen aan Hermannus Taker een jaarrente van één pond uit zijn huis en stal naast de Nieuwe Markt, met recht van terugkoop
62 Jacobus, bisschop van Zuden en commendator van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem, en het geheele convent van St. Katharina te Trajectum, verklaren verkocht te hebben aan den commendator en de broeders van het Huis van St. Johannes te Arnhem drie morgen bouwland, gelegen in het kerspel Kestere, afkomstig van wijlen broeder Henricus de Kestere
63 Jacobus, bisschop van Zuden en commendator van het Gasthuis van St. Johannes van Jeruzalem en van St. Katerina in Traiectum, en het geheele convent, verklaren gekocht te hebben van Noydekinus de Staveren een erf bij hun poorten in St. Jansdal en hiervoor verkocht te hebben aan den commendator en de broeders in Arnhem zekere jaarrenten, welke zij daar hebben, terwijl zij het geld, dat zij hiervoor ontvingen, aan Noydekinus hebben gegeven
64 Dyderuc, graaf van Cleve, verklaart, dat Henryc dye Hunt heeft overgedragen ten behoeve van Everart Tendevelt vier morgen land, gelegen op de Grosenre weide en behoorende tot het goed van 's Graven dienstman, waarna Dyderic het land aan Everart tot een erftyns geeft tegen een grooten tornois 's jaars
65 Serys Moristeszoon verklaart, als tynsheer, dat Ludolf die Scomakere en Ade zijn vrouw een huis en hofstede, gelegen achter het Huis van St. Johannes, binnen de muren, hebben overgedragen aan den commandeur en het convent van het genoemde Huis, en dat de heeren van St. Johannes twee hoenderen 's jaars aan tyns zullen betalen
66 Lubbrecht van Emse, richter te Brummen, oorkondt, dat Ode Humminc, ten overstaan van een aantal met name genoemde getuigen, heeft afstand gedaan, ten behoeve van den commandeur en het convent van het Huis van St. Johan te Arnhem, van eenig goed in Reenre, gelegen aan en in hun hoeve aldaar
67 Lambrecht, heer van Bueren, verklaart schuldig te zijn aan den commandeur en het convent van het heilige Gasthuis van St. Johannes van Over Mere te Nymaghen en te Arnhem 43 pond en 14 schellingen zwarte tornooizen aan achterstallige pacht van land te Bueren
68 Lambrecht, heer van Bueren, verklaart de schuldbrieven, die de commandeur en de broeders van het heilige Gasthuis van St. Johannes van Over Mere te Nymaghen en te Arnhem bezitten op heer Otto, heer van Bueren, zijn grootvader, op Alaerst van Bueren, zijn vader, en op Otto van Bueren, zijn broeder, te zullen betalen
69 Johannes de Brenen senior, rentmeester van de Valua in het graafschap Ghelria, verklaart, dat Gerardus de Merhem en Greta zijn vrouw verkocht hebben 3½ morgen, de Vlasacker, in Westterame, aan Ghesa des Coppers, die jaarlijks aan den Dusinchof van den graaf van Ghelria een cijns zal geven van vijf brabantinos en een kleinen denarius
70 Ghysebrecht van Everdingen, domdeken, en Henric van Loenresloet, deken van St. Jan te Utrecht, geven vidimus van de brieven van 14 en 15 november 1329 (Reg.nos. 67 en 68)
71 Johan Lecker, drossaart van den graaf van Cleve te Hoesen en Malberghen, oorkondt, dat Johan van Arde, poorter te Arnheym, en Nele zijn vrouw hebben overgedragen vier morgen land op de Malbergher weide, naast land van Winand Didericszoon, aan den commandeur en het convent van het Huis van St. Johannes te Arnheym
