
N.B. Bij de ineenstorting van het Franse bestuur in november 1813 waren veel rekeningen en begrotingen van gemeenten (communes) nog niet door de bevoegde instanties gecontroleerd en vastgesteld. Deze achterstand werd tussen 1814 en 1825 weggewerkt. In de voormalige arrondissementen (vanaf 1814 kwartieren) werden Commissarissen-speciaal voor het opnemen der gemeenterekeningen van voor 1814 aangewezen, die gewoonlijk het eigenlijke controlewerk uitvoerden. In het arrondissement Tiel lijkt de kwartierscommissaris zelf als zodanig te hebben gefunctioneerd. De vaststelling van de rekeningen geschiedde aanvankelijk meestal door de Gouverneur, vanaf 1819 meest door GS. In een enkel geval is een rekening door de Rekenkamer in Den Haag vastgesteld.
De stukken zijn bij de inventarisatie van de Bataafs-Franse archieven (toegang 16) afgezonderd. Strikt genomen horen ze deels tot het archief van de Gouverneur, deels tot dat van GS. Uit praktische overwegingen is de collectie hier bij elkaar gehouden. De stukken zijn ingedeeld naar de oude orde: naar departement en arrondissement (gebiedsindeling van de Franse departementen Boven-IJssel en Monden van de Rijn; zie toegang Bataafs-Franse archieven, deel IV, p. 1809). Binnen de arrondissementen gaan de steden voorop, gevolgd door de plattelandsgemeenten. Aan de collectie is een aantal eveneens uit de Bataafs-Franse archieven bij inventarisatie afgezonderde rekeningen van comptabele functionarissen die ook na 1813 zijn afgehoord, toegevoegd, met enkele losse stukken.
N.B. Bij de ineenstorting van het Franse bestuur in november 1813 waren veel rekeningen en begrotingen van gemeenten (communes) nog niet door de bevoegde instanties gecontroleerd en vastgesteld. Deze achterstand werd tussen 1814 en 1825 weggewerkt. In de voormalige arrondissementen (vanaf 1814 kwartieren) werden Commissarissen-speciaal voor het opnemen der gemeenterekeningen van voor 1814 aangewezen, die gewoonlijk het eigenlijke controlewerk uitvoerden. In het arrondissement Tiel lijkt de kwartierscommissaris zelf als zodanig te hebben gefunctioneerd. De vaststelling van de rekeningen geschiedde aanvankelijk meestal door de Gouverneur, vanaf 1819 meest door GS. In een enkel geval is een rekening door de Rekenkamer in Den Haag vastgesteld.
De stukken zijn bij de inventarisatie van de Bataafs-Franse archieven (toegang 16) afgezonderd. Strikt genomen horen ze deels tot het archief van de Gouverneur, deels tot dat van GS. Uit praktische overwegingen is de collectie hier bij elkaar gehouden. De stukken zijn ingedeeld naar de oude orde: naar departement en arrondissement (gebiedsindeling van de Franse departementen Boven-IJssel en Monden van de Rijn; zie toegang Bataafs-Franse archieven, deel IV, p. 1809). Binnen de arrondissementen gaan de steden voorop, gevolgd door de plattelandsgemeenten. Aan de collectie is een aantal eveneens uit de Bataafs-Franse archieven bij inventarisatie afgezonderde rekeningen van comptabele functionarissen die ook na 1813 zijn afgehoord, toegevoegd, met enkele losse stukken.
Kenmerken
- Zonder categorie