Menu

De chat is beschikbaar van maandag tot en met vrijdag tussen 13:00 en 16:00 uur. Is de chat offline? Bekijk onze Veelgestelde vragen of stel uw vraag via ons contactformulier.

Uw zoekacties: Heren en graven van Culemborg

0370 Heren en graven van Culemborg

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0370   Heren en graven van Culemborg
Inleiding
01. Auteursrechten en andere rechten
02. Openbaarheid en citeren
03. De Heeren en Graven van Culemborg
04. Verwante geslachten
05. Het goederenbezit in het algemeen
06. De vorming en organisatie van het graafschap Culemborg
07. De leenkamer
08. De geestelijke stichtingen in het graafschap Culemborg
09. De andere bezittingen in Gelderland
10. Bezittingen elders
11. Het archief
12. Aanpassingen in de oorspronkelijke versie van de inventaris
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.036 gedigitaliseerd
totaal 575.207 bestanden
Inventaris
1. Het archief van de Heeren en Graven van Culemborg
2. De archieven van geestelijke stichtingen in het Graafschap Culemborg
3. Varia
4. Regesten
4.2.01. 1-100
4.2.02. 101-200
101 Heer Roprecht van Toynburch, heer van Vernich, en zijn erfzoon Herman, kanunnik ten Dom te Koillen, verpanden aan heer Gerard van Endelsdorp, heer van Gripichoven, hun bosch, afkomstig van Roprechts overleden vrouw, Jutte van Wickerode, gelegen in het kerspel Dalen, en geheeten de Vorst.
103 Arnoldus, heer van Breydenbent, ridder, en schepen van Aquae, erkent gegeven te hebben aan de begijnen te Aquae een rente van 4 mark, gaande uit 4 morgen weiland, gelegen in den Haedmar, en van 32 solidi, gaande uit een huis te Aquae gend. Blankartz-huys, en stelt hiervoor bijzondere voorwaarden.
104 Richter en schepenen van Aquae oorkonden, dat heer Arnoldus genaamd Parvus, heer van Breydenbent, ridder, hun medeschepen, ter eenre en de begijnen Elizabet, Yda en Aleydis ter andere zijde, een nadere overeenkomst aangaan naar aanleiding van de schenking, vermeld in den brief van 1335 September 29. Reg. no. 103.
105-1 Willam Rondeel, knaap, verklaart op te dragen aan heer Hubrecht den Scenk, ridder, heer van Kulenborch, 13 morgen land met een tyns en een hofstede, gelegen op Paeriis, en ontvangt deze goederen daarna van heer Hubrecht voor 10 jaar in pacht.
106 Reynaut, graaf van Ghelren en Zutphen, erkent schuldig te zijn aan "zijn ridder en man" heer Hubrecht den Scenk van Cuylenborch 2000 £ kleine penningen.
107 Deken en kapittel van St. Marie thUtrecht beloven aan heer Peter, heer van der Leck, dat zij geen boete van hem zullen eischen, als hij de pacht van den tol te Smithusen, die thans te Emeric wordt geheven, niet op tijd betaalt, noch ook den tol zullen innen, tenzij de brieven, die zij daarvan bezitten, niet ten volle worden nagekomen.
108 Willem, graaf van Heynnegouwen en Hollant, heer van Vrieslant, erkent van zijn kamerling heer Willem van Duvenvorde, heer van Oesterhout, en van heer Hubrecht Sceynke den koopprijs van de heerlijkheid Haghensteine ontvangen te hebben.
109 De officiaal van den aartsdiaken van Traiectum oorkondt, dat Johannes genaamd Spirinc, pastoor van de kerk van Scalcwiic, aan heer Florentius de Arena, zoon van heer Elyas genaamd van den Zande, ridder, opdracht geeft om heer Hubertus genaamd Sceynk, ridder, die hef patronaatsrecht beweert te hebben, toestemming te vragen tot permutatie van zijn personaatschap.
110 Maria, weduwe van Tiilmannus de Upherten, doet afstand van een rente van 18 denariën, die het klooster van St. Maria ad martires gehouden is te betalen uit 18 morgen, die het gekocht had van Verleta, weduwe van Theodericus de Upherten, en bepaalt, dat hiervoor het klooster de memorie zal houden van haar en haar overleden man.
111 Herman van Velen, knaap, zijn vrouw Gherdrut en hun zoon Symon Herman verklaren verkocht te hebben aan de kerk van Velen een rente van 26 schellingen 's jaars, gaande uit het huis te Voghedine in het kerspel Ghesgheren.
