N.B. De Jachtwetten in de 19e eeuw regelden zowel jacht- als visserijzaken. Volgens de Jachtwet S. 1814 nr. 79 (1814-1852) was het oppertoezicht over de jacht en de visserij opgedragen aan de opperhoutvester en aan hem ondergeschikte houtvesters, die aan het hoofd stonden van jachtdistricten. De rol van het provinciaal bestuur op het gebied van de jacht en visserij was beperkt, veelal adviserend en in een enkel geval beslissend, bijvoorbeeld de bepaling van de afstand waarbinnen mocht worden gejaagd bij een eendenkooi. De organisatie van houtvesterijen werd in 1852 opgeheven, waardoor het provinciaal bestuur meer invloed kreeg. Volgens de Jachtwet S. 1857 nr. 87 (1857-1923) bepaalden GS jaarlijks het tijdstip van de opening en de sluiting van de jacht en de visserij. De CdK maakte het besluit bekend. Eigenaren van eendenkooien en duiventillen dienden jaarlijks hun kooien en tillen bij de CdK te laten registreren. GS adviseerden de regering bij de behandeling van een aanvraag voor de
oprichting van eendenkooien en duiventillen. GS droegen, samen met hun collega's uit Overijssel en Utrecht, een kandidaat voor het College voor de Zeevisserijen. GS gaven toestemming aan gemeenten om rechtsgedingen aan te gaan inzake geschillen over vis- en jachtrechten. De CdK gaf jachtakten af. PS stelden een jacht- en visserijreglement vast, dat onder meer de jacht op grofwild en het te gebruiken vistuig regelde.
Met de Jachtwet S. 1923 nr. 331 (1924-1954) verminderde de rol van het provinciaal bestuur op het gebied van de jacht enigszins. Zo werd de opening en sluiting van de jacht door de minister van Landbouw bepaald, gehoord GS. Zie ook rubriek 6.
N.B. De Jachtwetten in de 19e eeuw regelden zowel jacht- als visserijzaken. Volgens de Jachtwet S. 1814 nr. 79 (1814-1852) was het oppertoezicht over de jacht en de visserij opgedragen aan de opperhoutvester en aan hem ondergeschikte houtvesters, die aan het hoofd stonden van jachtdistricten. De rol van het provinciaal bestuur op het gebied van de jacht en visserij was beperkt, veelal adviserend en in een enkel geval beslissend, bijvoorbeeld de bepaling van de afstand waarbinnen mocht worden gejaagd bij een eendenkooi. De organisatie van houtvesterijen werd in 1852 opgeheven, waardoor het provinciaal bestuur meer invloed kreeg. Volgens de Jachtwet S. 1857 nr. 87 (1857-1923) bepaalden GS jaarlijks het tijdstip van de opening en de sluiting van de jacht en de visserij. De CdK maakte het besluit bekend. Eigenaren van eendenkooien en duiventillen dienden jaarlijks hun kooien en tillen bij de CdK te laten registreren. GS adviseerden de regering bij de behandeling van een aanvraag voor de
oprichting van eendenkooien en duiventillen. GS droegen, samen met hun collega's uit Overijssel en Utrecht, een kandidaat voor het College voor de Zeevisserijen. GS gaven toestemming aan gemeenten om rechtsgedingen aan te gaan inzake geschillen over vis- en jachtrechten. De CdK gaf jachtakten af. PS stelden een jacht- en visserijreglement vast, dat onder meer de jacht op grofwild en het te gebruiken vistuig regelde.
Met de Jachtwet S. 1923 nr. 331 (1924-1954) verminderde de rol van het provinciaal bestuur op het gebied van de jacht enigszins. Zo werd de opening en sluiting van de jacht door de minister van Landbouw bepaald, gehoord GS. Zie ook rubriek 6.
Kenmerken
- Zonder categorie