965 Henrick Thonissen van Essen potentiavit Lubbert Thonissen, fratrem, in de zaak, die hij te doen heeft voor den Hove van Gelderland aangaande het heregoed D Oesterhaer contra de nagelaten kinderen zal. Henrick van Mehen ad lites [enz.];

964 Jacob Everts en Naell, zijn vrouw, Lucas Franssen en Herman, zijn vrouw, potentiaverunt Georgium Pannekoick, scholtis te Apeldoorn, om voor geerfden van Veluwe te cederen aan Lubbert Lubbertsen en Merry, zijn vrouw, een hofstedeken met het land, daartoe gehorende, groot ongeveer een molder gezaais, gelegen te Begbergen, Cuynels camp ab una en de gemene weg ab altera [enz.];

963 Johan Otten en Grietgen van Lengell, zijn vrouw, hebben verklaard deugdelijk schuldig te zijn Johan van Loennen en Margaritha van Eymmeren, zijn vrouw, ter oorzake van zeker gekocht erf en leengoed, genoemd Milderdorp, met hofstad, schaapschot en landerijen van wei- en bouwland en holtgewas, daartoe gehorende, zoals gelegen is onder de ambte van Rheden in de kerspel van Ellechem, de somme van 400 Carolus gl. vermogens getekende koopcedul, daarvan op 17 [niet ingevuld] 1608 opgericht, belovende de voorzegde 400 gl. te betalen op Pasen 1611, onder verband van hun personen en goederen en bijzonder van hun, comparanten, huis en hofstad, staande in de Oeverstraat tussen huis en hofstad Jacob Mombs ab una en huis en hofstad van de weduwe zal. Johan Hermssen ter andere zijde [enz.];

962 Herman Janssen voor hem zelf en zich sterk makende voor Ursula, zijn huisvrouw, heeft verlijd en bekend dat Gerrit Schaeck glaesemaecker, zijn zwager, hem voordaan [heeft] alzulk derdedeel van 210 gl. als hij hen moeder Heesken van de Wall, weduwe van zal. Beerndt Schaeck, wegens zijn gekochte behuizing, waarin hij tegenwoordig woont, vermogens koopcedul d.d. 14-04-1604 schuldig bekend heeft, bedankende zijn zwager Gerrit Schaeck daarvan goeder entrichting [enz.];