112 AGNES, weduwe van Johannes de Lienden, geeft kennis aan den bisschop van Traiectum, dat zij, met toestemming van heer Lubbertus, rector van de kerk te Lienden, een altaar in die kerk, gewijd aan de H. Maria en Johannes den Evangelist, gesticht heeft, en dit met een rente van 20 pond uit haar bouwing in Aelst begiftigd heeft, en verzoekt om zijn bekrachtiging.
113 Johannes, bisschop van Trajectum, bekrachtigt de stichting, vermeld in den brief van 1337 Februari 15 (reg. no. 112), waar deze is doorgestoken.
114 Cristina, weduwe van Gobelinus Apilionis genaamd Wich de Hertene, erkent mede namens haar kinderen ontvangen te hebben van het klooster Ad Martires buiten de muren van Colonia in erfpacht 3 morgen land bij den hof te Putze bij Harwe en in Warthuse.
115 Adam genaamd Vorne van Aldenhoven, zoon van wijlen Jacobus genaamd Vorne, erkent verkocht te hebben, als voogd van zijn zusters Aleydis en Yde, aan heer Garsilius van Breydenbent, ridder, een rente van 2 malder koren 's jaars, gaande uit 4 morgen, gelegen bij Auttreppen, en een cijns van 1 keulsche mark, gaande uit 3½ morgen, waarvan er 2 gelegen zijn achter den hof te Auttreppen, en 1½ bij het bosch Steynloe.
116 Adam de Gressenich en zijn vrouw Bela erkennen verkocht te hebben aan heer Arnoldus genaamd Parvus, heer van Breydenbent, ridder, een rente van 20 goudguldens 's jaars, gaande uit al hun goederen en renten in Gressenigh, ten deele leenroerig aan Rychaldus, abt van Monasterium St1 Cornelii.
117 Jan van Kulenborch, ridder, verklaart, ten overstaan van zijn broeder heer Hubrecht den Scenk, heer van Kulenborch, op te dragen ten behoeve van zijn broeder Aernt van Kulenborch 6 hoeven land in het Vredestroo, beneden de Lanxmere-wetering, den tiend voorbehouden.
118 Jan, heer van Arkel, doet uitspraak tusschen heer Otte, heer van Asperen en van Haghensteyn, ter eenre, en heer Hubrecht den Scenk, heer van Culenborch, ter andere zijde, over de grenzen van het gericht van Haghensteyn aan beide zijden van de Leck, behalve wat betreft het kerspel Jaersvelt.
118a Henrick van Loenresloot, deken van St. Johan te Utrecht, belooft, dat hij de helft van een halve hoeve land te Scalcwiick, gekocht van zijn zwager Gylis heer Jhanszoon, niet in geestelijke handen zal brengen.
119 Hubrecht Schencke, heer van Culenborch, erkent van Reynaut, hertog van Gelren etc., de stad en de heerlijkheid Culenborch in leen ontvangen te hebben, en de stad steeds voor hem te zullen openen.
120 Hakman Wolf, abt van St. Pouwels tUtrecht, beleent jonkvrouw Mabelye van Bosenchem, vrouw van Alaerd van Buren en dochter van wijlen Ghisebrecht van Caets, met den halven tiend te Kesteren, zooals haar overleden moeder Lysabet dezen gehad had.
121 Arnoldus, heer van Breydenbent, ridder, erkent een rente van 2 malder koren 's jaars, gaande uit de goederen van het Heilige Geesthuis te Aquae, aan het H. Geestaltaar in dat huis geschonken te hebben.
122 Deken en kapittel van St. Johan tUtrecht verhuren aan heer Hubrecht Sceynk, heer van Culenborch, ridder, en zijn twee kinderen Johan en Gheryd, een halve hoeve land te Scalcwiic in de Gheer.
123 Schepenen van Dalen oorkonden, dat Arnoylt en Adaym, zoons van Schalon, erkennen schuldig te zijn aan heer Gerard van Endilsdorp, ridder, heer van Grypenkoyven, een cijns van 12 gulden en 20 kapoenen 's jaars, gaande uit den hof te Dalen, die van hun vader Schalun was.
124 Theodoricus de Kintzwilre en zijn vrouw Aleydis erkennen verkocht te hebben aan heer Arnoldus de Breydenbent, ridder, een rente van 14 kleine goudguldens, gaande uit hun hof in Vusheym en de daarbij behoorende goederen en renten.