72 Reynout, graaf van Ghelre, verklaart, dat hij den commandeur van St. Katerine te Utrecht en zijn geestelijke broeders, die onder hem staan in 's Graven land, met al het goed, dat de Huizen daar bezitten, onder zijn speciale hoede neemt
73 Jacobus Mauricii, richter, Cesarius Mauricii en Heynricus de Hoven, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Johannes Pot en zijn vrouw Ghreta hebben overgedragen aan den commendator en het convent van het Huis van St. Johannes te Arnhem een jaarrente van één pond, deels uit huis en erf van Fredericus Tector in de Overstraat, deels uit huis en erf van Lise Rapaerds, tegenover dat van Reynerus Croech
74 Nycolaus Nycolai en Godefridus Garcelii, schepenen te Arnheym, oorkonden, dat Fredericus Tector en zijn vrouw Moederkina hebben overgedragen aan den commendator en de broeders van het Huis van St. Johannes te Arnheym een jaarrente van 10 solidi uit hun huis en erf in de Overstraat, welke rente reeds werd overgedragen door Johannes Pot en zijn vrouw, blijkens den brief, door welken deze gestoken is (Reg.no. 73)
75 Heynricus de Hoven en Godefridus Garcelii, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Hermannus Ryperscheyt en zijn vrouw Ghreta hebben overgedragen aan Arnoldus Schriver een jaarrente van twee ponden uit het steenen huis van Jacobus Drent bij de Pepermannipoort op den stadsmuur, uit welk huis reeds drie ponden gaan
76 Notaris Conradus de Erfordia, instrumenteert, dat Aleydis, weduwe van Jacobus Mauricii, benevens Symon, Cristina en Jacobus, haar kinderen, hebben overgedragen aan den commendator en de broeders van het Huis van St. Johannes te Arnheym een rente van twee en twintig solidi 's jaars, gaande uit een huis en erf van Heynricus Kuper, onder borgtocht van Cesarus Mauricii, Mauricius, diens zoon en Symon voornoemd
77 Notaris Conradus de Erfordia instrumenteert, dat Lubbertus dy Veleke, Ghreta zijn vrouw en Ryquinus hun zoon, hebben erkend schuldig te zijn aan den commendator en de broeders van het Huis van St. Johannes te Arnhem een rente van twee pond 's jaars, gaande uit hun huis en erf
78 Herman van Cleve, vervanger van zijn neef Willem Ridder, richter van alle Velu, en de gerichtslieden van Brummen, oorkonden, dat Johan van Noertlo, Goswiin en Willam, zijn kinderen, hebben overgedragen aan de broeders van het Huis van St. Johannes te Arnhem, een rente van vier pond 's jaars, gaande uit de goederen te Noertlo, die zij van de heeren van St. Johannes in leen hebben
79 Georgius, deken, en het kapittel van St. Gereon te Colonia geven vidimus van een bul van paus Alexander IV, d.d. 1260 mei 4 (Reg.no. 6)
80 Reynaut, graaf van Ghelre en van Zutphen, geeft tot een erftynsgoed aan Zewold van der Ghaten een hoeve land, gelegen in de mark te Wenem in het kerspel Apeldoren, voor een tyns van acht schellingen 's jaars
81 Otto Bor van Doernyc, richter in de Nederbetue, oorkondt, dat Jan Spaen en zijn vrouw Lisabet hebben overgedragen aan Coenrard van Renwiic veertien hond land in Inghenre broek
82 Jacob van Ambe, ridder, richter in de Overbetue, oorkondt, dat Wendelmoet oppen Ryne heeft verkocht aan Aelberd van den Ryne een rente van één pond 's jaars, gaande uit haar huis en hofstede, gelegen op den Proest
83 Jacob van Ambe, ridder, richter in de Overbetue, oorkondt, dat Alaert die Hollander heeft overgedragen aan Cone van Rinwiic en zijn vrouw Ghese elf hond land, waar Alaerts huis en hofstede op staan, in het kerspel Zetten, waarna Cone voorgenoemd dit land aan Alaert in erfpacht geeft tegen een rente van twee pond 's jaars
