De materiële staat waarin het archief bij de overbrenging verkeerde, was zeer redelijk. Slechts een aantal kaarten had als gevolg van minder deskundige behandeling en berging enigszins geleden.
Het archief kenmerkt zich door een verheugende volledigheid; met name de financiële administratie (rekeningen vanaf 1570, bijlagen tot de rekeningen vanaf 1613) vertoont weinig lacunes. Notulen zijn er vanaf 1595. Informatie omtrent de middeleeuwse geschiedenis van de Broederschap, vooral wat betreft onroerende goederen en renten, verschaffen de talrijke goed geconserveerde charters en de in de negentiende eeuw ten onrechte als „cartularia" aangeduide registers. * Het oudste van deze registers is eerst in 1963, na aankoop via het Amsterdamse antiquariaat Hertzberger & Co, weer bij het archief gevoegd. Uit het feit dat het in Nijhoffs inventaris niet wordt vermeld, kan worden opgemaakt dat het al vóór 1866 van het archief moet zijn afgedwaald; misschien is dit in januari 1795 gebeurd, toen ingekwartierde Franse soldaten als vandalen in „de Kamer" hebben huisgehouden.
Ofschoon een aantal bescheiden is voorzien van aantekeningen die op een oorspronkelijke administratieve orde duiden, was het niet mogelijk deze te reconstrueren. Wel is bij de inventarisatie naar vermogen rekening gehouden met de organisatorische structuur van de Broederschap. Zo zijn de stukken betreffende het beheer der goederen en bezittingen districtsgewijs geordend, in grote trekken overeenkomstig de verdeling die de broeders zelf gedurende enige eeuwen hebben aangehouden. Binnen de hoofd- en onderafdelingen van de inventaris is gestreefd naar een zo consequent mogelijk volgehouden chronologische volgorde.
Als afsluitingsjaar van deze inventaris is 1892 aangehouden, het jaar waarin de gehele administratie van de Broederschap ingrijpend werd gereorganiseerd en, met name wat het rentmeesterschap betreft, definitief werd gebroken met vanouds gevolgde tradities. Als eindjaar voor de regestenlijst is 1588 gekozen. Na dit jaar worden akten en afschriften hiervan schaarser; de aldus optredende hiaten worden echter goeddeels overbrugd door de nagenoeg integraal bewaard gebleven series rekeningen en notulen.