125 Reynaut, hertog van Ghelre en graaf van Zutphen, geeft over aan heer Henric, heer van der Leck, zijn man en raad, de mannen en goederen, die hem aangestorven zijn met het huis en de heerlijkheid Haghensteyn, nl. Adaem, heer van den Berghe, heer Everart van Ulft, heer Herman van Steenre, ridders, Deuys van Dyedem en Henric de Ghyer, knapen.
126 Gerardus genaamd Chorus, ridder, Wolterus In Punt en Arnoldus gend. Schifflart, provisoren van het H. Geesthuis te Aquae, oorkonden, dat heer Arnoldus, ridder, heer van Breydenbenth, aan het altaar van den H. Geest in dat huis gegeven heeft een rente van 2 malder koren en eene van 6 mark 's jaars, welke hij uit de goederen van genoemd huis gekocht had.
127 Schepenen van Hoyltzwilre oorkonden, dat jonker Herman van Vairnych en zijn zusters Luccard en Irmegard erkennen verkocht te hebben aan heer Gerard van Endilsdorp, ridder, heer van Grypenkoyven, een rente van 40 malder rogge 's jaars, gaande uit den hof in den Roydholts bij Echenroide.
128 Jan van Culenborch, ridder, heer van Woudenberch, draagt op aan zijn "boel" heer Hubrecht den Sceynk, heer van Culenborch, zijn huis te Culenborch met grachten en voorburcht en alle andere goederen en renten te Culenborch en goederen in de richting van Lanxmare, alles leenroerig aan heer Hubrecht.
129 Jan van Culenborch, ridder, heer van Woudenbrech, erkent verkocht te hebben aan zijn "boel" heer Hubrecht, heer van Culenborch, de goederen en rechten, vermeld in den brief van denzelfden datum (reg. no. 128), en belooft, dat zijn zoon Jan, geboren uit zijn eerste vrouw Sybelya, bij zijn meerderjarigheid eveneens afstand zal doen.
130 Henric van Jutfaas, domdeken tUtrecht, geeft vidimus van den brief van 1312 Juli 17. Reg. no. 35.
131 Henricus de Jutfaes, domdeken van Traiectum, geeft vidimus van den brief van 1316 Mei 1. Reg. no. 43.
132 Reynold, hertog van Ghelre en graaf van Zutfen, verzoekt aan heer Huebert Sceynk, heer van Culenborch. zijn borg te willen zijn tegenover Wolter van Lochorst voor 1900 £ en 20 £ kleine penningen.
133 Arnoilt, heer van Waychtendonc, en zijn vrouw Lutgard erkennen verkocht te hebben aan heer Gerard van Endilsdorp, heer van Grypenkoyven, al hun goed te Calroide, waarbij een regeling wordt getroffen omtrent een schuld van heer Emont van Endilsdorp.
134 Notaris Florentius de Arkell instrumenteert, dat Willam Yn, lombard, afgezant van heer Hubertus Sceynk van Culenborch, Ridder, laat constateeren, dat de pachtbetaling aan het kapittel van St. Pieter wegens verschil in muntwaarde door dit geweigerd is.
135 Notaris Theodericus Splinter Hubertsz. van Lopick instrumenteert, dat Pilgrimus de Reno, kanunnik van St. Pieter, en Wilhelmus Yn, rentmeester van heer Hubertus Scheynke, ridder, heer van Culenborch, vaststellen voor welke waarde een gouden schild, bij de betaling van de pacht door den heer van Culenborch, gerekend zal worden.
136 WernerUS, Garsilius en Johannes, ridders, zoons van wijlen heer Arnoldus, ridder, heer van Breydenbent, verklaren geschonken te hebben aan het H. Geestaltaar in het H. Geesthuis te Aquae een rente van 3 mark 's jaars, gaande uit 2 weilanden in Wurselden.
137 Reynold, hertog van Gelre etc., gelast aan richter en schepenen van Arnhem, op verzoek van heer Huybert Schenck van Culenborgh, vonnis te wijzen als de schepenen van Culenborgh dit zouden vragen.
138 Richter en schepenen van Aquae oorkonden, dat Johannes de Wayderke en zijn vrouw Aleydis, dochter van wijlen Werenbretz, burger van Aquae, aan heer Wilhelmus de Salice, kapelaan van het H. Geestaltaar te Aquae, ten behoeve van dit altaar afstaan een rente van 1 mark 's jaars uit hun huis.
139 Winant Krans Wan der Wey en zijn vrouw Greyte erkennen verkocht te hebben aan heer Karsillis Wan Pallant een rente van 4 mark, 4 kapoenen en 1 malder rogge 's jaars, en stellen als onderpand daarvoor hun huis en hof ter Wey en 4 morgen land daarbij.