84 Notaris Arnoldus Godefridi de Arnhem instrumenteert, dat Agnes, dochter van wijlen Gobolinus de Colonia, burger van Arnhem, voor het zieleheil van haarzelf en van haar ouders, heeft gegeven aan de broeders van de Orde van St. Johannes van Jeruzalem in Arnhem een huis in Lopermarc en een rente van twee pond 's jaars, gaande uit een huis en erf van wijlen Johannes de Zanten, naast het steenen huis van Wynandus de Arnhem, ridder, eenerzijds en de stadsvleeschmarkt anderzijds
85 Steyven van Almelo, met zijn vrouw Lysebet en zijn erfzoon Ecbertes, verklaren verkocht te hebben aan den commandeur en de broeders van St. Johannes te Arnhem drie lieden, die hem volschuldig eigen waren, ten volscharigen rechte, te weten Geret ten Luttiken Edincwerde met zijn vrouw Gryten en hun dochter Lysebet, voorts Luten, dochter van Tyot van Groot-Edincwerden en haar zoon Gheret, die hem toebehoorden volgens keurmedig recht
86 Stephanus Gruter en Johannes Noerdunck, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Everardus Tentvelt heeft beloofd Gerardus, commendator, ten behoeve van het huis van St. Johannes te Arnhem, te bevestigen in vier morgen land in de wei Groesen, cijnsplichtig aan den graaf van Cleve
87 Notaris Reynerus de Vorden instrumenteert, dat Aleydis, weduwe van Henricus Huntviller, heeft overgedragen aan de heeren van het Huis van St. Johannes te Arnhem, een jaarrente van acht solidi, om de nagedachtenis te onderhouden van Johannes Lachart, welke rente de Arnhemsche bakker Cleyne Heyno gehad heeft uit Huntvillers erf, waarna bakker Heynricus ze aan Aleydis kwijtscheldt
88 Ghenekinus Birwisch, richter, Henricus de Hoeven en Godefridus de Gruthus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wilhelmus Gouwart en zijn vrouw Elisabeth hebben overgedragen aan Arnoldus Crey een rente van negen solidi 's jaars, gaande uit het huis en erf van Johannes Tuleman, waaruit reeds een jaarrente gaat van 27 solidi aan Wynandus de Arnhem
89 Ghenekinus Birwisch, richter, Henricus de Hoeven en Godefridus de Gruthus, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Wilhelmus Gouwart en zijn vrouw Elisabet hebben overgedragen aan Arnoldus Crey een rente van 10 solidi 's jaars, gaande uit twee huizen en erven van wijlen Gerardus Man, nu bewoond door Nele, weduwe van Hermannus de Aenstoet, en Nela Dunnemans
90 Jan van ter Waden, richter in de Overbetu, oorkondt, dat Gese Coppers heeft overgedragen aan Geryt van Colen, commandeur te Arnhem, ten behoeve van het convent van het Huis van St. Johannes te Arnhem, twee morgen land in het kerspel Elst, in de maalschap Westerambe, op den Beenacker, en nog elf hond
91 Wilhelmus de Angeren, zoon van wijlen Simon de Angeren, ridder, verklaart ontvangen te hebben van den commendator en het convent van St. Johannes te Arnhem 21 pond
92 Notaris Reynerus de Vorden instrumenteert, dat Johannes Croech en zijn vrouw Stephanya hebben overgedragen aan de broeders van het Gasthuis van St. Johannes te Arnhem, als schenking, een erf tusschen het huis van Bernardus Pellifex en dat van Johannes, den zoon van Arnoldus de Hoessen
93 Lambertus Ghesekini en Henricus de Jamerlo, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Andreas Sutor en zijn vrouw Lysa hebben overgedragen aan Johannes de Cleve een rente van één pond 's jaars, gaande uit hun huis en erf, waaruit Johannes, de smid, voorgenoemd, reeds een jaarrente van één pond heeft
