421 Tuigt Johan van Rhienen dat hem nog wel in dachtig is dat hij in de geleden ongeveerlijk wel 13 of 14 jaren geweest is met Engelbertus van der Borch, Meester Jacob Tijmmerman en Johan Wijssijnck en dat zij hebben gezocht van de huize in het signaat, waarin Aelbert Noijth woonde, of daar kwijtschelding geschied was door Mr. Jacob Tymmermans moeder, Aelbert Noytten zuster, of niet, zo nu vonden zij niet dat zij enige kwijtschelding gedaan had van Aelbert Noijth zijn huis; zo heeft Mr. Jacob voorzegd Johan Wijssijnck en Johan van Rhienen gebeden dat zij zoveel doen wilden en wilden Aelbert Noet aanzeggen, als zij gedan hebben, en gezegd tot Aelbert Noijth: zij hadden dat signaat laten openen en konden daar niet in vinden dat daar enige kwijtschelding geschied was; zo heeft Aelbert Noijth tot Johan Wijssijnck en Johan van Rhienen wederom goedlijk geantwoord en gezegd: "kompt toe naemiddage in Sunte Janss cloister, dan wijllen wij alsulcke bewijs thoenen dat Jacob wael gefredicht ende te vreden sijn sal", zo zijn Johan Wijssijnck en Johan van Rhienen weder tot Mr. Jacob Tymmerman gegaan en hebben hem zulks aangezegd; zo heeft Jacob gegaan en wilde 4 of 5 vrienden op zijn dag bidden en heeft gebeden, te weten: Gerrit ten Broick, Derck Heijmerick, Johan van den Bergh, Johan Wijssijnck en Johan van Rhienen; Toen Aelbert Noijth met zijn 2 zonen en met de dochter man, geheten Johan, kwam, zo hebben zij Mr. Jacob voorzegd met scheldinge en scheldwoorden ondeugdelijk uitgericht zodat Mr. Jacobs vrienden zeiden: "wij hedden gemeijnt, gij solt mit vruntschafft handelen end verdragen" en, zo dat kijven en roepen zo groot was, dat de vrienden in vriendschap niet gehouden en zijn weggegaan; - tuigt Jan van den Berge dat hij met meer anderen gebeden is geweest door Jacob Tymmerman op een dag dat Sente Jan gehouden zou worden tussen Jacob voorzegd en Aelbert Noet en zijn kinderen en,

365 Comparuit Hilleken van Tyell met recht besat ter instantie van Gryetgen van Wagensfelt om getuigenis der waarheid te geven en heeft door dwang des rechten getuigd en haar handen op haar borst leggende lijflijk God ten hilligen gezworen dat het zich begeven heeft op Sente Michielss avond Ao. 1561 lestleden dat Thonyss Veren gekomen is in Gryetgens voorzegd huis, waar Hilleken tegenwoordig was en begeerde een kanne wijns te drinken met Gryetgen voorzegd en gad Hilleken een stuk gouds om een kanne wijns te halen gelijk zij gedaan; en heeft een kanne wijns gehaald tot Steven Huegen huis en, zo de waardinne geen klein geld dat van dat stuk gouds weder te geven, heeft zij dat stuk gouds aldaar staan laten en metter kanne wijns gegaan tot Gryetgen van Wagensfelts huis; heeft Thonyss Veren een glas wijns of twee Gryetgen gebracht, onder andere zeggende of hij de nacht niet bij haar slapen mocht, waarop Gryetgen gezegd dat zij van hem niet gescandaliseerd wilde wezen, waarmee Thonyss Gryetgen genomen en in haar bedde geworpen en [Gryetgen] op het bedde gehouden is; Gryetgen toornig geworden en gezegd dat Thonyss haar zou laten gaan in honderd duivel naam en gaan uit haar huis en sloeg naar hem; heeft Thonyss in zijn tesse getast en een pennink daaruit genomen, die hij gebroken en haar de helft gegeven, zeggende dat hij haar daarmede trouwde; waarop Gryetgen gezegd dat, zover Thonyss haar daarmede trouwde, dat zij daarop de halve pennink ontvenge en zeide: "langt my her Uwe handt", waarop Thonyss gezegd en haar zijn hand gegeven, zeggende dat hij niet van haar scheiden wilde [dan als] God en de dood scheidde hen beide van de ander; - zegde Gryetgen wat zij met de loon doen zou; - antwoordde Thonyss dat hij geen goud meer bij hem had en heeft een ring van de hand getagen en Gryetgen gegeven, zeggende dat hij haar daarmede trouwde, niet van haar te scheiden dan als God en de dood hen beide van de ander scheidde;