140 Winzel en zijn kinderen Henkin, Vynkin en Paze erkennen verkocht te hebben aan heer Karsillis Wan Palant, ridder, een rente van 1 gulden en 1 kapoen 's jaars, waarvoor zij als onderpand geven hun huis c.a. te Rimmelbergh en 1½ morgen daarbij.
141 Karsilis van Palant, ridder, en zijn vrouw Nesa geven in erfpacht aan Johan deme spricht Eynney" en diens vrouw Aylken 3 morgen land, behoorende tot den hof te Vilvennich.
142 Gerardus, pastoor van Culenborch, geeft vidimus van den brief van 1255 April. Reg. no. 6.
143 Heyn Rofsac van Duren en zijn kinderen Wendyl, Meytza, Hylla en Drutgyn erkennen verkocht te hebben aan heer Karsillis van Pallant, ridder, een rente van 2½ malder rogge 's jaars, waarvoor zij als onderpand stellen 6¼ morgen land achter hun hof te Marken, leengoed zijnde van den hof te Bruwiilre.
144 Willem, graaf van Henegouwen en Hollant etc., beleent heer Hubrecht Schenck, heer van Culenborch, met het deel der heerlijkheid Hagesteyn, zooals 's Graven vader hem en Otto, heer van Asperen, daarmede beleend heeft.
145 Wilhelmus, markgraaf van Juliacum, geeft aan het klooster in Rubo sancti Georgii (te Kinzweiler) aan den weg naar Aquae een aantal voorrechten.
146 Rynout, hertog van Gelder etc., en Alianore van Engelandt, hertogin van Gelder etc., erkennen schuldig te zijn aan mr. Hendrick Sudermann, ridder, heer Bertram Suderman, geestelijke, Arnold, Hillebrand en Johanna Suderman, broeders en zuster, 34000 kleine guldens, en verbinden daarvoor den tol van Lobede.
147 Schepenen, raad en burgers van Zutphen bevestigen den brief van 1344 September 15, reg. no. 146, waar deze doorgestoken is.
148 Henkin Emuntsz. Wan der Wey en zijn vrouw Wendel erkennen verkocht te hebben aan heer Karsillis Wan Palande, ridder, een rente van 3 malder rogge 's jaars, en stellen daarvoor als onderpand verschillende stukken land aan den Luger weg.
149 Johan, bisschop van Utrecht, en Robrecht van Erkel, ridder, beloven heer Hubrecht den Sceynk, heer van Culenborch, ridder, schadeloos te houden voor diens borgtocht tegenover Adaem Zoudenbalch.
150 Reynaldus, hertog van Gelria etc., verklaart van abt en convent van St. Paulus te Traiectum het hoog- en laag gericht te Lyenden in pacht genomen te hebben.
151 Jhan van Culenborch, knaap, zoon van heer Jhan van Culenborch. heer van Woudenberch, draagt over aan heer Hubrecht Scheynck, heer van Culenborch, alle rechten op het huis c.a., vermeld in den brief van 1341 Juni 18. Reg. no. 128.
151a Margriete, keizerin van Romen, gravin van Hollandt etc., beleent joncfr. MABeliavan Bueren, dochter van Ghisbert van Kaets, die wegens ziekte niet persoonlijk beleend kan worden, met alle leenen, die zij van den overleden graaf, broeder van de oorkondster, in leen had.
151b Hubrecht van Everdinge, knaap, beleent heer Hubrecht den Scenk, heer van Culenborch, met het gericht te Zidewendervelt met tyns en kerkgift, waarop deze hem 450 £ voorgeschoten heeft, niet te lossen binnen 6 jaar.
151c Hubrecht die Scencke, ridder, heer van Culenborch, bevestigt de voorwaarden, vermeld in den brief van gelijken datum. Reg. no. 151b.
152 Reynout, hertog van Ghelre en graaf van Zutphenne, belooft Jan van Culenborch hulp en bijstand tegen een ieder, met het recht van klokkeslag, en geeft hem de waarden bij Mouderic en Wiel in leen.
153 Broeder Jan van der Vlake, prior, en het convent van de Predikerorde te Utrecht beloven een vierde mis voor de zielen van wijlen heer Hubrecht, heer van Kulenburgh, en diens vrouw Jutte, en maken hen deelachtig aan al hun goede werken.
154 Deken en kapittel van de kerk van St. Johan te Utrecht verklaren verpacht te hebben aan Jhan, heer van Culenborch, knaap, al hun goederen te Bosinchem, behalve de kerkgift en het goed, dat de erfgenamen van heer Steven van Bueren, ridder, van hen houden.
