Omtrent de voorgeschiedenis van dat contract kan het volgende worden opgemerkt.
Toen het Rijk in 1879 te Arnhem het nog bestaande archiefgebouw stichtte, bevond zich het oud-archief der gemeente in een niet tegen brand beveiligd lokaal ten stadhuize, onder het beheer van Ds. H. W. J. SANNES, die tegelijk gemeentearchivaris en bibliothecaris der Openbare Bibliotheek was. In November van dat jaar gaf de archivaris in Gelderland, JHR. MR. TH. H. F. VAN RIEMSDIJK, aan de betrokken autoriteiten in overweging, met de instemming van den gemeentearchivaris, om in het nieuwe Rijksarchiefgebouw de noodige ruimte beschikbaar te stellen voor het Arnhemsche archief en zijn archivaris. Nog voordat de overbrenging had kunnen plaats hebben overleed de archivaris en werd als zoodanig, in Maart 1880, vervangen door JHR. MR. VAN RIEMSDIJK zelf, wien door den Minister van Binnenlandsche Zaken werd toegestaan, die betrekking met de zijne te vereenigen. Nadat in Mei 1880 het Rijksarchiefgebouw in gebruik was genomen, vond in Juni de overdracht van het Arnhemsche archief plaats, t.w. van het van vóór 1814 dagteekenende gedeelte en met uitzondering van de bij den Burgerlijken Stand in gebruik zijnde oude kerkelijke registers. Zoodoende is de nauwe band tusschen het Rijk en de gemeente Arnhem op archiefgebied gelegd, die nog thans bestaat en voor beide, maar zeker niet het minst voor de Gemeente, voordeelen oplevert.
De Rijksarchivaris in Gelderland, MARTENS.