94 Broeder Heynric van Zeylbach, commandeur van het Huis van St. Johannes te Arnhem, verklaart, dat hij in erfpacht gegeven heeft aan Korstinne des Costers 2½ morgen land, genaamd die Provest, gelegen te Malberghen bij het Bruninghe land, en een hofstede aldaar bij het Kanunnikenland
95 Notaris Reynerus de Vorden instrumenteert, dat Hella, dochter van wijlen Wynandus Goswini de Gruthus van Arnhem, bij testament heeft aangesteld tot executeurs Goswinus Cornoken, kanunnik te Arnhem, en Godefridus de Gruthus en Genekinus Jacobi Biirwisch, leeken en poorters te Arnhem, die voor een behoorlijke begrafenis zullen zorgen, giften, die gemeenschappelijk spinden genoemd worden, en kaarsen geven, terwijl testatrice het kerkhof van de parochiekerk van Arnhem als begraafplaats kiest, waarbij zij aan den deken en het kapittel, evenals aan de vicarissen van de parochiekerk, en aan de heeren van het Gasthuis van St. Johannes te Arnhem een rente vermaakt van één pond 's jaars uit haar goederen, ter nagedachtenis van haar en van haar ouders, terwijl zij tenslotte vermaakt aan de zieken van het Gasthuis van St. Katerina te Arnhem één pond 's jaars, aan de Collegiaatskerk te Arnhem tien pond voor den bouw en aan de parochiekerk aldaar één pond 's jaars, eveneens voor den bouw
96 Jacobus Ridder en Henricus de Jamerlo, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Gerardus Tacke, opperproost, en Reynerus Vleisch bevestigen, dat Henricus Wellekiin en zijn vrouw Lyssa hun goederen in het kerspel Hoesden hebben overgedragen aan het Huis van St. Johannes te Arnhem
97 Ude van Mekeren, richter in Value, oorkondt, dat Robbert van Sibbinck Dydericszoon verklaart, dat de commandeur en het convent van St. Johans Huis te Arnhem jaarlijks één pond gelds uit het huis en goed Sibbinck in het kerspel Voerst te ontvangen hebben, en dat hij een rente van één molder rogge het ééne jaar, en 6 schepel koren het andere jaar, schuldig is aan het Convent, voor de pitancie
98 Broeder Henrick van Zeelbach, commandeur van het St. Jans Huis te Aernhem, stadhouder van den Meester van Duyschlande, verklaart, met goedvinden van heer Henryk Momme van Beynem, een stuk land aan den Anwende, gelegen in het kerspel Brummen, over te dragen aan het Onser Vrouwe altaar in de kerk te Brummen, terwijl heer Henrik ten behoeve van het Convent te Arnhem jaarlijks vier groote tornooizen zal geven, en aan den pastoor van Halle een rente van één tornoois 's jaars
99 Jacobus Biirwisch en Godefridus de Munter, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat heer Johannes de Wesenbergh, namens het klooster van St. Johannes te Arnhem, en Salomea, weduwe van Jacobus Ketelhoet, hebben verpacht aan Hermannus Rademaker een erf of hofstad van Otto de Omeren, vroeger van Wolterus de Lure, op voorwaarde, dat Salomea 18 solidi rente zal ontvangen en het klooster van St. Johannes één pond 's jaars
100 Broeder Henric van Zeelbach, commandeur van het Huis van St. Johannes te Arnhem, broeder Scillinc, broeder Johan van Wesenbergh en het Convent te Arnhem oorkonden, dat Geyse van Suetfene aan het Huis te Arnhem gegeven heeft een rente van 17 schillingen 's jaars, te nemen van Arnold Gec te Elst, terwijl dit geld na haar dood komen zal aan het Gasthuis, ten behoeve van zieke broeders aldaar, en zij voorts een rente van vier pond 's jaars geeft, te heffen van Heyn Bernardeszoon te Westerame, waarvoor op de sterfdagen van haar en haar ouders pitanciën gegeven zullen worden