155 Reynout, hertog van Gelre, graaf van Zuetphen, beleent Jan, heer van Kulenborch, met de goederen, die diens vader van hem in leen had.
155a Arnoud, heer van Yselsteyne, beleent, op bevel van hertog Willem van Beyeren, Johan, heer van Culenborch, met de goederen, die diens vader hield van de grafelijkheid van Hollant.
156 Notaris Albertus de A instrumenteert, dat heer Jacobus de Jutfaes, kanunnik van Traiectum, namens Johannes, heer van Culenborch. aanbod van betaling van erfpacht aan het kapittel van St. Pieter gedaan heeft, doch dat dit niet voldoende geacht werd.
157 Reynout, hertog van Gelre en graaf van Zutphen, en vrouwe Alianora van Engelant, verklaren, dat zijn vader aan de malen en katers van Wekenem diens ongeslagen meent te Wekenem in het kerspel Ede als erftynsgoed heeft gegeven, en bevestigen deze transactie, waarvan de malen geen brief ontvangen hadden.
158 Johannes, heer van Arckel, erkent in huur ontvangen te hebben van het kapittel van St. Salvator te Traiectum de tienden te Gasparde en Goetbardingen.
158a Willem, hertog van Beyeren, graaf van Hollandt etc., beleent Mabelia, jonkvrouw van Bueren, en haar zoon Alert van Bueren met de goederen, in leen ontvangen van zijn moeder Margriete, keizerin van Rome (zie reg. no. 151a).
159 Gerard, oudste zoon zoe Guilge, graaf van den Bergh en van Ravensbergh, oorkondt, dat heer Johan Retir van Duren, priester, kanunnik van St. Andreas te Ceullen, zich beklaagd heeft over inbreuk op zijn goed te Lugerberg bij Pirne, en beveelt den landdrost van Guilge, den schout en de schepenen van Pirne hem met rust en zijn goederen vrij van schatting te laten.
160 Wilhem, hertog van Beyeren, etc., beleent Johan, heet van Culenborgh, met de heerlijkheid van der Lee, zooals heer Henric, heer van der Lee, deze bezeten, en heer Johan van Polanen ze in gebruik had gehad.
161 Willem, hertog van Beyeren, etc., machtigt heer Jan, heer van Culenborch, dien hij met de heerlijkheid van der Lee beleend heeft, in het ambacht van Riderkerc en in de andere dorpen, die in het land van der Lee gelegen zijn, een richter te zetten en de achterstallige inkomsten te innen.
162 Wilhelm, markgraaf zu Guilge, geeft aan het goed te Luychgerberche gelijke bescherming, als vermeld in den brief van 1350 November 29. Reg. no. 159.
163 Hubertus de Lienden, ridder, geeft aan den bisschop van Traiectum kennis, dat hij, met toestemming van heer Ghiselbertus, pastoor te Lienden, een altaar en kapellanie in de kerk aldaar heeft gesticht, gewijd aan St. Nicolaus, en daaraan 9½ morgen te Aelst geschonken heeft, en verzoekt om bekrachtiging.
164 Johan, bisschop tUtrecht, en Ghizebrecht, heer van Abcoude en Gazebeke, beloven, dat zij de uitspraak van heer Henric van der Weyde, domdeken, heer Gherard van den Vene, kanunnik ten Dom, heer Eerst van Wulven, heer Jacob van Lichtenberch, ridders, Sweder van Culenborch, Gheraerd Voern van Vyanen, Johan Vtenweerde, Henric van Broechusen, knapen, Tydeman Mouwerkiin en Gheraerd Hombout, burgers te Utrecht, in de geschillen van hen en hun helpers heer Otte van Yselsteyn, heer Dyderic van Zulen, heer Willam van der Horst, heer Johan van Broechusen, heer Beernd Uten Enghe, heer Willam Zuermont, de steden Utrecht en Amersfoerde, ter eenre, en heer Johan, heer van Culenborch en van der Leck, en heer Johan van Culenborch heer JohanS zoon, ten andere, zullen nakomen.
165 Eernst die Cuper, richter te Culenborch, Everaet Scaep, Lambert Hubertsz., Gheryt Egbertsz., en Willam Coppenz., schepenen aldaar, oorkonden, dat heer Willam Meercorn, priester, overdraagt aan Jan Bertoutsz. een erfpachtsbrief uit een huis en hofstad.
166 Bernart van Wyswilre, zoon van wijlen Kleyn Reymars, gaat met heer Karsilis van Palant, ridder, een ruil aan, waarbij de laatste, tegen afstand van een huis en hof te Lamberstorp en betaling van 900 oude schilden, het huis te Wyswilre verkrijgt.
