34 AILWARDUS MENSANA en THITARDUS EBECANA, rechtsprekers in het land van Herlingie, beloven aan richters, schepenen en ingezetenen van Ernum bescherming en rustig verkeer. Oorspr. (Inv. no. 3229); het zegel is verloren

35 REYNOUT, zoon van den graaf van Gelre, geeft met advies van zijn raden heer WOLTER, heer van Keppel, heer JACOB VAN MIRRLAER en OTTO VAN HAELT een verklaring, wat onder woeker is te verstaan, en hoe de schepenen van Arnhem daarover zullen hebben te vonnissen.
a. Oorspr. (Inv. no. 1057), met het zegel van den oorkonder.
b. Afschrift in Inv. no. 1076, fol. V.
c. Afschrift in Inv. no. 1077, fol. 11

36 Schout, schepen, raden en de gemeente der stad Arnhem oorkonden, dat WYNANDUS, zoon van THEODERICUS genaamd TYKE verklaard heeft de helft van het veerschip te Arnhem van deken en kapittel van St. Petrus te Traiectum in leen te hebben ontvangen op voorwaarde, dat na het overlijden van THEODERICUS diens oudste zoon of oudste dochter het halve veer tegen een heergewaad van 5 pond zal ontvangen. Oorspr. (Inv. no. 2418), met het geschonden stadszegel en het geheimzegel der stad als tegenzegel

37 Schepenen, raad en burgerij van Arnhem beloven de burgers CEZARIUS MAURICIUS' ZOON, ARNOLDUS DE GRUTHUS, GERARDUS DE ANGHERLO en JACOBUS genaamd KETELBOET, die in 1315 naar Woudrinchem waren gezonden, om bij den lombard JOHANNES DE HALEN 800 pond kleinpenningen op te nemen voor borgstelling ten behoeve van den graaf van Gelria, te zullen schadeloos houden. Oorspr. (Inv. no. 1102); het stadszegel is verloren