101 Richter en schepenen van Sutpania oorkonden, dat Nycholaus de barbier en zijn vrouw Bela verkocht hebben aan Ghese Coppers een rente van twee pond, gaande uit hun huis en hof, gelegen tusschen dat van Jacobus Sartor en Gerardus Bryncorynck, waaruit aan Johannes Weltge en aan Nycholaus Pille reeds een rente van twee pond gaat
102 Notaris Conradus de Erfordia instrumenteert, dat Heynricus de Loepen heeft verklaard volgens testament van Aleydis, wijlen zijn vrouw, aan den commendator en het convent van het Huis van St. Johannes te Arnheym schuldig te zijn een jaarrente van 10 solidi uit zijn goederen in Loepen
103 Evert van Hummel, richter te Malberghe, oorkondt, dat Henric Hobenszoon en zijn vrouw Lute verkocht hebben aan de heeren van St. Johannes te Arnhem een rente van 25 schillingen 's jaars, gaande uit Henric Hoben's hof
104 Godefridus, zoon van Jacobus Bruno's zoon en Hermannus dy Scriver, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Willekinus Hannis' zoon en zijn vrouw Jutta hebben overgedragen aan Theodericus, zoon van Hermannus Sutor, een rente van 6 solidi 's jaars, gaande uit hun huis en erf, naast dat van Theodericus Gruther, den kleermaker, eenerzijds, en dat van Goswinus de Amersfordia aan de andere zijde
105 Godefridus, zoon van Jacobus Bruno's zoon en Henricus de Jamerlo, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Hermannus dye Dregher en zijn vrouw Fya hebben overgedragen aan Gysele Durolts een rente van 10 solidi 's jaars, gaande uit hun huis en erf in de Overstraat, naast Gherardus van der Ze eenerzijds, en Lambertus Textor andererzijds
106 Willem Borre van Dornic, ridder, richter in de Overbetue, oorkondt, dat Willem Harotszoon van Angeren en zijn vrouw Hase hebben overgedragen aan Hermannus die Scriver van Arnhem een huis en hofstede, gelegen in het kerspel Angeren en genaamd Kellemans hofstede, tynsplichtig aan de buren van Angeren, voorts 2 morgen eigen erf, gelegen aan de wetering op het Campstuck, waarna Herman die Scriver het genoemde goed aan Willem Harotszoon en diens vrouw in erfpacht geeft, tegen 6 pond 's jaars, terwijl Herman van der Waden als richter vanwege de gemene buren van Angeren Herman die Scriver in deze cijnsplichtige goederen erkent
107 Willem Borre van Dornic, ridder, richter in de Overbetue, oorkondt, dat Willem Harot van Angeren als schuldenaar, en Jan van Nywelant, Gosewiin van der Wade en Jordan van der Hegen als borgen gezamenlijk Hermannus den Scriver van Arnhem zullen waren de 6 pond 's jaars, die Herman voorgenoemd gekocht heeft te Angeren van Willem Harot
108 Notaris Johannes Rutgheri de Wesalia instrumenteert, dat Lubbertus Velic en zijn vrouw Margaretha hebben overgedragen aan heer Johannes de Wesenbergh, broeder van het Gasthuis van St. Johannes te Arnhem, ten behoeve van het Huis, een rente van één pond 's jaars
109 Reynerus de Aerde en Theodericus dye Gruuther, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Hermannus Zoetebecker en zijn vrouw Aleydis hebben overgedragen aan Henricus Ridder een rente van 4 pond 's jaars, gaande uit verschillende huizen, namelijk uit dat van Flora, dochter van Nycolaus den slager, uit dat van Hylle Smets, van Gerardus Berchman en van Johannes Nypperney