167 Paus Innocentius beveelt aan den proost van Traiectum en de dekens van St. Georgius te Colonia en St. Johannes te Leodium, ten verzoeke van deken en kapittel van St. Petrus te Traiectum, maatregelen te nemen tegen hen, die het eigendom der kerk aantasten of in bezit nemen.
168 Wilhelm, markgraaf van Guilge, schenkt aan Walraven van Cheine een rente van 15 £ zwarte tournoysen, gaande uit zijn tol te Birckstorp.
169 De deken van St. Johannes te Leodium, mede namens den deken van St. Peter te Traiectum, den proost van Traiectum en den deken van St. Georgius te Colonia, benoemd volgens de bul van 1354 Mei 31 (reg. no. 167), gelast aan alle geestelijken en notarissen, de personen, door brenger dezes genoemd, voor hem te dagvaarden, en hem daarvan uitvoerig verslag te doen.
170 Herman Harpersz. van Pirne en zijn vrouw Yda verkoopen aan heer Karsyllis van Palant, ridder, een rente van 4 malder rogge 's jaars, waarvoor zij tot onderpand stellen eenige stukken land.
171 Hertog Willem van Beyeren, graaf van Holland, etc., geeft, wegens de trouwe diensten van zijn raad Jan, heer van Culenburch en van der Leck, aan de poorters van Culenburch vrijdom van water- en landtollen in Holland en Zeland.
172 Johannes, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat Mechtelt van Ryede, weduwe van heer Herberen van Ryede, ridder, in de parochie Huesden een kapittel van 5 kanunniken sticht.
173 Karsilis van Pallant, ridder, en zijn vrouw Nesa sluiten, naar aanleiding van den verkoop door heer Gerart Rost, ridder, zoon van wijlen heer Wilhelm Rost, ridder, aan hen van het huis en hof Vreichgen met de daarbij behoorende te Colne te innen renten, een verdrag van vriendschap met de stad Colne, waarvan Karsilis burger zal worden, en beloven het genoemde huis niet te zullen versterken.
174 Willem van Beyeren, graaf van Holland, etc., belooft aan den heer van Culenburch alle onkosten te zullen vergoeden, die deze maakt in den op 21 Mei begonnen tocht tegen den Bisschop en de stad Utrecht.
175 Philip van Westerburch en zijn vrouw Paza, wonende te Moellenarcken, verklaren verkocht te hebben aan heer Karsiles van Meroide en diens vrouw Nelle hun tiend te Hoycheyn in het kerspel Oevercirne, zijnde een burgleen van Moellenarcken, waarna Wilhelm, markgraaf van Guilghe, als leenheer, na opdracht door Philips en diens vrouw, heer Karsiles en diens vrouw met genoemden tiend beleent.
175a Johan, bisschop van Utrecht, geeft kwijtschelding aan heer Johan, heer van Culenborch en van der Lecke, van alle verbintenissen, die deze met hem aangegaan heeft.
175b Burgemeesters, schepenen en raad van Utrecht geven kwijtschelding aan heer Johan, heer van Culenborch en van de Leck, van alle verbintenissen, die deze met hen aangegaan heeft.
176 Vrederic van Baer, deken van St. Johan tUtrecht, geeft vidimus van den brief van 1332 Mei 31. Reg. no. 89.
177 Jan, abt van St. Marienwerde, geeft vidimus van den brief van 1335 Maart 27. Reg. no. 99.
178 Jan van Pollanen, heer van der Leck en Breda, erkent schuldig te zijn aan hertog Willem van Beyeren een som van 20000 oude schilden.
179 Deken en kapittel van St. Pieter te Trajectum benoemen Albertus de A, geestelijke, tot hun procurator.
180 Jan, abt van St. Marienweerde, geeft vidimus van den brief van 1347 Augustus 2. Reg. no. 152.
181 Henricus de Myerlaer, proost van Traiectum, samen met de dekens van St. Georgius te Colonia en St. Johannes te Leodium, benoemd volgens de bul van 1354 Mei 31 (reg. no. 167), draagt op aan Fredericus de Doesborch, kanunnik te Traiectum, voor de uitvoering van genoemde bul, waarvoor hijzelf het te druk heeft, zorg te dragen.
182 Johannes, heer van Culenborch en Lecka, ridder, benoemt Rutgerus Wstinc, Johannes Heys en Johannes de Ysenderen tot zijn procuratoren.
