201 Ryner van Hoeckelum en Lysken Henricks van Gyrenbeeck [e.l.], verlarende dat zij uit goede gunst en genegenheid, die zij, Susanna Hartmants, hun resp. dochter en stiefdochter, toegdragen, puurlijk uit de hand gegeven en getransporteerd hebben en geven en transporteren mits dezen de voorzegde Susanna de helft van hun huizing en hofstad, staande en gelegen in de straat, die naar de grote Oort gaat, waar de gulde Valck uithangt, en zij, comparanten, nu zelf bewonen, tussen huizing der erfgenamen van Bockhorst ter ener- en Lambert Spaermaecker ter andere zijde, waarvan Reyner van Hoeckelum voorzegd de wederhelft op 21-08-1602 van gelijke aan voorzegde Susanna, zijn stiefdochter, uit pure gunst gegeven en opgedragen heeft [enz.];

968 Johan van Rhienen en Geertruijt de Haen, zijn vrouw, te kennen gevende, alzo zijluiden op 05-04-1605 vierdehalf schaar weidens, in het Arnhemmerbroek in het oldemarcksche slach gelegen en Aloff Goossens en Elisabeth, zijn huisvrouw, toebehorende, verpand hebben met de summe van 300 daler en dat de pandbrief, daarvan sprekende alleen schijnt te slaan op hem, comparant Johan van Rhienen, en deszelfs erfgenamen alsof zij, comparanten, geen gemeenschap van goederen hadden, dat derhalve zij, comparanten, betuigden tussen hen gemeenschap van goederen te zijn vermogens de huwelijksvoorwaarden, daarvan zijnde [enz.];

967 Johan Krehefenger en Naelleken Sluyskens, zijn vrouw, sub et re Henrick Wynen en Otgen van Heetterschap[!], zijn vrouw, een moeshof, gelegen buiten St. Johanspoort, oostwaarts St. Johans camp, zuidwaarts Derrick van Volden, westwaarts Laembert Stoeldreyer met Hilleken van Rechen en noordwaarts Johan Krehefenger voorzegd [enz.];

966 Johan Krehefenger en Naelleken Sluyskens e.l. sub et re Derrick van Volden en Grietyen Everwyns, zijn vrouw, een moeshof, gelegen buiten St. Johanspoort, oostwaarts naast St. Johanscamp, zuidwarts Geerlich Gerritsen, westwaarts Phs. Croyss en noordwaarts Henrick Wynen [enz.];