110 Willem Borre van Dornic, ridder, richter in de Overbetue, oorkondt, dat Wilhem Sweneldenzoon van Elden en zijn vrouw Lise verkocht hebben aan den commandeur en de broeders van het St. Janshuis te Arnhem een jaarrente van 10 schillingen, gaande uit hun huis, hofstad en land in het kerspel Elden
111 Arnoldus Byerwisch en Henricus de Jamerlo, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Aleydis Houtvilres heeft overgedragen aan Reynirus de Aenstoet haar huis en erf buiten de Spykerspoort, voor een rente van 4 pond 12 denaren 's jaars, terwijl uit dat huis nog een jaarrente gaat van 9 solidi aan het St. Katherine gasthuis te Arnhem
112 Richter en schepenen van Sutphania oorkonden, dat in het geschil tusschen prior en convent der Predikheeren eenerzijds en Ghesa Coppers anderzijds over goederen, nagelaten door wijlen broeder Everardus Rex, broeder van Ghesa, Egidius Franconis, Henricus Lower en Andreas Creynck de arbitrale uitspraak hebben gedaan, dat Ghesa Coppers gedurende haar leven een bedrag van 6 pond 's jaars zal krijgen uit 4 morgen land, bij Westerame in het kerspel Elst gelegen, door haar broeder Everardus nagelaten
113 Henricus de Jamerlo en Sanderus Tengneghel, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Ghysella, dochter van wijlen Jacob Kints, heeft overgedragen aan Hermannus Zoeteber een rente van één pond 's jaars, gaande uit haar huis en erf
114 Godefridus, zoon van Jacobus Bruno's zoon en Henricus de Jamerlo, schepenen te Arnhem, oorkonden, dat Heyno de Bosinchem en zijn vrouw Aleydis hebben overgedragen aan Arnoldus Taker een erf naast het kerkhof van St. Johannes, onder voorwaarde, dat zij binnen een afstand van 8 voet van dat erf niet mogen bouwen, tenzij een steenen huis of muur
115 Richter en schepenen van Sutphen oorkonden, dat Ghesa Coppers heeft overgedragen aan den commandeur, den prior en het convent van de Orde van St. Johannes te Arnhem een rente van 5 pond 's jaars, welke zij zelf heeft uit huizen (te Zutphen), namelijk 2 pond uit het huis en erf van Gheise Coeps in de Hofstraat, 2 pond uit het huis en erf van Nicholaus den barbier en één pond uit het huis en erf van Buncke bij de Nieuwstadspoort (portam novi oppidi), terwijl zij voorts met de heeren van St. Johannes is overeengekomen, dat deze, daar zij als zuster door hen is aangenomen, al haar goederen na haar dood zullen houden
116 Goessen van der Horst, richter te Huyssen en te Malberghen, oorkondt, dat heer Dyderic van Bylandt, ridder, en zijn vrouw hebben overgedragen aan broeder Jan van Wesenberghe, ten behoeve van de broeders van St. Johannes te Arnhem, den boomgaard bij hun bouwhuis te Malberghen, die geweest is van Heynrich van Donsbrughe
117 Goessen van der Horst, richter te Huyssen en te Malberghen, oorkondt, dat Frederic van den Dunen en Jan Scoppert hebben beloofd aan broeder Jan van Wesenberghe en de broeders van St. Johannes te Arnhem, den boomgaard, gelegen bij hun bouwhuis te Malberghen, dien zij gekocht hebben van heer Dyderic van Bylant, te waren jaar en dag
7.2. 1351-1400
7.3. 1401-1450
7.4. 1451-1500
7.5. 1501-1580
laatste wijziging 26-03-2024
1.252 beschreven archiefstukken
264 gedigitaliseerd
totaal 4.411 bestanden

Kenmerken

Datering:
1185-1823
Auteur:
J. Loeff
Categorie:
laatste wijziging 26-03-2024
1.252 beschreven archiefstukken
264 gedigitaliseerd
totaal 4.411 bestanden
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)