183 Broeder Coynrayd, prior, en het convent van Paradyse bij Duren van de orde van St. Wylhelm, beloven voor heer Karselys van Palant, die hun een schenking gedaan heeft, voor zijn vrouw Nese, hun beider ouders, hun zoon heer Arnuld en hun andere kinderen, alsmede voor vrouwe Nese van der Heyden, een dagelijksche mis te lezen op het O.L. Vrouwen-altaar.
184 Jan van Bloemensteyn, ridder, Ghiisbert van der Weide, Jan van Blochoven en Wouter Coevoet, knapen, leenmannen van heer Jan, heer van Culenborch en van der Leck, oorkonden, dat deze Willam die Sluter Stevensz. beleende met een waard voor Lecsmond, zooals Hubrecht van der Weide ze bezat, leenroerig aan de heerlijkheid Haghensteyn.
185 De officiaal van den aartsdiaken van Trajectum verklaart, dat notaris Albertus de A tot zijn plaatsvervanger benoemt Henricus de Bramen, geestelijke.
185b Herman Godevaertsz., Gherit Zurinck en Beernt Petersz., schepenen in Vianen, oorkonden dat Gysebert Reynersz. belooft aan den heer van Culenborch, dat de uterdijk bij den windmolen te Gasperweerde leenroerig zal blijven aan dien heer, dan wel door een ander leengoed vervangen zal worden.
186 Alaert, heer van Bueren, knaap, belooft Gheryt van Culenborch schadeloos te houden voor de medebezegeling van den brief, waarin hij zijn vrouw Elisabet lijftocht.
187 Alaert, heer van Bueren, knaap, belooft heer Johan, heer van Culenborch en van der Leck, schadeloos te houden voor de mede-bezegeling van den brief, waarin hij zijn vrouw Elizabet lijftocht.
187a Willam Mercoern, kanunnik te Steenwiick, geeft vidimus van den brief van 1327 December 11. Reg. no. 70a.
188 Otto, heer van Arckel, erkent in pacht te hebben ontvangen van deken en kapittel van Traiectum de tienden in Gasparde en in Goebertingen, binnen- en buitendijks gelegen.
189 Dirc, heer van Brederode, belooft aan zijn zoon Walraven bij diens huwelijk met jonkvrouwe Beerte, dochter van den heer van Egmond, als leen de ambachten van der Are en van Zuetermere, en een rente van 500 £ 's jaars, en aan Beerte als lijftocht een rente van 150 £, 's jaars.
190 Johan van Oen, abt van St. Pouwels tUtrecht, beleent jonkvrouwe Mabelya van Boesinchem, vrouw van Aellaert van Buren en dochter van wijlen Ghisebrecht van Caets en diens vrouw Lisebette, met den halven tiend te Kesteren, zooals haar ouders daarmede beleend waren.
191 Wilhem, hertog van Guilge, graaf van Valkenborch en heer van Monyoie, belooft met het borgleen te Bardenbach, dat tot Willemsteyn behoort en thans bezeten wordt door Yrmegard, weduwe van Pauel van Nederbardenbach, na haar dood heer Bernart van Kyntzwylre te zullen beleenen.
192 Heynric van der Weide, domdeken van Utrecht, geeft vidimus van den brief van 1347 Augustus 2. Reg. no. 152.
193 Wilhelm, hertog van Gulge, etc., vergunt aan 2 hoeven land, toebehoorende Mathiis van Vruirtzheim, die hem trouwe diensten bewezen heeft, vrijdom van schatting, beden en diensten.
194 Edwaert, hertog van Gelren en graaf van Zutphenne, belooft aan heer Jan, heer van Culenborch en van der Leck, dat hij diens "hoofdheer" zal zijn in zijn oorlog tegen zijn broeder, den graaf van Cleve en heer Sweder, heer van Voerst en van Keppel, en hun partij, dat hij zich niet met Cleve zal verzoenen, zoolang de heer van Culenborch zijn tol-dien hij hem toestaat te verleggen naar Lobith - niet te Emmerik vrij kan innen, dat hij zich niet met den heer van Voerst en de "Hekerspartye" zal verzoenen, voordat de heer van Culenborch het huis then Weerde teruggekregen heeft, en dat de gevangenen, die voor Tyel gemaakt worden, den neer van Culenborch en diens broeder Peter oervede zullen doen.
