N.B. Aanhangsel I is bewerkt door Mej. dra. A.J. MARIS Ter verklaring van de aanwezigheid dezer collectie stukken alhier, zie men de noot bij Inv. no. 4508.
De St. Martinus' kerk te Arnhem, sinds 1453 gewijd aan St. Eusebius, werd bij pauselijk privilegie van 11 Maart 1258
(Regest 9) geïncorporeerd bij de abdij van St. Salvator te Prüm, waarvan zij oorspronkelijk een eigenkerk was. Eén der conventualen zou met de zielzorg worden belast, terwijl de pastorie-inkomsten met de tafelgoederen der abdij werden vereenigd.
De met de pastoorsfunctien te Arnhem belaste priester beheerde de pastoriegoederen, totdat deze krachtens het plakkaat van den Gelderschen Landdag van 31 Mei 1580, waarbij de geestelijke goederen "ad pios usus" bestemd werden, eerst onder het beheer van de reeds in 1581 opgeheven kerke-rekenkamer en vervolgens onder dat der Geldersche Rekenkamer gebracht werden.
In 1589 ging de stad Arnhem over tot het oprichten van een stedelijk rentambt der pastoriegoederen (Raadssignaat, 1589 Sept. 2 en Dec. 5). De bescheiden, welke op de pastorie betrekking hebben, zijn bij deze gelegenheid van de Rekenkamer opgevraagd.
Waarschijnlijk zijn de charters en papieren, welke de laatste pastoor bij zijn overlijden in 1591 nog onder zich had, vanwege den magistraat in beslag genomen.
In het einde der 16e eeuw waren er 25 vicarieën in de kerk gevestigd. De gezamenlijke, aan die stichtingen verbonden vicarissen vormden een college, dat in 1423 statuten ontving, welke in 1451 opnieuw werden vastgesteld. Twee hunner waren belast met het beheer der aan het college behoorende goederen. In 1580 bleven enkele der overgebleven vicarissen dit beheer voortzetten, totdat in 1588 de stad het rentambt der vicarie-goederen oprichtte (Raadssignaat, 1588 Maart 24). Hiermede verkreeg de Arnhemsche magistraat de onder den laatsten vicaris, heer REYNER SYMONSZ., berustende stukken.
N.B. Aanhangsel I is bewerkt door Mej. dra. A.J. MARIS Ter verklaring van de aanwezigheid dezer collectie stukken alhier, zie men de noot bij Inv. no. 4508.
De St. Martinus' kerk te Arnhem, sinds 1453 gewijd aan St. Eusebius, werd bij pauselijk privilegie van 11 Maart 1258
(Regest 9) geïncorporeerd bij de abdij van St. Salvator te Prüm, waarvan zij oorspronkelijk een eigenkerk was. Eén der conventualen zou met de zielzorg worden belast, terwijl de pastorie-inkomsten met de tafelgoederen der abdij werden vereenigd.
De met de pastoorsfunctien te Arnhem belaste priester beheerde de pastoriegoederen, totdat deze krachtens het plakkaat van den Gelderschen Landdag van 31 Mei 1580, waarbij de geestelijke goederen "ad pios usus" bestemd werden, eerst onder het beheer van de reeds in 1581 opgeheven kerke-rekenkamer en vervolgens onder dat der Geldersche Rekenkamer gebracht werden.
In 1589 ging de stad Arnhem over tot het oprichten van een stedelijk rentambt der pastoriegoederen (Raadssignaat, 1589 Sept. 2 en Dec. 5). De bescheiden, welke op de pastorie betrekking hebben, zijn bij deze gelegenheid van de Rekenkamer opgevraagd.
Waarschijnlijk zijn de charters en papieren, welke de laatste pastoor bij zijn overlijden in 1591 nog onder zich had, vanwege den magistraat in beslag genomen.
In het einde der 16e eeuw waren er 25 vicarieën in de kerk gevestigd. De gezamenlijke, aan die stichtingen verbonden vicarissen vormden een college, dat in 1423 statuten ontving, welke in 1451 opnieuw werden vastgesteld. Twee hunner waren belast met het beheer der aan het college behoorende goederen. In 1580 bleven enkele der overgebleven vicarissen dit beheer voortzetten, totdat in 1588 de stad het rentambt der vicarie-goederen oprichtte (Raadssignaat, 1588 Maart 24). Hiermede verkreeg de Arnhemsche magistraat de onder den laatsten vicaris, heer REYNER SYMONSZ., berustende stukken.