217 Mechtelt van Rymsdyck heeft verlijd en bekend dat haar uiterste wil en mening is dat alzodane testament als zij gemaakt heeft en hierna beschreven volgt door haar en haar erven achtervolgd en volvoerd zal worden; -in den eersten geeft Mechtelt van Rymsdyck God Almachtig [haar ziel] en begeert begraven te worden in Sente Janskerk en beset in testament dezelve kerk 2 daler; - nog beset zij in testament Frederick, haar broeders dochter, haar huis en hofstede, gelegen in de Kortestraat bij de put, dat zij itzondt bewoont, met al zijn rechten en toebehoren en met het gerede goed en gerackheid als in de kamers is, niet uitgescheiden, uitgenomen een "koytzken" met dat bedde, daarin ligt, en met zijn toebehoren; dat trysoer dat vóór in het huis staat, met 4 tinnen kannen en 3 grote schotels en 3 korte kannekens, 2 de beste luchters en een dozijn tinnen tellers, de grote brouwketel met de grootste koperen pot, haar beste zwarte tabbert en de beste zwarte rok met haar zwarte opgeslagen hoyck en alle linnengewaad, dat tot haar lijf gehoort, en haar beste rinck en haar gordel met haar beste mouwen en beste lap en die "sittende" boven opter kamer staan, zullen daarin blijven; - dit alles voorzegd zal Frederick, haar broeders dochter, vooruit hebben en voort meedelen wes Mechtelt voorzegd nalatende zal van gerede goederen, die in de huize bevonden worden; - ook beset zij in testament haar zusters dochter, Catharina genaamd, een handschrift van 53 keizers gl., sprekende op Henrick van Dornynck Wynaldts; - nog beset zij in testament dezelve Catharina 2 tinnen schotels wegende 12 pond, een koperen pot naast de grootste, nog een ketel naast de grootste, 1 tinnen luchter met 2 komkens, een zoutvat en 2 mosterdschotels en de grootste tinnen kan, deze huisraad voorzegd zal men sluiten in de kist, die boven op de zolder staat, in bewaar tot Catharinen mondige jaren toe en zal deze kist voorzegd daar bij behouden en die 53 Carolus gl.

183 Is verschenen Heese Wolter Beckerss dochter, oud omtrent tussen 80 en 90 jaar, met recht besat ter instantie des Erentvesten en vromen Bernt Momme van Swertesteyn, drost te Orsoey, om getuigenis der waarheid te geven en heeft door dwang des rechten getuigd en haar [handen] op haar borsten leggende lijflijk Gode ten hilligen gezworen, gevraagd zijnde wat haar wittig en kondig is van een uitweg, gaande uit Bernt Mommen voorzegd land, te weten van een kamp lands, genaamd die vyer mergen, in die Sesselinge en alzovoorts strekkende naar de Swertssche campen over of door de Elder zege, [of die] niet altijd gebruikt zij geweest door de bouwman van Bernt Momme en door niemand anders en dat met wilgen te poten en af te snoeien zonder becroen van iemand en [of] door de bouwman van Momme ook altijd alleen ten halve grave gegraven zonder dat Jan Meuwss die iewerlts genoten heeft gehad ? - Heeft Hese voorzegd getuigd en gezegd dat haar vader Wolter Becker over de 60 of 70 jaren en langer, als haar vader op de goede van Bernt Mommen gekomen, zo ener, Steven Henrickss genaamd, daaraf gevaren is, [die uitweg gebruikt heeft] en dat binnen die tijd niemand de voorzegde uitweg gebruikt heeft dan met weten en willen van Bernt Mommen vader of de voorzegde Wolter Becker als pachter van Momme voorzegd; heeft ook mede gezegd dat Arnt Mouwyck, die tegen Jan Meuwss land toen woonde, de uitweg vergund was precario voor een kleine tijd en waarvoor hij tot bekentenisse en recognitie een rund geweidet had, zulks dat zonder oorlof en consent Mommen voorzegd of zijn voorzaten niemand de voorzegde uitweg heeft mogen gebruiken en de wilgen, die nog op de voorzegde uitweg staan, worden nog door de pachter of bouwman van Mommen gebruikt en door niemand anders en dat haar man zal., Derick Henrickss, hooi op de lande van Roloff Momme de basterd gekocht had, waarvoor dat hij de halve grave gegraven heeft van de voorzegde uitweg;