0370 Heren en graven van Culemborg
Inventaris
4. Regesten
4.2.02. 101-200
194
Edwaert, hertog van Gelren en graaf van Zutphenne, belooft aan heer Jan, heer van Culenborch en van der Leck, dat hij diens "hoofdheer" zal zijn in zijn oorlog tegen zijn broeder, den graaf van Cleve en heer Sweder, heer van Voerst en van Keppel, en hun partij, dat hij zich niet met Cleve zal verzoenen, zoolang de heer van Culenborch zijn tol-dien hij hem toestaat te verleggen naar Lobith - niet te Emmerik vrij kan innen, dat hij zich niet met den heer van Voerst en de "Hekerspartye" zal verzoenen, voordat de heer van Culenborch het huis then Weerde teruggekregen heeft, en dat de gevangenen, die voor Tyel gemaakt worden, den neer van Culenborch en diens broeder Peter oervede zullen doen.
Datering:
1361 November 20 [des Saterdaechs voer sente Clementsdach pape]
NB:
a. Oorspr. (Inv. no. 12), met het geschonden zegel van den oorkonder, in roode was.
Gedrukt: Nijhoff, Gedenkwaardigheden II, no. 116.
b. Afschriften in Inv. no. 1787, fol. 3 verso en fol. 36 verso.
c. Afschrift in Inv. no. 2297, Antwoord, bijlage P7.
Toegangsnummer:
0370 Heren en graven van Culemborg
laatste wijziging 23-12-2010
195 Johan, bisschop tUtrecht, en Gheryt van den Vene, proost van Aernhem, beloven Gheryt van Culenborch, knaap, schadeloos te houden voor een borgstelling bij Wouter Coevoet.
196 Cone van Boilheim, ridder, en zijn vrouw Irmgart erkennen verpand te hebben aan Mathis van Vroirtzheim en diens vrouw Lyeverade den hof met 1 hoeve land en 20 morgen bosch te Vroirtzheim, hofgoed van de proostin van Rechlinkusen.
197 De schepenen van Vroitzheim verklaren, dat zij aan het bevel van den Hertog, vermeld in den brief van 1361 November 13, zullen voldoen. Reg. no. 193
198 Alart, heer van Bueren, knaap, Mabely, jonkvrouwe van Bueren, Lysebet van.Bueren, vrouwe van Liesvelt, en Otte van Bueren, heer van Balghoyen, knaap, oorkonden, dat Lyesbet van Bronchorst, vrouwe van Bueren, hun respect, vrouw, dochter, zuster en nicht, van haar huwelijksmedegave gekocht heeft van Otte van Bueren vnd. en hun verwant Willem van Hese 56 morgen land onder Bueren en Assche met een hofstad te Bueren in de Donckerstraet, en een rente van 25 £ 's jaars uit 26 morgen en 1 hont in de Asscher meent, en beloven haar het rustig bezit.
199 Roderick, heer van Voorst en Keppel, belooft Eduwart, hertog van Gelre etc., niet te zullen aanspreken wegens schade, hem door diens vader hertog Reynout aangedaan.
200 Hubrecht van Goetberdingen, knaap, schenkt de collatie van het H. Geestaltaar in de parochiekerk te Everdingen aan heer Johan, heer van Culemborch en van der Leck.
4.2.03. 201-300
4.2.04. 301-400
4.2.05. 401-500
4.2.06. 501-600
4.2.07. 601-700
4.2.08. 701-800
4.2.09. 801-900
4.2.10. 901-1000
4.2.11. 1001-1100
4.2.12. 1101-1200a
4.2.13. 1201-1300
4.2.14. 1301-1400
4.2.15. 1401-1500
4.2.16. 1501-1600
4.2.17. 1601-1700
4.2.18. 1701-1800
4.2.19. 1801-1900
4.2.20. 1901-2000
4.2.21. 2001-2100
4.2.22. 2101-2200
4.2.23. 2201-2300
4.2.24. 2301-2400
4.2.25. 2401-2500
4.2.26. 2501-2600
4.2.27. 2601-2700
4.2.28. 2701-2804
4.2.29. S1-S100
4.2.30. S101-S131
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.036 gedigitaliseerd
totaal 575.207 bestanden

Kenmerken

Datering:
1241-1810
Auteur:
A.P. van Schilfgaarde, K.J.W. Peeneman, W.F.M. Ahoud
Categorie:
laatste wijziging 06-04-2024
11.613 beschreven archiefstukken
4.036 gedigitaliseerd
totaal 575.207 bestanden
 
 
 

Contact

location Westervoortsedijk 67-D
     6827 AT Arnhem
     (parkeerplaats aan de
     Mercatorweg)

E-mail Contactformulier
Telefoon  Telefoon
calender2 Openingstijden studiezaal

Handige links

Disclaimer
Klachten
Privacy statement
Toegankelijkheid
Wet open overheid (WOO)